Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[51]-[52] Dexel vande vuijle pott

Commentaar

Jacob Smit noemde het eerste, voltooide, gedicht van dit tweeluik Huygens' ‘allervieste gedicht’.Ga naar eindnoot1 Hij plaatste het in de traditie van Francesco Berni, waarmee hij ook ‘minder frisse’ pasages uit 'tCostelick Mall verbindt.Ga naar eindnoot2 Smit kan hier gelijk in hebben, wat niet wegneemt dat beide gedichten een nadere beschouwing verdienen.

Gedicht [51] is opgebouwd uit vier strofen van 14 regels. In de eerste vraagt de dichter aan het deksel van een kookpot waarin allerlei vuiligheid wordt opgekookt of de hel ooit een toverachtiger gerecht heeft opgeleverd. In de tweede strofe richt hij zich tot de lap die een ‘uitgeweeckte huijt’ aan het oog en het hart onttrekt. De dichter vraagt waarom deze lap niet voor ieder even genadig is door verborgen te houden dat de dag liever niet zag. Hij weet ook wel dat al het vuil uit de keuken door de afvoer gespoeld moet worden waar ook het zeepsop doorheen gaat. Dit vuil heeft gebrek aan twee van dergelijke afvoerputjes. Hoewel, in de derde strofe, bedenkt de dichter dat twee putten niet genoeg zijn. Er moet ook een - diepere - zinkput zijn. Hij walgt vervolgens van de opgeroepen vuiligheid en houdt erover op. In de laatste strofe komt het metaforisch karakter van de voorgaande regels aan het licht en deelt de dichter mee niet meer te willen zegen over de persoon die hij in de eerste drie strofen op de korrel heeft genomen dan dat het een Q, een quidam, een zeker iemand, een X, een onbekende is. Wanneer men met de wetenschap uit de laatste strofe de eerste drie nog eens leest, wordt duidelijk hoe fel Huygens van leer trekt tegen iemand die - als een heks op een tekening van De GheynGa naar eindnoot3 - hem uit minderwaardig vuil blijkbaar een grove

[pagina 502]
[p. 502]

onwaarheid heeft bereid. Iemand die zelf, onder de deksel van de huid een grote drekpoel moet zijn.

Gedicht [52] dat de pendant moest worden is niet verder af gekomen dan de eerste strofe. Ook hier blijft Huygens in de keuken. Hij spreekt de korst van zoet gebak toe, gemaakt van de heerlijkste hemelse ingrediënten. Was er ooit een die Jupiter aangenamer vond?

Uitgaven

Worp, Gedichten i, p. 310-311.

Literatuur

Smit 1966, p. 93-94.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 28r. Fol. 28v bevat fragment [52].
Een blad papier van 315 × 197 mm. De tekst is verdeeld in vier strofen.
Het blad is in vieren gevouwen geweest. Elk kwart biedt plaats aan een strofe.

Datering

H is gedateerd: ulta Jul. 1623 (= 31 juli 1623).

Varianten



illustratie

3 H Daer de puijsten en de rouen

4 H 'Smerghens, 'sauonds, 'snachts in stouen,

13 H Had de Hell oijt ouerleght

15 Ha Lieue luijf, beleefde lapp,  
  b {Lieue luijf,} [ ]
  b {Evenwel,} [ ]

17 Ha (Schaemt v, meucke   mispel-schellen,
  b [ ] Mispel-schellen,

24 Ha Die   de dach niet siet en sach?
  b [ ] hij lieuer [niet] [en sach?]

33 H Schoots-vell daer het <*<b>>vette*> vette best  

41 Ha Sprack mijn maegh   wel   honger-leegh
  b [ ] {wel} [ ]
  b [ ] {eer} [ ]

42 Ha Eer ick 't uijt mijn longer kreegh.  
  b {Eer} [ ]
  b {Dan} [ ]

50 H Lieuer binnens lipps te schuijlen

51 Ha Maer   benijpt ghij mij te deun  
  b [ ] vervolght [ ]

eindnoot1
Smit 1966, p. 94.
eindnoot2
A.w. p. 91.
eindnoot3
Zie bijvoorbeeld De Gheyn 1985, nr. 71.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken