De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 122]
| |
De drie-en-twintigste zondag na PinksterenVan de vorstelijke dromenSchriftuurlijk lofgezang over Genesis 41. De koning heeft gedroomd
en Jozef moet het weten,
de koning heeft gedroomd
en Jozef weet het wel:
van zeven korenaren
had Farao gedroomd,
van zeven vette jaren
en van de Nijl die stroomt.
De koning heeft gedroomd,
het lot ligt in zijn handen,
de koning heeft gedroomd,
o God van Israël,
van zeven vette beesten
die komen uit de vloed
en van de zeven geesten
uit het gesloten boek.
De koning heeft gedroomd,
de overvloed zal slinken,
de koning heeft gedroomd
het wee verslindt het wel:
er komen dure tijden,
gebrek en vaal gemis,
wie zal uw volk bevrijden?
Die de Messias is.
De dromen van de staat,
de Heer zal ze ontwarren,
al wat te komen staat,
denk maar aan Daniël;Ga naar voetnoot1
want Jozef wist van jaren,
ons is ten onderscheid
gegeven te verklaren
heel deze wereldtijd.
| |
Het lofgebed van JeremiaSchriftgezang naar Jeremia 29 vs 11-14, op de wijs van psalm 65. Zo sprak de Heer der legerscharen,
de God van Israël,
tot wie zo diep vernederd waren:
O volk, het ga u wel!
Bouwt huizen en gaat daarin wonen,
plant hoven, eet uw vrucht,
gewin u dochteren en zonen
en leef in goed gerucht!
Maar zoek de vrede voor dit Babel
waar gij verbannen zijt,
bidt voor de stad want in haar straten
daagt eens een andere tijd,
ja bidt voor haar want in haar vrede
schuilt ook voor u het heil.
Babel en alle wereldsteden
staan rondom Israël.
| |
[pagina 123]
| |
Zeventig jaar zult gij daar leven,
de volheid van de tijd,
dan zal Ik weer mijn wachtwoord geven,
dan wordt gij uitgeleid.
Aan u gedenk Ik alle dagen
met vrede in Mijn hand:
vrijheid zal Ik voor u doen dagen,
een toekomst in het land.
Gij zult Mij zoeken, zult Mij vinden,
als gij van harte vraagt.
Zie, uw ellende loopt ten einde
en uw verlossing daagt.
Want Ik zal voor uw vrijheid strijden
en overal vandaan
zal Ik u voorgaan, u geleiden
naar huis, naar Kanaän.
Zo heeft de Heer tot ons gesproken,
de God van Israël;
Die in het duister zijt gedoken
dit voorportaal der hel,
in deze wereld moet gij wonen
en huizen bij de tijd.
Hier zal Ik u mijn vrede tonen
en hier leid Ik u uit.
| |
Van het dochtertje van JairusEvangeliegezang naar Mattheüs 9 vs 18-26. O Heer die overwint
en ons zijt voorgegaan,
Uw kerk is als een kind
dat wacht om op te staan.
Gij die de Waker zijt
en grote wond'ren doet,
Gij komt, - maar kom op tijd,
voordat zij slaapt voorgoed.
Jaïrus' dochter sliep.
Gij hebt haar aangeraakt
en toen Uw Stem haar riep
is zij tot U ontwaakt.
Wij zijn het wachten moe
en klagen met misbaar:
zij slaapt ten dode toe,
kom, leg Uw hand op haar!
|
|