Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

[53], [54], [56]-[60], [62], [63], [65]-[70], [72], [73], [75], [76], [110], [112] Printen

Commentaar

De reeks ‘Characteres dat zijn Printen’ krijgt hier eerst een algemene inleiding. Per ‘print’ volgen daarna specifiek commentaar en variantenapparaat.

Ontstaan

‘En aldus is tot mijn verbazing het weinige dat ik voor mijn plezier als oefening in Karakters bijeen geschreven had, in een voortdurende stroom geleidelijk uitgegroeid tot zo'n hoeveelheid dat er zelfs wel een boekje mee te vullen zal zijn’. Deze woorden richt Huygens op 30 oktober 1623 tot Cats.Ga naar eindnoot1 En hiermee geeft hij voor het eerst te kennen dat zijn ‘printen’ gedrukt zouden kunnen worden en dat ze in een voortdurende stroom zijn ontstaan.

De voortgang laat zich aflezen uit onderstaand overzicht van de handschriften:

datum nr titel hs. omvang
18-8-23 [53] Een gesant 29r 24r
21-8-23 [54] Een allgemeen Poeet 29v 42r
22-8-23 [56] Een Bedelaer 32r 38r
24-8-23 [57] Een rijcke Vrijster 32v-33r 42r
26-8-23 [58] Een Koningh 33r-34v 50r
2-9-23 [59] Een ghemeen Soldaet 34v-35r 50r
6-9-23 [60] Een goet Predikant 35r-36r 60r
18-9-23 [62] Een Alchymist 36r+v+ 39v 48r
19-9-23 [63] Een Dwergh 39r 12r
26-9-23 [65] Een Sott Hoveling 39v-42r 142r
4-10-23 [66] Een Professor 42r-43r 70r

[pagina 504]
[p. 504]

10-10-23 [67] Een onwetend medicijn 43r-44v 78r
12-10-23 [68] Characterista oft print-schrijver 44v-45r 42r
14-10-23 [69] Een Comediant 45v 24r
20-10-23 [70] Een Matroos 46r+v+ 50r 74r

Na zijn brief aan Cats volgden nog in dezelfde stroom:

13-11-23 [72] Een Boer 50r-53r 170r
16-11-23 [73] Een Waerd 53r-54v 84r
21-11-23 [75] Een Beul 54v+56r+v 54r
- [76] [Een tollenaer] 56v 6r

Het laatstgenoemde vers is een fragment gebleven.Ga naar eindnoot2

In drie maanden tijd heeft Huygens dus ruim 1100 regels Karakteriseringen geschreven.

Dit type poëzie, gedichten waarin een karakteristiek van een menselijke figuur wordt gegeven, heeft Huygens waarschijnlijk leren kennen via zestiende- en zeventiende-eeuwse heruitgaven van de Karaktères van TheophrastosGa naar eindnoot3 en de Engelse navolgingen daarvan door Joseph Hall, Sir Thomas Overbury, John Stephens en andere.Ga naar eindnoot4

Voor al zijn Characteres hanteert Huygens ongeveer een gelijke basisstructuur.Ga naar eindnoot5 Er zijn drie delen te onderscheiden: De opening wordt gekenmerkt door een opeenvolging van ‘verrassende beelden waarmee verschillende aspecten van het betrokken beroep flitsend worden aangegeven’. Dan volgt een middendeel ‘beschrijvend of beschouwend van aard’. Een kort deel van meestal slechts een paar regels besluit het gedicht.

Kopij-voorbereiding

In de tijd dat hij daadwerkelijk bezig was om deze gedichten gereed te maken voor de drukpers, heeft Huygens het gedicht ‘Een sott Hoveling’ voorzien van een pendant: ‘Een wijs Hoveling’ en een ‘Voorspraeck’; ze verschijnen hier als nummer [112] en [110].

Aantekeningen van Huygens zelf op fol. 38v geven enig inzicht in de manier waarop hij te werk is gegaan. Dit document is voor het eerst met een uitgebreide toelichting uitgegeven door StrengholtGa naar eindnoot6. Het volgende steunt op zijn bevindingen.

