De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 92]
| |
De twaalfde zondag van de zomerVan het eerstgeboorterechtSchriftuurlijk lofgezang over Genesis 25 vs 19-34. De aarde was gesloten,
de schoot was vruchteloos.
Toen is het woord gesproken
dat zich een uitweg koos.
Het spreken is tweesnijdend,
van liefde en van haat,
de Geest komt tussen beide,
tweezijdig is het zaad.
Tweeledig zijn de wegen
die naar den einder gaan,
de ene blijft verzwegen,
de ander doet ons aan.
O twijfelachtig leven
dat zich een uitweg zoekt,
want zal het zijn gezegend
of zal het zijn vervloekt?
Het Woord is niet te stuiten
en kiest zijn eigen gang,
het breekt zich baan naar buiten,
het wordt een leven lang.
Het is niet in te dammen
door de herinnering,
het kiest weer nieuwe namen,
het stoot zich uit de kring.
De kringloop der getijden,
de banen van het bloed,
die buigt het Woord terzijde
de toekomst tegemoet.
Het leeft zich in een leven,
het wordt steeds voortgezegd,
het heeft, zo staat geschreven,
het eerstgeboorterecht.
De holte wordt geopend,
het Woord springt aan de dag
dat doof en ongesproken
lag in de mond van 't graf.
Het Woord lag in de aarde
zo moederziel alleen.
Het wachtte op zijn Vader,
de doden om zich heen.
| |
Van de openbaringEpistelgezang naar II Corinthiërs 3 vs 4-9. Openbaring is ‘apokalypsis’, waarin het woord ‘kalumma’ verborgen zit, het ‘deksel’ waarmee Mozes de stralen van Gods licht afdekte. Men zou dus ook mogen vertalen ‘ont-dekking’. Het woord ligt in de boeken,
het lichaam in de doeken,
waar moeten wij het zoeken?
de wijn gist in de kruik.
Het zaad zoekt zelf de aarde,
het wil de dood aanvaarden,
de Zoon van onze Vader
wordt aan de grond gelijk.
| |
[pagina 93]
| |
Het woord zoekt onze oren,
het graan kiemt uit de voren,
de Zoon eenmaal geboren,
gaat uit en wordt een stem.
Men zal de stem vernemen,
die roept in nacht en schemer,
een dageraad, een hemel,
een nieuw Jeruzalem.
| |
Een Rozendaals kerkliedGa naar voetnoot1Zondagslied op de wijs: Angelus, E.H. 266. Dit huis, gereinigd en versierd,Ga naar voetnoot2
waar Gods gemeente bruiloft viert,Ga naar voetnoot3
staat voor de eredienst gereed,
wij komen hier in lief en leed.
Wie voor ons leefden gingen heen.
Dit oude huis van hout en steen
bleef hier, de schelp van het gebed.
O Heer, verhoor! Ach Here red!Ga naar voetnoot4
In geest en waarheid bidden wij,Ga naar voetnoot5
dat Christus in ons midden zij.
Hem love al wat adem heeft.Ga naar voetnoot6
Hem love wat op aarde leeft.
Ons heil komt uit een diepe bron.Ga naar voetnoot7
Gij ware Jozef, Jakobs Zoon,
met levend water laaft Gij ons.
Met strenge woorden straft Gij ons:
‘Doe gij dan desgelijks, ook gijGa naar voetnoot8
en ga de arme niet voorbij.
Want wie Mijn woorden doet gestand,
die is Mijn ware bloedverwant!’
Ja, Gij hebt louter goed gedaan,
barmhartige Samaritaan!
O Teken aan de wand, ga voort,
ons toe te spreken als Gods Woord.
| |
[pagina 94]
| |
En laat eendrachtig samenzijn
op ons gebed het amen zijn.
Kom haastig, Here Jezus, kom
en maak ons tot Uw heiligdom!
|
|