De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 79]
| |
De zesde zondag van de zomerSara en HagarSchriftuurlijk lofgezang over Genesis 16 op de wijs van: O Schepper goedertieren. Egypte, grote moederGa naar voetnoot1
en huis van eeuwigheid,
God moge u behoeden,
het leven dat gij leidt
gaat levenslang ter dode,
gij zijt verleden tijd.
De mens van Gods belofte
verrijst niet uit uw schoot,
wij wachten uit de hoogte
ons leven uit de dood
dat opstaat in de vroegte,
ons dagelijkse brood.Ga naar voetnoot2
Gestorven en begraven
en staande als geslacht,
het licht van alle dagen
verschijnend in de nacht
is niet de zoon van Hagar
maar is het lam dat lacht.Ga naar voetnoot3
Het is de zoon van Sara
die nauwelijks gelooft,
die slechts de dood kan baren,
wier bron is uitgedroogd, -
het is het kind Laetare,Ga naar voetnoot4
het Lam Gods van omhoog!
Hoe wordt Hij ingehuldigd
de Koning van voortaan?
die ons vermenigvuldigt
de spijs van ons bestaan
moet als een lam geduldig
de doodswoestijn ingaan.
Wie God wil overhaasten
en om zijn toekomst vraagt,
zie toe dat hij zijn naaste
niet de woestijn injaagt,
maar vrolijk is met Pasen
en rijke vruchten draagt.
| |
Van de doop (2)Epistelgezang naar Romeinen 6 vs 3-11 op de wijs Erfurt 1572. De dood van een voor allen
is vruchtbaar in de tijd,
het zaaizaad is gevallen,
het loopt op oogsten uit.
De zondvloed is voorbij,
wij staan weer op de oever,
de duif koert in het lover,
dit is de overzij.
Wij zijn in Hem begrepen,
wij zijn in Hem gedoopt,
Zijn dood is ons het teken
dat op de daad uitloopt.
Zo grijpt dan goede moed,
God zal u niet begeven,
Hij gaf u lijf en leven,
Hij geeft u vlees en bloed.
| |
[pagina 80]
| |
Wij zijn in Hem begraven,
Zijn dood is ons behoud,
Zijn graf de grote gave
waardoor gij leven zoudt.
Zo moet het zijn voortaan,
dat gij met al uw daden
voor God en Zijn genade
leeft uit de dood vandaan.
| |
Van het broodEvangeliegezang naar Marcus 8 vs 1-9. Het brood, het goede brood,
dat redt ons van de dood
en houdt ons in het leven,
het is van God gegeven.
Het brood dat God ons gaf,
dat groeit van boven af,
het is uit hemels koren,
het is uit God geboren.
Het dauwt in de woestijn,
het moet wel manna zijn,
Christus wordt ingehuldigd,
het brood vermenigvuldigd.
De ganse aarde is
Zijn koninklijke dis,
de kleinen en de groten
elkanders huisgenoten.
Dit is Jeruzalem;
een eeuwig Bethlehem,
een huis van brood en zegen,
God is ons toegenegen!
En wat er overschoot
van dit verdeelde brood
voor ons bestaan gestorven,
dat vulde zeven korven.
O Brood, o hemels Brood,
Gij redt ons van den dood
met menigvuldig leven,
de dagen alle zeven.
|
|