Fol. 38v is de schriftelijke neerslag van Huygens' inventarisatie van zijn oogst.

Nadat hij eerst met ‘Een Bedelaer’ was begonnen, draaide hij het papier ondersteboven en begon opnieuw met de opsomming. Nu noteerde hij wel als eerste het eerste gedicht uit de reeks:

Een Ambassadeur.
Een Poeet.
Een Bedelaer.
Een rijcke Vrijster
Een Koningh.
[pagina 505]
[p. 505]
Een gemeen soldaet.
Een goet Predicant.
Een Alchijmist.
Een Dwergh.
Een Sott Hoveling.
Een Professoor.
Een <Print-schrijver> onwetend Medicijn.
Een Print-schrijver.
Een Matroos.
Een Boer.
Een Waerd.

 

In deze opsomming ontbreekt ‘Een comediant’. Strengholt heeft aannemelijk gemaakt dat Huygens deze korte karakterisering gewoon vergat. Als we aannemen dat ‘Een Beul’ toen Huygens ging inventariseren, nog niet was geschreven, hebben wij een datering voor het eerste rijtje namen. Dat moet dan geschreven zijn tussen 16 november 1623, de datum onder ‘Een Waerd’ en 21 november, de datum van ‘Een Beul’. Waarschijnlijker is echter dat Huygens ook ‘Een Beul’ gewoon over het hoofd zag bij zijn opsomming.

De titels ‘Een Sott Hoveling’ en ‘Een Professoor’ zijn in dit eerste rijtje doorgehaald. Blijkbaar wilde Huygens deze gedichten niet laten drukken. Ze bevatten mogelijk te herkenbare allusies op bestaande personen uit Huygens' omgeving.Ga naar eindnoot7 Naast deze opsomming zette Huygens een tweede reeksje:

Coningh
Bedelaer
Rijcke vrijster
Predicant
Ambassadeur.
Soldaet
Medicijn
Waerd
Alchijmist
Dwergh
Poeet
Matroos
Beul
Een Boer
Sott hoveling
Wijs hoveling
Printschrijver

 

Hier treffen wij ‘Een Sott Hoveling’ wel aan. Hij wordt nu gevolgd door zijn pendant ‘Een Wijs Hoveling’ die Huygens voltooide op 16 november 1624.

Door de ‘Sotte Hoveling’ van een ‘wijze’ pendant te voorzien werd dat gedicht alsnog publicabel geacht.

Het tweede reeksje is dus van na 16 november 1624. Het eerste rijtje titels moet

[pagina 506]
[p. 506]

genoteerd zijn voor die datum. In het najaar van 1624 was Huygens inderdaad bezig met de verzorging van de kopij voor zijn bundel Otia.Ga naar eindnoot8

Voor de titels uit het tweede rijtje zette Huygens in potlood de nummers 1 tot en met 17. In een volgende fase van de kopijvoorbereiding schreef hij boven de eerste titel ‘Coningh’ de aanduidingen ‘Voorspraeck’ en ‘Aenden Leser’.

(Hij veranderde toen meteen de ‘C’ van ‘Coningh’ in een ‘K’.) Aangezien dit laatste stuk in het handschrift de datum draagt van 26 februari 1625, weten wij dat deze fase geplaatst moet worden in het vroege voorjaar van 1625.

Toen kregen de titels opnieuw een volgnummer. Aanvankelijk probeerde Huygens de reeds geplaatste potloodnummering voor de titels aan te passen aan de nieuwe, die twee nummers hoger lag, maar daar zag hij toch vanaf.

Achter de titels verschenen nu de volgnummers 1 tot 19. In een nog latere fase ontdekte Huygens dat hij in het tweede rijtje (evenals in de eerste opsomming) ‘Een comediant’ was vergeten. Deze werd alsnog tussengevoegd, met potlood, tussen ‘Waerd’ en ‘Alchijmist’. De nummering moest daarna opnieuw worden aangepast. Dit is ook gebeurd op de handschriften zelf.Ga naar eindnoot9

Deze manuscripten zijn ontwerphandschriften die, naar Strengholt formuleerde, bevorderd werden tot ‘de rang van kopij’. Huygens bespaarde zich de moeite van het kopiëren.Ga naar eindnoot10 De nummering van deze kopij was dan ook van belang. Misschien heeft het staatje op fol. 38v de zetter wel tot een handleiding gediend.

Het belangrijkste verschil tussen de beide rijtjes op dit blad is de volgorde.

De gedichten wenste Huygens niet in de volgorde van ontstaan te laten drukken in zijn Otia. Bij de ordening hebben thematisch-inhoudelijke overwegingen een rol gespeeld. ‘Een Koningh’ behoorde natuurlijk de rij te openen. Daarnaast heeft Huygens bepaalde gedichten bijeen geplaatst omwille van het contrast.

Pendanten als ‘Een sott Hoveling’ en ‘Een wijs hoveling’ kwamen achter elkaar. Een derde overweging kan de lengte geweest zijn. De lang uitgevallen printen werden enigzins achteraan geplaatst om de lezer ‘niet meteen te vermoeien met breed uitgewerkte karakteristieken’.Ga naar eindnoot11

Voorspraecken

Zoals reeds opgemerkt liet Huygens aan zijn printen twee ‘Voorspraecken’ voorafgaan: Een gedicht met de volledige titel: ‘Voorspraeck van de printen; Aen mijn' Broeder, Secretaris van State’, hier opgenomen als nummer [110] en een prozatekst die ik aan het einde van deze inleiding afdruk met de varianten. Het eerste ‘woord vooraf’ is een verantwoording. Huygens formuleert nadrukkelijk wat zijn bedoeling is met deze poëzie. Of liever gezegd, wat hij niet ermee bedoelde: kwetsen. Zijn broer Maurits roept hij hierbij tot getuige om dit mogelijke misverstaan de wereld uit te helpen.Ga naar eindnoot12

In zijn prozatekst aan de ‘ledighe leser’ legt Huygens uit welke nieuwe naam hij heeft gegeven aan deze soort gedichten, deze ‘onder ons nieuwe maniere van Schriften’ (r. 2-3). Theophrastus noemde ze ‘characteres’. Huygens vindt deze benaming ‘verre eigentlicker dan de suijverste onder de Romeinen, dieder notationes af gemaeckt hebben’ (r. 7-8). Onder verwijzing naar de woorden van de apostel Paulus die Christus ‘den Charactera van God des Vaders wesen noemt’ (r. 10-11), voor welke term Huygens geen adaequate vertaling is tegengekomen,

[pagina 507]
[p. 507]

stelt hij voor de term ‘Printen’ te gebruiken voor de Griekse benaming ‘characteres’. Voor deze term heeft hij zich ‘aende Drucksels’ gehouden om de waarheid ‘ten deunsten te genaken’ (zo dicht mogelijk te benaderen r. 24) en gekozen voor het woord ‘print’, dat is ‘afdruk’. Zoals de vorm en het gevormde, de letter en het gedrukte, de plaat en de afdruk zo veel als mogelijk is op elkaar lijken, zo hoopt hij dat ‘print’ de term ‘Charactera’ het best benadert.Ga naar eindnoot13

Ontvangst

In de laatste fase der kopijvoorbereiding geeft Huygens na de print ‘Characterista oft Een Print-schrijver’ [68] die de laatste wordt van de reeks in de Otia, deze citaten:

Libera per vacuum posui vestigia princeps:
Non aliena meo pressi pede.
...Iuvat immemorata ferentem
Ingenuis oculisque legi manibusque teneri. Hor.

De werkgroep van Utrechtse Neerlandici geeft van de eerste twee regels uit Horatius (Epistolae i, 19, r. 21-22) de aardige vertaling op rijm van De Brune de Jonge:

 
‘Ik stapte kloeklijk d'eerst langs onbetreede baan:
 
En volgd' op vreemder spoor geen ander achter aan.’

