| |
| |
| |
De zondag van de kentering
Van de kentering der tijden
Schriftuurlijk lofgezang over Exodus 1.
Waar moet men in geloven?
De tijden zijn gekanteld,
het is de dood die blijft.
Waar moet men in geloven?
de naam zelf is verstoven,
Wanneer de nachten lengen,
wat zullen wij dan zingen
De naam zelfs is verstoven,
zijn nu als zwarte schapen
Het boek der schepping sluit zich,
er zal een nieuwe tijding,
Waar moet men in geloven?
| |
Van de goede vrucht
Epistelgezang naar Colossenzen 1 vs 9-14.
| |
| |
maar de hemel draagt ons,
| |
Vier apocalyptische liederen
Schriftgezang naar Apocalyps 19 vs 1-7.
Bij dit lied zie men de bundel van Woensel Kooy, 12e druk, no. 88.
| |
I
Een stem, die niemand stuit,
weerklinken: Looft den Here!
Het heil heeft Hij tot stand gebracht,
Hij roept een ochtend uit de nacht
en met een moeiteloze macht
zal Hij voortaan regeren.
Hij maakt zijn oordeel waar.
bevrijden 't aardse leven;
al wat er zwelgt in bloed en dood
en 't duister eert als moederschoot
is nu verdelgd: zo goed en groot
is Hij, die recht wil geven.
nu wordt verteerd wat zich verweert
tot het als lofzang wederkeert:
een offer, dat Hem zwijgend eert
Een stem, die niemand stuit,
ten hemel in weerkaatsen:
Looft onzen God, wie Hem behoort
en plant Zijn lof op aarde voort, -
want waar men zingt is 't heilig oord,
waar Hij Zijn troon wil plaatsen.
| |
| |
| |
II
Schriftgezang naar Apocalyps 20 vs 11-15.
Bij dit lied zie men de bundel van Woensel Kooy, 12e druk, no. 90.
Ik zag een grote witte troon,
van God voor iedereen ten toon,
zijn licht alom verspreid;
hemel en aarde vluchtten heen
waar hen Zijn oog bescheen.
Ik zag de doden klein en groot
staande voor Zijn gezicht,
weer uit de nacht van tijd en dood
ik zag de boeken opengaan
waar lot en feit in staan.
Maar nog een ander boek had Hij
het witte blad van schaduw vrij
een boek dat blaakt van levenslicht,
Toen werd het oordeel uitgebracht
naar wat er was geschied,
de zee liep droog, de dodennacht
ging in het vuur te niet;
maar al wiens naam geschreven was
| |
III
Schriftgezang naar Apocalyps 21 vs 1-5.
Bij dit lied zie men de bundel van Woensel Kooy, 12e druk, no. 91.
Ik zag een nieuwe hemel zich verheffen,
een nieuwe aarde ontstond
om het geheim des levens te beseffen,
niet meer in zee gegrond..
Ik zag een stad verblindend naderkomen,
een middelpunt van feest,
Jeruzalem zoals het in Gods dromen
vanouds moet zijn geweest.
Jeruzalem is als een bruid getreden
en in haar heldere ogen staat een vrede,
door niemand ooit aanschouwd.
Een stem roept in het rond: nu gaat beginnen,
de koning zal de koningin beminnen
| |
| |
De koning die Zijn troon heeft in den hoge
en alle tranen zal Hij van hun ogen
Er zal geen rouw, er zal geen dood meer wezen,
nergens verdriet meer zijn,
de eerste dingen werden uitgewezen,
| |
IV
Schriftgezang naar Apocalyps 21 vs 5-8.
Bij dit lied zie men de bundel van Woensel Kooy, 12e druk, no. 92.
Die op de troon zat zeide:
Al wat er moest vervallen,
stierf in der tijden kring,
De woorden zijn waarachtig
want God de Heer almachtig,
oorsprong van al wat leeft,
Hij, God, sluit alle plaatsen
Wie dorst heeft, laat hij drinken,
nu zal in 't niet verzinken
aanzien en macht en geld,
want springende fonteinen
en zij der waarheid kind,
maar wie Hem met wil vrezen
een poel van leugen vindt.
dat gij niet zult vergaan
doch staan voor God den Here
|
|