Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[18] Ijet boerighs

Commentaar

De Haagse Huygens bezingt in dit gedicht, in een ‘Boeren-deun’ (r. 61), opnieuw zich voordoend als een ‘Herder-wicht’ (r. 61), zijn onafscheidelijke luit. In een ‘gesprek’ met zijn instrument brengt Huygens hun gezamenlijke verleden in herinnering. Zonder zijn luit zou hij geen succes gehad hebben bij de meisjes, zou hij niet in hofkringen zijn binnengekomen en zou hij geen toegang hebben gehad tot ‘Japick’ (r. 45-52), de Engelse koning Jacobus i. De trocheïsche versmaat die hij voor deze deun verkozen heeft (en die hij vaker zal toepassen) wekt de suggestie dat hij zijn luit niet alleen bezingt, maar ook letterlijk bespeelt. Aan het einde van het lied klinkt plotseling: ‘Luijt, te veel gepresen Luijt, Stopt uw' snaren, Anna fluijt.’ Het luitlied is daarmee uit. Huygens schakelt over op de beschrijvende alexandrijn. De herder ziet dat Anna Roemers Visscher de fluit aan haar mond zet en met bolle wangen de juiste toon tracht te treffen.

Hij richt zich dan tot de vrijheer van Asperen, Rutger Wessel vanden Boetzelaer, en vraagt hem vonnis te willen wijzen. Vindt hij dat de ‘lompe Jongen’ (Huygens) zijn ‘schrale darm-geschrapp’ (r. 71-72) voorbarig (‘voorsichtich’ r. 72) beëindigd heeft toen Anna begon te musiceren? Of is hij het met hem eens dat dat je beter even kunt toegeven (en dus ophouden met je spel) dan tot je schande te worden ‘uitgefloten’ (‘verbeent’ r. 74)?

[pagina 174]
[p. 174]

De vrijheer van Asperen geeft Huygens gelijk. De luit zweeg terecht toen Anna ‘quam ter baen’ (r. 73 oudste handschrift). Op haar beurt heeft Anna Roemers Visscher Huygens gecomplimenteerd met zijn luitspel en zijn zang. In haar kalligrafisch privé-handschriftje Letterjuweel komt een tienregelig vers voor Aen Constantinus Huijgens, hebbende hem daechs te vooren hooren speelen en singen op Syn LuijtGa naar eindnoot1. Hoewel Beets (gevolgd door Zwaan) een relatie legt tussen beide teksten,Ga naar eindnoot2 twijfel ik aan een direct verband. Anna reageert niet op Huygens' gedicht.

Uitgaven

Worp Gedichten i, p. 161-163

Literatuur

Beets 1878, p. 47; Beets 1881, p. 45-47; Anna Roemers Visscher 1971, p. 10; Smit 1980, p. 65; Zwaan 1984c, p. 9, 16-17.

Overlevering

H1-I Autograaf Huygens, uba 28 C 1. Een blad papier van 315 × 200 mm, in twee kolommen beschreven. De linkerkolom telt 44 versregels, de rechter 14. De rechterkolom is ondertekend en gedagtekend: ‘Constanter. 3o Id. Nouembris. 1619.’
HI-II Nadat Huygens H1-I voltooid had, noteerde hij onder de datering en ondertekening in de rechterkolom nog een zestiental regels. Met een verwijsteken werden deze regels ingevoegd tussen de regels 28 en 29 van H1-I. De in te voegen passage markeerde Huygens met een streep aan boven- en ondergrens. Onder de benedenstreep schreef hij daarna de titel.
H2 Autograaf Huygens, ka xla, 1619, fol. 19r-20r. Op fol. 19r schreef Huygens de regels 1-28, op fol. 19v de regels 29-64 en op fol. 20r de regels 65 t/m 74. H2 is een afschrift van H1.
H2-Ot Ten behoeve van de druk in de Otia bracht Huygens in H2, in een lichtere inkt, enkele wijzigingen aan.
Ot Otia 1625. De tekst is opgenomen in Liber vi, (S3r-[S4]v), p. 143-146.
K1 Koren-bloemen 1658. Boek iv, ([2G4]-2H), p. 251-253).
K2 Koren-bloemen 1672. Boek viii, (3N2v-3N3), p. 468-469.

Datering

H1 is gedateerd: 3o. Id. Nouembris. 1619. (= 11 november 1619).

Varianten

  [titel]
H1-II a snick. | Haechsche-herder-boeren-luijt-liedt | en | Amsterdamsche-Roemer-fluijt-riet | van | Anna Roemers. | Ende daervan het ende aende Ed. Heere | Mijn Heere Van Asperen.

[pagina 175]
[p. 175]


illustratie

  b Grill | oft | [Haechsche-herder-boeren-luijt-liedt | en |
  Amsterdamsche-] {Roemer} [-fluijt-riet | van | Anna Roemers. | Ende
  Amsterdamsche-] {Visscher} [-fluijt-riet | van | Anna Roemers. | Ende
  daervan het] besluijt [aende Ed. Heere | Mijn Heere Van Asperen.]
  c [Grill | oft | Haechsche-herder-boeren-luijt-liedt | ] op het |
  [Amsterdamsche- {Roemer} -fluijt-riet | van | Anna Roemers. |
  [Amsterdamsche- {Visscher} -fluijt-riet | van | Anna Roemers. |
  Ende daervan het besluijt aende Ed. Heere | Mijn Heere Van Asperen.]
  H2 a [Grill| Oft | Haechsche-herder-boeren-luijt-liet| op het | Amsterdamsche-] Visscher[-fluijt-riet| van | Anna Roemers| Ende daervan het besluijt aenden Ed. Heere | Mijn Heere van Asperen.]
  b [Haechsche-herder-boeren-luijt-]lie<t>dt | [op het | Amsterdamsche-Visscher-fluijt-riet| van | Joff. [Anna Roemer] Visscher | Aenden Vrijheere | [van Asperen.] etc.
  H2-Ota IJet aenden Vrijheere van | asperen, | aengaende Joff. Anna Visschers.
  b IJet boerighs, I <Yet><a>>Aenden [Vrijheere van | asperen, | aengaende Joff. Anna Visschers.]
  K1 Boeren-tael, Aenden Vryheer van Asperen.

1 H1-I Roomsch   gespan, Veneetsche berders,  
  H2 [ ] gespan [ ]
  H2-Ot [ ] gespann [ ]

3 H1-I Haechsche   maecksel Fransche   crop,
  H2-Ot [ ] maecksel, [ ] kropp,

4 H1-I Fransche   stellingh Haechsche   cop
  H2 [ ] stelling [ ] cop,
  H2-Ot [ ] stelling, Haeghsche   kopp,

5 H1-I Haechsch'-Veneetsche-Fransche spanen,  
  H2 Haeghsch [ ]

6 H1-I Luijt,   getuijghe van   mijn tranen,  
  H2 [ ] getuijge [   ]
  H2-Ot [   ] mijn' [ ]

7 H1-I Luijt getuijghe van   mijn vreucht,  
  H2 Luijt, [   ]
  H2-Ot [ ] mijn' vreughd,

8 H1-I <L>>Van   mijn onbevleckte   jeught:
  H2   [   ] Jeught:
  H2-Ot   [ ] mijn'[ ] Jeughd:

9 H1-I Luijt,   toecomende   verblijden
  H2 [   ] t'verblijden,
  H2-Ot [ ] toekomende   verblijden,

11 H1-I Van   mijn grijse ouderdom;
  H2-Ot [ ] mijn' dorren ouderdomm;

[pagina 176]
[p. 176]


illustratie

12 H1-I Luijt,   mijn stille   Treves-trom,
  H2-Ot [ ] mijn' [ ] Treves-tromm,

13 H1-I Luijt   mijn fluijt en mijn Trompetten,  
  H2a Luijt,   en Fluijt [   ]
  b [ ] mijn [   ]
  H2-Ot [ ] mijn' [   ] mijn' doove   Trompen,
  Ot [   ]Fluijt, [   ] Trompen;

14 H1-I Luijt   mijn   feest   en mijn bancquetten,  
  H2 Luijt,   [   ]
  H2-Ota [ ] mijn'   [ ] mijn'   druijven-dompen,
  Ot [   ] Feest, [ ] druijven-dompen;

16 H1-I Mijn   vermaeckelijck gequel.
  H2-Ot [ ] vermaeckelick gequell.

17 H1-I Luijt mijn <voorspraeckbijde>>voorspraeck bijde   meijsges,  
  H2 [   ] Meijsges,  
  H2-Ot Luijt, mijn' [   ]
  Ot Luijt [   ] Meisjes;  