Het tweede paar regels (Epistolae i, 19, r. 33-34) kreeg in Heinsius' editie van de Korenbloemen deze vertaling: ‘Het verheugt mij, die iets nieuws breng, in de handen der ontwikkelden te komen en door hen gelezen te worden.’Ga naar eindnoot14

Deze regels uit Horatius wenste Huygens ‘zoo daer plaets overschiet’ achter de ‘Characteres’ gedrukt te zien. Ze werden daar geplaatst en hebben, in combinatie met de ‘Voorspraeck’ en het ‘Ledighe Leser’ tamelijk veel commentaar opgeleverd bij literatuurhistorici. In zijn uitgave van de Zede-printen uit 1891 bestrijdt Eymael in de inleiding Jorissens' voorstelling dat Huygens ‘een navolger van Theophrastus’ is:

Wanneer eene vergelijking van beide werken, èn wat vorm èn wat inhoud betreft, niet terstond elke gedachte aan navolging uitsloot, het zelfstandig karakter en het eigen woord van hem (...) bleven er ons borg voor.

 

Hierna volgt het tweede deel van het bovenvermelde citaat uit Horatius. Eymael heeft, dunkt mij, gelijk. Het citaat is daarbij echter een verkeerd argument om Huygens oorspronkelijkheid te onderstrepen.Ga naar eindnoot15 Ook Jacob Smit becommentarieert dit citaat. Hij kan niet verklaren waarom Huygens hiermee een primeur voor zich opeist. ‘Totdat er een betere verklaring komt’ ziet hij erin ‘een symptoom van een diepe drang tot persoonlijke literaire distinctie’.Ga naar eindnoot16 De betere verklaring kwam in de uitgave Zes Zedeprinten door een Utrechtse werkgroep van Neerlandici. Zij betrekken namelijk de context waaruit de citaten gelicht zijn in hun beschouwing. Dat leidt tot de conclusie dat Huygens met deze citaten alleen wil zeggen dat hij hetzelfde doet als Horatius die als eerste Latijnse dichter een bepaald Grieks model volgt.Ga naar eindnoot17

De vreugde met deze gedichten voor de dag te komen, doorklinkend in Huygens' aanwending van de twee laatstgenoemde regels uit Horatius, werd in

[pagina 508]
[p. 508]

zijn vriendenkring met wedervreugde beantwoord. Schreef Hooft reeds begin februari 1624 dat Laurens Reael en hijzelf uitkeken naar de ‘Characters’Ga naar eindnoot18, na de verschijning van de Otia reageerden ‘ontwikkelde’ vrienden als Caspar BarlaeusGa naar eindnoot19 en Jacob van der Burgh enthousiast. Hoofts bewondering voor de printen blijkt zelfs nog jaren later als hij Huygens complimenteert met zijn vertalingen uit DonneGa naar eindnoot20.

De tekst van Huygens' inleiding
Ledighe Leser

In de jaaromslag 1625 van ka xla bevindt zich een dubbelvel papier van 320 × 210 mm, gefolieerd 3 en 4, waarop Huygens een inleiding op zijn ‘printen’ heeft geschreven. Alleen fol. 3r bevat tekst. Het dubbelvel is in zeventiende-eeuwse

[pagina 509]
[p. 509]

hand (door Huygens?) in de bovenhoeken der buitenmarges gemarkeerd met respectievelijk de letters E, F, G en H. Blijkens het potloodcijfer in de linkerbovenhoek van fol. 3r en de daar geplaatste signatuur heeft dit vel deel uitgemaakt van de kopij voor Huygens' Otia.

 

Ik geef hieronder de tekst gevolgd door de varianten in de verschillende bronnen:

H Autograaf Huygens, ka xla 1625, fol. 3r
H-Ot In de tijd dat Huygens de kopij voor de Otia samenstelde, bracht hij in H in lichtere inkt wijzigingen en corrrecties aan.
Ot Otia 1625, ‘Lib. v. Characteres. Dat zijn Printen’. C3r, p. 21.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen.’ O3r, p. 117.
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen.’ [P4]r, p. 119.

