De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)

[p. 58]

De vierde zondag na Pasen
Cantate

Cantate

Introituslied naar de antifoon van deze Zondag, psalm 98 vs 1 en 2. Bij dit lied zie men De Adem van het Jaar, pp. 176-177.

Zingt voor den Heer een nieuw gezang,
Hij laaft u heel uw leven lang
met water uit de harde steen,
het is vol wonderen om u heen.

Hij gaat u voor in wolk en vuur,
gunt aan uw leven rust en duur
en geeft het zin en samenhang,
zingt dan den Heer een nieuw gezang!

Een lied van uw verwondering
dat nog uw naam niet onderging
maar weer opnieuw geboren is
uit water en uit duisternis.

De hand van God doet in de tijd
tekenen van gerechtigheid,
de Geest des Heren vuurt ons aan,
de heil'ge tekens te verstaan.

Wij zullen naar Zijn land geleid

dóórleven tot in eeuwigheid

en zingen bij Zijn wederkeer

een nieuw gezang voor God den Heer.

Van Noach met zijn achten

Schriftuurlijk lofgezang over Genesis 8

Daar is de ark van Noach,
de schepping in Gods hand,
de schaapjes op het droge
die uitzien naar het land.

Daar is een nieuw beginnen,
daar is een nieuw besluit:
de vogel van Gods minne
vliegt over 't water uit.

Daar is een nieuw verwachten,
de bakens zijn verzet
en Noach met zijn achten
is uit de dood gered.

o Duif, o geest van vrede
die ons gegeven is,
breng groene hoop ook heden
gelijk in Genesis!

Wij komen op het droge

als schaapjes van den Heer,

de duif schiet uit den hoge

op land en water neer.

[p. 59]

Alle goede gave

Epistelgezang naar Jacobus 1 vs 17-21. Bij dit lied zie men: Wij moeten Gode zingen pp. 22-23.

Bij God is geen schijn of schaduw,
geen zweem van verandering,
sinds Hij in Mozes' dagen
naar Kanaän toeging.

Toen deed Hij het water knielen,
Hij liep als een vuur vooraan,
de zee likte zijn hielen,
de vijand kwam tot staan.

Het regende brood van boven,
maar in het beloofde land,
daar staan de korenschoven
als kinderen hand aan hand.

En daar vloeien melk en honing
en daar rijpt de rode wijn,
daar kiest de grote koning
zijn koninklijk domein.

Daar heeft Hij aan ons gegeven
Zijn Woord en dat is het brood
voor aller mensen leven
in alle aardse nood.

Want zo heeft de Heer gesproken:
Mijn lichaam is waarlijk spijs,
het is voor u verbroken,
een vrucht van 't paradijs.

En waarlijk om u te laven
vergiet ik mijn bloed en ziel,
de allervolmaaktste gave
die uit den hemel viel.

Dus daar zullen wij van zingen,
wij zijn aan het licht gebracht
door God als eerstelingen
van een nieuw nageslacht!

Als keervers past hierbij:

Alle goede gave

en volmaakte gift

komt van God den Vader,

onbereikbaar licht.

Bij de laatste strofe te wijzigen in:

Alle goede gave

en volmaakte gift

komt van God den Vader,

mond van alle waarheid,

bron van levenslicht.