de woorden waarde hadden, woorden, die in andere samenhang door anderen gebruikt geen enkele waarde dan de holle, de nietszeggende dragen (de zogenoemde diplomatentaal, het klikklak van politici, een Nederlandse minister over Angola, Mozambique, Guinee).
De Ghanese afgevaardigde bepaalde zich vooral tot de Afrikaanse situatie. Het was niet uitgesloten dat het konflikt tussen Noord- en Zuid-Afrika boven Midden-Afrika ‘opgelost’ zou worden middels de koorklanken van een luchtoorlog, waarbij het gevaar van ontploffende bommen niet denkbeeldig was.
De volgende spreker, de afgevaardigde van Kenya, sloot zich bij de Ghanese woorden aan. Hij meldde infiltraties vanuit het zuiden in zijn land. Zuid-Afrika had dit toegegeven, maar gebruikte als argument dat de eigen grenzen door Kenyaanse extremisten in gevaar werden gebracht. Spreker was niet van plan dit te nemen. De tijd van yesmen en beni-oui-oui was voor zijn land echt voorbij, maar aan de andere kant zag hij geen heil in het inroepen van hulp uit Noord-Afrika, dat voor het grootste gedeelte bezet was door of onder directe invloed stond van een van de drie machtsblokken.
‘Wat voor Midden-Afrika geldt, geldt voor Kenya. Wat voor Kenya geldt, geldt voor Midden-Afrika. Wij zullen tussen de machtsblokken verpulverd worden. Allons, la nuit déjà achève sa cadence, j'entends chanter la sève au coeur du flamboyant...’
In dit eerste, ook naar buiten toe emotioneel geladen betoog toch naast de angst de hoop. De torso van hoop.
Deze taal hoorde ik in Nederland nog niet van een politicus. Ik herinnerde me het antwoord van een premier, vijf of meer jaren geleden, op vragen van een volksvertegenwoordiger, vragen over bescherming tegen atoomwapens: