De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 69]
| |
ZomerDe eerste zondag van de zomerVan Abraham geroepen uit OerSchriftuurlijk lofgezang over Genesis 12 vs 1-5. Abram is geroepen
om op reis te gaan
uit de Grote MoederGa naar voetnoot1
en haar huis vandaan.
Als een boom ontworteld
uit zijn stamverband
is hij groot geworden
in een ander land.
Abram is geschoven
op de lange baan
naar de stad hier boven,
hemels Kanaän.Ga naar voetnoot2
Koning van de aarde
in onzichtbaarheid,
en verheven vaderGa naar voetnoot3
die onvruchtbaar zijt.
Abram is gevlogen
uit het oude nest
en hij is getogen
waar de Geest hem wees.
Hoor de winden waaien
uit de hemelmond
om het zaad te zaaien
in een vreemde grond.
Abram is verdreven
uit zijn zinsverband
naar een nieuwe hemel
en naar een nieuw land.
Zo zijt gij geroepen,
zo zijt gij bevrijd
tot een nieuwe toekomst
in een nieuwe tijd.
| |
Van wind en waterEvangeliegezang naar Johannes 3 vs 1-13. Het water is bekend
het oudste element,
waar men zich keert of wendt,
het water was er eerder.
De wind is hier en daar,
zo onberekenbaar
als God zich openbaart,
de wind, de Geest des Heren.
| |
[pagina 70]
| |
Uit aarde ben ik hier,
God is een stralend vuur,
o elementen vier,
wie zal de wereld winnen?
Wie nieuwgeboren wordt,
water en geest en woord,
wie nieuwgeboren wordt,
die gaat de toekomst binnen,
geboren uit de doop
in hoop en in geloof,
een nieuwe levensloop
om liefde te bewijzen,
uit water en de wind
geboren als een kind,
getogen tot hij vindt
een land om in te huizen.
| |
Met al de heiligenNaar Hark, the sound of holy voices, van Bishop Christopher Wordsworth. Het is een byzantijns gebruik, op de zondag na Pinksteren de vierdag van ‘alle heiligen’ te plaatsen. Dit lied zinspeelt op de ‘epistel’-lezing van Apocalyps 4, het karolingische leesrooster volgend, en eindigt in een drievuldigheids-accoord. Hoor een heilig koor van stemmen
staande aan de glazen zee:
halleluja, halleluja,
God zij glorie, zingen zij;
menigten die geen kan tellen,
als de sterren in hun glans,
psalmen zingend, palmen dragend,
in den hemel is een dans.
Patriarchen en profeten,
de getuigen van uw Geest,
koning, heilige, apostel,
martelaar, evangelist;
maagden, moeders, mannen, vrouwen
die volhardden tot het eind,
tot U baden in vertrouwen,
dat Gij stralende verschijnt.
Ja, zij hebben overwonnen
met Uw kruis als hun banier,
volgend U in Uw verzoening,
door de diepe doodsrivier.
Met Uw lijden medelijdend,
medestervend in Uw dood,
vonden zij het eeuwig leven
en hun loon bij U is groot.
Komende uit de verdrukking,
en de kleed'ren wil als sneeuw
in het bloed des Lams gewassen
van het vuil van deze eeuw;
in vervolgingen standvastig
wachtende op U, hun Heer,
overwonnen zij den Satan
en de wereld neemt een keer.
Nu omstraalt hen licht des hemels
en de levensbron ontspringt,
waar zij juichen U ter ere,
waar hun koor Uw glorie zingt.
Vrede is hun deel voor immer,
liefde is hun eeuwig recht,
want zij traden uit de schemer
voor Uw levend aangezicht.
God uit God, gij eerst-geboren
licht uit licht, o zonneschijn,
in Wiens lichaam uitverkoren
heiligen slechts heilig zijn,
schenk ons leven uit Uw bronnen, -
door Uw adem aangeraakt
zingen wij tot Vader, Zoon en
Heilige Geest die levend maakt.
|