18 H1-I Die   zoo   menich duijsent reijsges,  
  H2-Ota [   ] menigh duijsend reijsjes,  
  b [ ] wel   zess, wel zeven [ ]

19 H1-Ia Duijsent   troosges   wel-gepaert  
  b [ ] {troosges} [ ]
  b [ ] {knechges} [ ]
  H2 [   ] wel-gepaert,
  H2-Ot Seven knechjes   [ ]

20 H1-I Om een   boompgen hebt   vergaert.  
  H2 [ ] boomptgen [   ]
  H2-Ot [ ] boompjen [ ] vergaert;

21 H1-I Luijt mijn sleutel totte   Camers  
  H2 Luijt, [   ]
  H2-Ot [ ] Kamers

22 H1-I Daermen sonder gouden hamers  
  H2 [ ] zonder [ ]

24 H1-I Daermen 't Volckgen niet en   ziet
  H2 [ ] siet

25 H1-I Dan gedoken inden   doncker
  H2-Ot [ ] Doncker,

27 H1-I Daer de Vrijster   Juffer heet,  
  Ot [ ] Joffer [ ]

28 H1-I Daer men   altijdt suijcker   eet.  
  H2 [ ] altijt [   ]
  H2-Ot [ ] altijd [ ] eet;  

[pagina 177]
[p. 177]


illustratie

  [De regels 29 t/m 44   voegde Huygens in een later stadium toe]
29 H1-II Daer de deuren en de   mueren
  H2-Ot [ ] muren

30 H1-II Met   ferwiele langhe lueren
  H2-Ota [ ] fluweele lange luren

31 H1-II Sijn behanghen en bedeckt;  
  H2 Zijn behangen [ ]

32 H1-II Daermen mette   boeren   geckt.  
  H2 Daer men [ ] Boeren   [ ]
  H2-Ot [   ] geckt,  

33 H1-II Daer het   altijdt is vol reucken  
  H2-Ot [ ] altijd [] voll[ ]

34 H1-II Min off meer als   in een keucken,
  H2-Ot Recht [als in] een'   kermiss-keucken,
  Ot [ ] kermiss keucken,

35 H1-II Daer de   leren wanten duijm  
  H2 [ ] leren-wanten[ ]
  Ot [ ] le'ren-wanten[ ]

36 H1-II Steeckt vol muskes en   barfuijm.
  H2-Ot [ ] parfuijm,

37 H1-II Daer de mantels en de   craghen
  H2 [ ] cragen
  H2-Ot [ ] kragen

38 H1-II Zoo   veel vreemde   cleuren   draghen  
  H2-Ot [ ] veel'[ ] kleuren   [ ]
  Ot Soo   [   ] dragen  

39 H1-II Dat het in een mensch   sijn oogh  
  H2 [ ] zijn [ ]
  H2-Ot [ ] sijn [ ]

40 H1-II Flickert als een   Reghenboogh.
  H2 [ ] regenboogh.

43 H1-II Om een   handtge vol gewins,  
  H2-Ot [ ] handtjen voll [ ]

44 H1-II Op een   hartigh off   een   Prins.  
  H2 [ ] Hartigh [   ] Prins:  
  H2-Ot [ ] een' Hertogh [ ] een'   [ ]

45 H1-I Luijt mijn eerste   wech-bereijder  
  H2 Luijt,[   ]
  H2-Ot [ ] wegh-bereider  

[pagina 178]
[p. 178]


illustratie

46 H1-I Totten grooten   Menschen-Weijder,   Hom.   ποιμην λαων
  H2 [ ] Menschen-Weijder   [ ] ποιμην λαων.
  H2-Ot [ ] Menschen-Weider   [ ] Poimèn laôn.
  K1 [   ] [ontbreekt]

47 H1-I a Verr' benoorden 't Noorder Meer  
  b {Verr' benoorden} 'tNoorder [ ]
  b {West ten noorden} 'tNoorder [ ]
  c West benoorden [   ]
  H2-Ot West bij Noorden [   ]