Datering

H is gedateerd: 26 feb. 25 (= 16 februari 1625)

Tekst

ledighe leser;

1Noch dese drij woorden tot voorspraeck vanden niewen naem dien ick dese 2onder ons niewe | maniere van Schriften gegeven hebbe. De Griecken, daer 3van wijse te leen | houden, ende onder haer Theophrastus, die de sijne schreef 4op het 99e. Jaer sijns ouderdoms, | noemdense characteres, mijns bedunckens 5verre eigentlicker dan de suijverste | onder de RomeinenGa naar eindnoot1, dieder notationes 6af gemaeckt hebben. Dat sullen mij toestaen alle die op de spreucke vanden 7Apostel tot den Hebrëen gelett | hebben, daer hij onsen eewigen Saligmaker 8den Charactera van God | des Vaders wesen noemt; met soo krachtighen 9beduijdinge, datse de | geleerste oversetters in geene Talen mijner kennisse 10sonder omspraeck ten rechten hebben | weten naer te komen. Signum, 11Species, Imago, Figura ende de woorden die de | hedendaegsche Talen van dese 12Latijnsche verschapen hebben, konnen den Text hierin | niet voldoen, 13Daer moet sulcken gedaente uijtgedruckt werden die tuschen | haer selven ende 14haren oorsprong als geene kennisse van onderscheit en late, oock | min dan 15men tuschen den gesneden ende den gedruckten Segel gewaer wordt. | 16Dienvolgende, hoewel wij het in andere als Gods eigenschappen dus nauw niet 17en behoeven | te soecken, om nochtans te thoonen dat mijn voornemen 18geweest is de waerheit ten deunsten te genaken, hebbe ick mij oock in desen 19aende Drucksels gehouden, ende wetende | dat menschenhanden (die geene 20twee dingen malkanderen volkomentlick | konnen doen gelijken) geene min 21berispelicke gelijckenissen en konnen voortbrengen | dan daer is tuschen de 22vorm en 'tgevormde, tuschen de letter ende 'tgedruckte, | tuschen de Plaet ende 23'tgeprintte, hebbe mij soo lang metten naem van printen | (daer bij mogelick 24de Italianen haer woord Empronte souden mogen vergelijcken) voor de 25Griecksche Characteres willen genoegen, tot dat mij mijne vrienden | t'samen 26den mislagh ende de betering sullen aenwijsen willen, | ende mij in de voordere 27mijne feilen met soo oprechten suchteloosen gemoed bejegenen als ick verklare 28in allen desen te werck | gelegt te hebben.

[pagina 510]
[p. 510]

Varianten

  H
1 voorspraeck < verdediging
1-2 dese onder ons niewe < dese niewe
4 op het 99e. Jaer sijns ouderdoms < op sijn 99e. Iaer
5 [marge] Autor ad Herenn. < Auth. ad Herenn
7 den Hebréén < de Collocensen
  gelett hebben < gelett sullen hebben
  Saligmaker <God> den Charactera van God
8 *<noemet>* noemt
11-12 van dese Latijnsche verschapen hebben, < vande Latijnsche ontleent hebben
14 als geene kennisse van onderscheit en late, oock < geene kennisse van onderscheit en late, noch
16 andere als Gods eigenschappen < in wereldsche saken dus nauw
18 mij oock in desen aende < mij selver aende
20-21 geen onberispelicker gelijckenissen < geen onbegrijpelicker gelijckenissen
23 soo lang < dus lang
  printen (<D>>daer <toe> bij mogelick de Italianen haer woord
24 Empronte souden mogen vergelijcken) voor de Griecksche < printen voor de Griecksche
26-27 sullen aenwijsen willen, ende mij in de voordere mijne feilen met soo oprechten suchteloosen gemoed bejegenen als < sullen aengewezen hebben met soo oprechten suchteloosen gemoed als
28 in allen desen < in allen dezen
 
  H - Ot
10 sonder omspraeck ten rechten < oorspronckelijck hebben
10-11 komen. Signum, Species < komen. Species
16 Dienvolgende, < Daerom,
17-18 soecken <om*me*>>om nochtans te thoonen dat mijn voornemen geweest is de waerheit ten deunsten te genaken, hebbe < soecken hebbe
20-21 geen' min berispelicker gelijckenissen < geen onberispelicker gelijckenissen
25 tot dat mij mijne vrienden < tot dat mij beter kenneren dan deze [Datering] <26 Feb. 25>
 
  H-Ot - Ot
1 woorden ] woorden,
4 characteres,] characteres:
9-10 kennisse sonder omspraeck ] kennisse, sonder omspraeck,
12 hierin ] hier in
  voldoen, ] voldoen.

