De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)(1963)–Guillaume van der Graft– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] De dertiende zondag van de zomer Van Jakob in het huis van God Schriftuurlijk lofgezang over Genesis 28. Jakob is gekomen diep in de woestijn om van God te dromen en een kind te zijn. Vluchtend voor zijn vader, vluchtend voor het recht, zag hij daar die ladder loodrecht opgericht en de hemelboden gingen op en neer; met gesloten ogen zag hij daar den Heer, met gesloten oren hoorde hij zijn naam, dat hij was geboren om voor God te staan. Zo is hij verenigd met zijn voorgeslacht en hij werd gereinigd in de zwarte nacht, toen hij lag te slapen aan de hemelpoort, God zal niet verlaten wie Hem toebehoort en Hij zal hem geven kind aan huis te zijn, overvloedig leven diep in de woestijn. Van belofte Epistelgezang naar Galaten 3 vs 16-22, op de wijs van psalm 110. Mensen, wij zijn geroepen om te leven! Hoog is de hemel boven ons verstand en onder onze voeten hier beneden de goede grond, het groene moederland. God onze toekomst, God is onze Vader, Hij is het licht voor onze dagen uit. De hele wereld leeft van Zijn genade, Hij gaf de aarde en Hij geeft de tijd. [pagina 96] [p. 96] Abraham heeft Hij eerst Zijn Woord gegeven, dat als een zaad ontkiemde in zijn zaad, om zo de toekomst tegemoet te leven wanneer de grote oogst te velde staat. Ja, wij zijn allen zonen der belofte, kinderen van de dag die komen zal, als Hij, de Zoon, de Zon, daalt uit de hoogte, roepend van recht en vrede overal! Van de tiende melaatse Evangeliegezang naar Lucas 17 vs 11-19. God heeft een kring getrokken met Mozes' herdersstaf, de schapen en de bokken staan van elkander af. Wie buiten is geboren en komt dan in de kring, die wil het luid doen horen, vandaar dat ik U zing: Hallelujah! Wie binnen wordt gerekend is met de reinen rein, Gij weet wat het betekent een vreemdeling te zijn, een die werd afgezonderd, een die ten dode ging. O Heer, ik sta verwonderd! Vandaar dat ik U zing: Hallelujah! Men had U uitgestoten buiten de legerplaats, de stad voor U gesloten als waart ook Gij melaats. Nu loof ik U omdat Gij mij toelaat tot de kring. Uw heiligheid omvat mij, vandaar dat ik U zing: Hallelujah! Vorige Volgende