48 H1-I (Japick, dunckt mij, hiet den   Heer)  
  H2 [   ] Heer.)  
  H2-Ot Japick, [   ]

49 H1-I Die   sijn Hooch-geleerde   ooren  
  H2 [ ] zijn [ ] Ooren  
  H2-Ot [ ] sijn' [   ]

51 H1-I a Die ghij   t' sijner eeren sloeght,  
  b [ ] hem te wille [ ]

53 H1-I Luijt bij Luijten vergeleken  
  H2 Luijt, [ ] luijten [ ]

55 H1-I a Luijt die   uwes Meesters naem  
  b [ ] 'sMeesters jonghen [naem]
  H2 Luijt,[ ] uwes Meesters [naem]  
  H2-Ot [ ] uwen Trampers[ ]
  Ot [ ] uwer [ ]
  K1 [ ] uwes [ ]

56 H1-I Maeckt bekent en aengenaem,  
  H2-Ot Kondigh maeckt [ ]

57 H1-I Twee mael seven   jaer geluijstert.  
  H2 [   ] Jaer[ ]
  H2-Ot Tweemael [   ]

59 H1-I Luijt te veel gepresen Luijt,  
  H2 Luijt, [ ]

60 H1-I a Stopt   U   banden, Anna fluijt.  
  b [   ] snaren, [ ]
  H2-Ot [ ] uw' [   ]

61 H1-I Wt was   den   Boeren-deun zoo haest het   herder-wicht  
  H2 [   ] Boeren-deun,[ ] Herder-wicht  
  H2-Ot [ ] de   [   ]
  K1 Uyt[   ]

[pagina 179]
[p. 179]


illustratie

62 H1-I Sijn Anna, sijnen   schrick creech naerder   in't gesicht.  
  H2 Zijn[ ] schrick, [ ] in t'gesicht,  
  H2-Ot Sijn'[   ]kreegh [   ]

63 H1-I En   sach haer   'tfluijtgen vast van alle   canten claren,  
  H2 [   ] t'Fluijtgen[   ]
  H2-Ot [ ] sagh [   ] kanten klaren,  

64 H1-I En   sach een   jonghen Reij rontsom haer lijff   vergaren,  
  H2 [   ] Jonghen[   ] vergaeren,  
  H2-Ot [ ] sagh een'   Jonghe Rei [   ]

65 H1-I En   sach het soet   geswel van   d'een en d'ander koon  
  H2-Ot [ ] sagh [ ] geswell[ ] d'een'[ ] d'ander'[ ]

66 H1-I a Daermede zoo hem   docht Sij taste nae den toon.  
  b [   ] {taste} [   ]
  b [   ] {peijlde} [   ]
  H2 Daer mede,[ ] docht,[ ] peilde na [ ]

67 H1-I a Ghij die het   Roemer-liedt aen uwe   croon gehangen  
  b [ ] {Roemer-liedt} [   ]
  b [ ] {Visscher-liedt} [   ]
  H2 [ ] Roemer-liedt [   ]
  H2-Ot [ ] Roemer-lied [ ] kroon gehangen,

69 H1-I Ghij de verstaet hoe verr'   een Amsterdamsche fluijt  
  H2-Ot [ ] een' Amsteldamsche[ ]

70 H1-I Verdooft en overtreft een Haechsche   herder-luijt,
  H2 [ ] Herder-luijt,
  H2-Ot Verketelt en verdooft een' Haeghsche   Herder-Luijt,

71 H1-I Spreeckt   vonnis   tuschen tween, off niet   des' lompe   jongen  
  H2 [   ] tusschen[   ] Iongen  
  H2-Ot [ ] vonniss [ ] de [   ]

72 H1-I a Sijn   schraele   snaer-geschrap voorsichtich heeft   bedwonghen  
  b [   ] darm-geschrap [   ]

  H2 [ ] schrale   [   ] bedwongen  
  H2-Ot [   ] darm-geschrapp [   ]  

73 H1-I Daer   Anna quam ter baen:   Off't niet is, zoo hij meent,  
  H2 [ ] Anna [ ] Oft [ ]
  H2-Ot [ ] Annas keel verscheen;   [   ]

74 H1-I a Best   tijdelijck geswicht,   dan   schandelijck verbeent.  
  b [   ] eer   [   ]
  H2-Ot [ ] tijdelick [   ] schandelick [ ]

[pagina 180]
[p. 180]

  [ondertekening en datering]
H1-I Constanter.
  3.o Id. Novembris. 1619.
H2-Ot 1619
Ot mdcxix
K1 [ontbreekt]

eindnoot1
Anna Roemers Visscher 1971, no. 8.
eindnoot2
Beets 1878, p. 47; Beets 1881, p. 45-47. Zwaan 1984c, p. 9 en p. 16-17.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken