Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 611]
[p. 611]

[75] Een beul

Commentaar

In de print ‘Een Beul’ geeft Huygens een portret van deze gerechtsdienaar èn zijn mening over diens werk. Tussen de bijna gelijkluidende regels:

‘Hij is een Ambachtsman die niet en doet als recht’ (r. 1),

‘Sijn Recht en is niet recht, of 't moet'er goet bij wesen;’ (r. 36)

en ‘Sijn recht en is niet recht al is het recht en goed.’ (r. 50)

ontwikkelt zich Huygens' visie.

 

In de eerste geciteerde versregel constateert de dichter dat de beul een ambachtsman is die alleen maar het recht uitvoert (met daarbij de connotatie dat hij alleen maar goed doet).

Na een beschrijving van de gruwelen van een terechtstelling, maakt de tweede aangehaalde regel deel uit van de conclusie dat de manier waarop de beul recht doet alleen maar goed is, als het technisch naar behoren wordt gedaan.

Tenslotte formuleert Huygens dat dit recht voor de beul niet langer een recht is, ook al klopt het juridisch en technisch, als hij persoonlijke gevoelens tijdens zijn werk zou toelaten. Hij is slechts een instrument.

In de vierregelige conclusie komt de dichter daar impliciet op terug: Als je maar eens echt de mensen in het hart zou kunnen zien (door de dijk van het veinzen heen), dan zou je zien dat de beul voor anderen is, wat anderen voor zichzelf zijn. Voor iedereen is het eigen hart een beul, waaraan gewetenswroeging knaagt. Er is eigenlijk geen mens te vinden (maar een op de miljoen) die daar geen last van heeft. De beul is met andere woorden het collectieve geweten.

Uitgaven

Eijmael 1891, p. 22-23, (‘Aanteekeningen’ p. 83-85); Worp Gedichten ii, p. 38-39; Van der Heijden, Spectrum 10, p. 239-241 (met annotatie); Zes zedeprinten 1976, p. 80-91 (met annotatie).

Literatuur

Strengholt 1976, p. 109.

Translitteratie

13 adelljcke Het eerstgenoteerde adellicke wilde Huygens veranderen in adellijcke. De toegevoegde j plaatste hij abusievelijk links van de i.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 54v, fol. 56r+v. Door de strikt chronologische ordening en foliëring der handschriften is tussen fol. 54 en fol. 56 het blad met gedicht 74 (fol. 55) terecht gekomen. Fol. 54 is een enkelblad papier van 312 × 194 (tot 198 oplopend) mm. Fol. 56 maakt deel uit van een dubbelblad papier van 312 × 190-198 mm. Fol. 57 is blanco. De tekst van het gedicht is als volgt verdeeld: Fol. 54v: regel 1-10; fol. 56r: regel 11-40 en fol. 56v: regel 41-54.

[pagina 612]
[p. 612]

H-Ot H behoort tot de kopij der Otia. De potloodnummering naast de titel, signaturen, vingerafdrukken (vooral op fol. 56r) en de zetinstructie: Dit innewaert (r. 19 en 21) bewijzen dat. In een lichtere inkt heeft Huygens in H-Ot varianten en correcties aangebracht. Zie voor een samenvattende bespreking van de gehele kopij der ‘printen’ p. 503-511.
Ot Otia 1625, ‘Lib. v. Characteres. Dat zijn Printen’, F3r-[F4]r, p. 45-47.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, R3r-[R4]r, p. 133-135 (foutief gepagineerd: 141-143).
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, Sr-S2r, p. 137-139.

Datering

Huygens dateerde H: 21.a 9bris. 23. (= 21 november 1623).

Varianten



illustratie

  H In de linkermarge van fol. 54v, naast de beginregels van het gedicht, noteerde Huygens verticaal:
Een <h>>Hacker uijter hall, meest midden opde Merck[t]
Een Houwer die alleen aen Menschen beelden werck[t]
Deze regels zijn niet ingepast in het gedicht. In de drukken komen ze niet voor.

1 H Hij is een Ambachtsman die <*niemant noijt*als*rech*>
  niet en doet [als]   recht,
  Ot [ ] recht;

2 H De scherpe-sure saus van 'tbitter   laest gerecht;  
  K2 [ ] laetst [ ]

4 Ha Een   chirurgijn in 'tgros, die 't all geneest met koppen;  
  b [ ] {Chirurgijn in 'tgros,} [ ]
  b [ ] {*gemeene* Chirurgijn,} [ ]
  c Een Chirurgijn in 'tgros, [ ]

5 H Een Snijder buijten 'tGild; een Maeijer bouen 'tgras;

7 H Een <v>> Veerman vande   Doodt die Charon meest helpt winnen,  
  K1 [ ] dood, [ ]

8 H Op Vorsten Legers naer, en Saluers die   beghinnen,
  Ot [ ] beginnen;

9 H Een eerlijck Moordenaer, al heeft hij 't oock   begost
  K1 [ ] begost,

10 H Gelijck de snoodste doen, om kleeren en om   kost,
  K1 [ ] kost;

[pagina 613]
[p. 613]


illustratie

11 Ha Ten zij het scherpe recht   sijn   oomen en   haer' vadren  
  b [   ] Ooms en haere [ ]
  H-Ot [   ] Over-over   [ ]
  Ot [ ] sijn'   [ ] Vad'ren  

12 H Gehoore van der Wieg; soo voert hij in sijn'   adren
  Ot [ ] ad'ren

13 Ha Het   adellicke bloed, dat vander Princen gonst  
  b [ ] adellijcke [ ]

16 Ha Soo leert hij vander   jeught dat Appelen op staken  
  b [ ] jeughd [ ]

17 Ha Verdoemde   hoofden zijn, en Leewen op een' brugg  
  b verwezen   [   ]
  Ot [ ] hooofden* [ ]

19 H Noch schrickt hem d'eerste Galg; en, iss'er bloed te tappen,  
  H-Ot + [ ]

21 H 'K vergev' hem 'twankelen, 'tis kloeckere geschiet:  
  H-Ot + [ ]

22 H Door<*o*>>-oeffening te huijs geeft buijten 'tvoorhooft niet:

23 H Stoutsprekers binnens muers, voor kennissen, voor magen,  
  Ot Stout-sprekers [ ]

25 Ha Verschenen   inden ring van omgeseten volck  
  b [ ] in 'tbegaep [ ]

26 H Sijn domm en stomm gesien, als of die swarte wolck  
  H-Ot Zijn [ ]

27 H Haer' herten   hadd bewalmt, haer' herssenen beknepen,  
  Ot [ ] hadd' [ ]

28 Ha Haer' longeren gedemt, en   haer van   haer gegrepen;  
  b [ ] {haer} [ ] {haer} [ ]
  b [ ] {*hem*} [ ] {*hem*} [ ]

30 H Den   een' des   andren Wolf, wij worden stomm van een )
  Ot [ ] een [   ]
  K1 [   ] and'ren []

30   [marge]
  H Homo homini Lupus.
    Lupi Moerim videre priores. Virg. Ecl.

31 H Verge<e>>velijcker is't die tuschen   'tmenschlick grouwen  
  K1 [ ] 't mensch'lick [ ]

[pagina 614]
[p. 614]


illustratie

32 Ha Van Godes maeckselen te   sticken of te houwen,  
  b [ ] worgen [ ]

34 H En soo veel' oogen draegt,   Gemeente, staet en beeft.  
  Ot [ ] Gemeente, [ ]

37 H Of 't vreesen is hem 'tnaest, en 't steenige   gejouw
  [ ] gejouw,

38 H Op 'tkraken van een' stropp, op 'tsagen in een'   houw.
  Ot [ ] houw,
  K1 [ ] houw.

39 Ha De   Waerheijt, lijdt sij last, beknepen inde banden,  
  H-Ot [ ] Waerheit, [ ]

40 H Begrauen binnen 'theck van ijser-harde tanden,

40   [marge]
  H [ontbreekt]
  K1 ἕρϰος ὁδόντων. Hom.

41 Ha En   vindt geen' trouwer vriend, geen' machtiger als   Hem;  
  b [ ] {vindt} [   ]
  b [ ] {kent} [   ]
  c [ ] vindt [   ]
  Ot [   ] hem,  
  K1 [   ] hem;  

43 H En   leijt sij diep en dwars, en kan sij   qualijck rijsen,  
  H-Ot [ ] legt [ ] qualick [ ]

44 Ha Nijpts'er uijt met Touw en Tang en   Rijsen,  
  b Slaet   [Nijpts'er   ]
  H-Ot [ ] geesselt [Nijpts'er   ]
  Ot Slaet,   [   ]
  K1 [ ] geesselt, [ ] Rijsen;  

47   [marge]
  H [ontbreekt]
  K1 Vn Prince faict executer un mechant justement: mais il est meu d'animosité plus que du faict. L'oeuvre est juste en soy. Celuy qui le faict, injuste neantmoins.
Pour son regard, il est homicide. Ce n'est disje plus un criminel, qu'il faict executer; c'est son prochain qu'il tue. Plessis Medit, in Ps. 101.

48 H En derft sijn'   eijgen lust in 's Heeren last   verkoelen,  
  H-Ot [ ] eigen [   ]
  K1 [   ] verkoelen;  

49 H Soo haest en vindt de Wraeck   geen Herberg in sijn bloed,  
  Ot [ ] geen' [ ]

[pagina 615]
[p. 615]


illustratie

50 Ha Sijn Recht en is niet   recht al is het recht en   goet.  
  b [ ] recht [ ] goed.  
  K1 [ ] recht, [   ]

51 H <H>>Sij> Soo door den dicken dijck van   'tveijnsen waer te deluen,  
  H-Ot [ ] 'tveinsen [ ]

52 H Hij is aen andere dat ander' aen haer   seluen.
  Ot [ ] selven:

53 H Een ijeders Beul sijn Hert, daer quelling ouer knaegt:

54 H Van *dusenden* maer een die 't onbeknabbelt draegt.  
  H-Ot Van't Millioen   [   ]
  K1 Van dusenden   [   ]
  K2 [ ] nauw [   ]
 
  [ondertekening en datering]  
  H Constanter. | 21.a 9bris. 23. hag.  
  H-Ot <   >  


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken