| |
| |
| |
De twee-en-twintigste zondag na Pinksteren
Van de schenker en de bakker (1)
Schriftuurlijk lofgezang over Genesis 40, in kinderlijke trant.
De bakker en de schenker,
De schenker en de bakker,
en daar zat ook een stakker,
Zij hadden iets misdreven
maar Jozef, al z'n leven,
De schenker en de bakker,
die droomden daar een droom
vroeg hun gezichten ziende
en Jozef klein maar dapper
zei: als ik dat met weet!
Want God die ons deed trekken,
kan ook de geest opwekken
Hoe was het bij de schenker?
Drie ranken rijp en goed,
de wijn droop in de beker,
de wijn zo rood als bloed.
Dat is: nog maar drie dagen,
dan treedt gij uit dit graf!
Ach heer, wees mij genadig,
Hoe was het bij de bakker?
Die had gedroomd van brood,
maar 't einde is de dood:
drie nachten nog na dezen, -
die gaat het naar den vleze,
want gij wordt opgericht...
staan ieder aan een kant,
de bakker staat ter linker,
maar gij ter rechterhand.
o schenker, mocht het zijn
dat gij mij met verloochent,
maar schenkt uw klare wijn!
Gij, Heer, die hebt geleden
met twee van ons aan 't kruis,
tot één zegt Gij: ga heden
en zelf zijt Gij verrezen
Uw Naam moet zijn geprezen,
| |
| |
| |
Van de schenker en de bakker (2)
Een ander schriftuurlijk lofgezang over Genesis 40.
De schenker en de bakker,
die hadden zich misdragen,
een wending van de tijden,
Eens zou de vrijheid komen,
zo was het in hun dromen,
de wijsheid van den jood.
De scheiding is gesproken,
de schapen van de bokken,
de schenker en de bakker,
De een wordt prijsgegeven,
de ander krijgt het leven,
en bloed en wijn zijn rood.
Dan zijn er nieuwe druiven
| |
Het lofgebed van Esther
Schriftgezang naar Esther 14 (apocrief), op de wijs van psalm 91.
O Gij die onze Koning zijt
die Abraham hebt uitgeleid
o Here zegen, wie U zoekt
Gij hebt ons toch niet in Uw Boek
Van kindsbeen af heb ik gehoord,
waar elk zich om verwondert,
Gij hebt ons naar Uw Woord gedaan,
O Heer, hoe zijn wij voortgegaan!
Nu onze nood voor ogen is,
De Heer die in den hoge is
heeft ons weer heengezonden.
Geen mededogen is ons deel:
de Boze grijpt ons naar de keel,
Zij zijn op hunner goden hand
en zullen ons haast dwingen
dat wij hier in dit snode land
Uw lof niet langer zingen.
Houdt Gij Uw lof in stand, o Heer!
de wereld overstelpt ons,
zo bid ik U van harte zeer,
geen ander immers helpt ons.
| |
| |
Zij roepen uit eens mensen macht,
die als een leeuw zal woeden;
o hoed in deze wereldnacht
Gedenk weer aan Uw maagd, o God,
en geef haar taal en teken,
hardvochtigen kan spreken.
Gij weet, o Heer, hier staat Uw Kerk
en bidt voor al haar kleinen!
De vijand is ons veel te sterk,
doe Gij hem dan verdwijnen!
Bewijs aan ons Uw werk, Uw wil,
wij allen hier gerust en stil
| |
Van den Caesar
Evangeliegezang naar Mattheüs 22 vs 15-21.
gaat als een lopend vuur,
een storm in dorre blaren,
die zijn voor God gelijk.
Hun rijk gaat op in vlammen,
de Staat die geldt als God.
Maar Jezus zal verrijzen,
die al zijn beelden slaan zal
De macht der dwingelanden,
die haalt Hij uit hun handen
Laat ons dan niet als slaven
wij zijn van Gods geslacht!
Wij zijn door Christus' lijden
|
|