De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 85]
| |
De negende zondag van de zomerVan de twee zonenSchriftuurlijk lofgezang over Genesis 21 vs 1-21. Een vader had twee zonen,
de eerste van natuur,
de tweede om te tonen:
de hemel zelf is hier.
De oudste liep verloren,
is evenwel gered,
de tweede is geboren
terwille van de Wet.
De oudste zoon des Vaders
die heette Ismaël,
hij dorstte naar het water,
versmachtte bij de wel.
Het is de zoon van Hagar
die zo verdragen moet
de dwang der aardse dagen,
de omloop van het bloed.
Wie kan de dans ontspringen
van oorzaak en gevolg,
de branding van de dingen,
van golf en tegengolf?
Wie kan de kringloop stuiten
van keer en wederkeer,
wie gaat het bloed te buiten?
Het is alleen de Heer.
De Heer van alle goden
die met ons wilde zijn,
die water heeft ontboden
en brood in de woestijn.
Zie nu de nieuwe ochtend
die in de nacht verrijst,
de zoon van de belofte
die naar de toekomst wijst.
Twee zonen zijn gewonnen
door één dezelfde staf,
twee stromen en twee bronnen,
het leven en het graf.
God heeft de een gezegend,
de andere beproefd,
de oudste is vernederd,
de jongste is verhoogd.Ga naar voetnoot1
| |
Van de kwade kansEpistelgezang naar I Corinthiërs 10 vs 1-13, op de wijs van psalm 110. Die meent te staan, zie toe dat hij niet valle!
Broeders, hoort toe en heuge 't u voortaan,
hoe Israël met al zijn duizendtallen
onder de wolk de zee is doorgegaan...
| |
[pagina 86]
| |
Hoe zij gedoopt zijn in de Wet van Mozes,
in het verbond en in de berg van vuur,
door God ten vriend en bondgenoot gekozen,
de pelgrims van het allereerste uur...
En hoe de rots door Mozes werd geslagen,
de steenrots die steeds met hen medeging,
de ochtendstond van al hun levensdagen:
Christus, hun lafenis en zegening...
En hoe zij manna op de aarde vonden,
dat uit de hemel dauwde voor hun voet,
en hoe zij toch bestraft zijn om hun zonde,
zoals de Heer met Zijn vertrouwden doet...
Bidt daarom, broeders, om het welgevallen,
dat onze God goedgunstig moge zijn!
Wie meent te staan zie toe dat hij niet valle,
een kind des onheils in de doodswoestijn.
| |
Van de tranen over JeruzalemEvangeliegezang naar Lucas 19 vs 41-47, op de wijs en in de trant van psalm 122. Hoe was zijn hart bedroefd in Hem,
toen Hij ter stad was opgegaan
waar Davids Zoon zijn troon heeft staan,
heilige stad Jeruzalem...
‘Jeruzalem, stiefmoederstad,
vergeefs heb Ik u liefgehad.
Mocht gij ten laatste toch aanvaarden
wat tot de ware vrede dient,
de vrede die bij God begint,
vrede in hemel en op aarde!’
Al wie verheugd is in Gods naam,
al wie zich naar Zijn vrede voegt,
Zijn ogen met gebeden zoekt,
komt samen overal vandaan!
‘Jeruzalem, Mijn moederstad,
van ver heb Ik u liefgehad,
laat niemand u die roep ontroven:
| |
[pagina 87]
| |
Gezegend wie hier binnenrijdt
met majesteit en innigheid;
vrede zij hier en in den hoge!’
Tranen over het vredes-oord.
Waarom is Hij zo diep bedroefd!
Omdat Zijn stad wordt omgeploegd,
geen steen op steen gelaten wordt...
‘Jeruzalem, o moederstad,
hoezeer heb Ik u liefgehad,
maar gij hebt niet naar Mij geluisterd!
O Stad, die de profeten doodt,
aanvaard wie u Zijn vrede bood,
opdat uw licht niet wordt verduisterd.’
|
|