[pagina 511]
[p. 511]

13 sulcken ] sulck eene
  werden ] werden,
14 late, ] late;
16 Dienvolgende, ] Dien volgende
49 gehouden, ] gehouden:
  menschenhanden ] menschen handen
21 voortbrengen ] voortbrengen,
27 bejegenen ] bejegenen,
 
  Ot - K1
  [titel] ledige leser; ] ledige leser.
4 bedunckens ] bedunckers*
6-8 op de spreucke vanden Apostel tot den Hebrëen gelett hebben, daer hij onsen eewigen Saligmaker den Charactera van God des Vaders wesen noemt; ] gedencken dat onse eewige Saligmaecker de Character van God des Vaders wesen wert genoemt;
13 sulck eene ] sulck' eene
 
  K1 - K2
4 bedunckers* ] bedunckens

eindnoot1
Worp Briefwisseling, nr. 208. Zie ook Zes zedeprinten p. 8.
eindnoot2
Strengholt 1982, p. 96 ‘misschien het begin van een karakteristiek van een lommerdhouder.’
eindnoot3
Bijvoorbeeld Isaäc Casaubonus' editie uit 1592 met Latijnse Notationes of de editie door Daniel Heinsius (Leiden, 1613. Sellin 1968, no. 350).
eindnoot4
Zie hiervoor Wijngaards 1966, Smit 1967, en Zes zedeprinten.
eindnoot5
Zes Zedeprinten, p. 13.
eindnoot6
Strengholt 1982. Zie ook de afbeelding.
eindnoot7
Zie Strengholt 1982 en Strengholt 1987c.
eindnoot8
Zie de Inleiding, hoofdstuk 4, p. 58 vlgg.
eindnoot9
Voorbeelden van latere manipulaties met deze cijfers geeft Strengholt (1982, p. 104).
eindnoot10
Strengholt 1987c, p. 251.
eindnoot11
Strengholt 1982, p. 104-105. Zes zedeprinten, p. 14.
eindnoot12
Zie verder het inleidende commentaar bij gedicht [110].
eindnoot13
In de karakteristiek ‘Een Print-schrijver’ gebruikt Huygens deze metafoor ook. De schrijver print daar een beeld ‘Daer 'trechte wesens-kroost der moeder-vorm in speelt’ ([68], r. 26), dat de waarheid dus ‘ten deunsten’ benadert.
eindnoot14
Zes zedeprinten, p. 10, n. 1.
eindnoot15
Eymael 1891, p. ix. Zie voor invloeden op Huygens in dezen de in noot 4 genoemde studies.
eindnoot16
Smit 1967, p. 15.
eindnoot17
Zes zedeprinten, p. 10, n. 1.
eindnoot18
Van Tricht 1976, nr. 203. Postscriptum bij de brief waarin Hooft Huygens condoleert met de dood van zijn vader op 7 februari 1624.
eindnoot19
‘Uit uw characteres, vol diepzinnige geleerdheid, proef ik nu eens wijze lessen, dan weer feestelijk genot’. (Barlaeus aan Huygens 20 september 1625, Worp, Briefwisseling I, 286; mijn vertaling van Barlaeus' Latijn). ‘Depuis que j'ay leu vos Characteres, j'ay quitté la poesie flamende. Je meure, si j'ay rien veu de pareil en nostre langue. Ils pourroyent servir d'epithaphe a tous nos poetes.’ Van der Burgh aan Huygens 3 januari 1626, Worp, Briefwisseling I, no. 301. Zie ook Zes Zedeprinten, p. 15.
eindnoot20
‘Blijve doch echter daer bij, datter U Ed, Ambre blancq, ende Printen niet voor swichten zouden.’ Hooft aan Huygens 27 augustus 1630, Van Tricht 1976, no. 383.
eindnoot1
Autor ad Herenn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken