Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[79] Vier en vlam

Commentaar

Op de bruiloft van Tesselschade heeft Huygens Machteld van Kampen leren kennen, een nichtje van de bruid.Ga naar eindnoot1 Hij werd verliefd op haar en schrijft, terug in Den Haag, op 12 december 1623, een lange rijmbrief aan Tesselschade ‘om voorspraeck bij Ioff. Machteld van Kampen’.

Zijn brief van 266 trocheïsche versregels begint Huygens met een aanspreking waarin hij in tweede instantie zijn vondst uit zijn vorige gedicht aan Tesselschade ([74]) opnieuw opneemt:

Tesselschade, die uw' gade

Hebt gevonden, niet te spade (r. 3-4).

 

Hij vraagt haar of ze nog weet hoe er om haar gunsten geworven werd, toen zij nog alleen was en of ze nog weet hoe heftig de verliefdheid kon zijn. Na deze inleiding die Tesselschade in de juiste stemming moet brengen, verzoekt Huygens haar om drie woordjes van voorspraak bij Machteld van Kampen, drie ‘toover-woorden’ (r. 23). Het eerste ‘woordje’ behelst een uitvoerige, af en toe absurde, beschrijving van de verliefdheid van de ‘Haegsche herder’ Huygens (r. 30-86). Na een intermezzo waarin Huygens Tesselschade vraagt waarom zij hem op haar bruiloft heeft genodigd met al deze gevolgen van dien, volgt het tweede ‘woordje’: een lange opsomming van Huygens' ‘kwaliteiten’: zijn gebrek aan uiterlijke schoonheid, zijn armoe, zijn ongeletterdheid, zijn onvolkomen sterrenkunde, zijn muzikale gestuntel, zijn onbeholpen dichtkunst (r. 123-210 en - samengevat - r. 211-230). Het derde ‘woordje’ zouden, als de twee eerdere succesvol schijnen, de woorden moeten zijn waarmee Alard Crombalck háár veroverde. Hierop volgt een afweging van de kansen, positief en negatief. Huygens besluit het gedicht met de samenvattende regel: ‘Vraegt haer, of sij will, of niet?’.

 

Dit gedicht werd beantwoord door Hooft. Hij temperde Huygens' ‘Vier en Vlam’ met een ‘Koelte van antwoordt’.Ga naar eindnoot2 Men gaat ervan uit dat Hooft dat deed

[pagina 623]
[p. 623]

op verzoek van Tesselschade.Ga naar eindnoot3 Ik twijfel daaraan. Het komt mij waarschijnlijker voor hier te spreken van een spel tussen twee dichters naar aanleiding van een bruiloft die zij beiden hadden bijgewoond en waar de Haagse herder inderdaad verliefd zal zijn geworden. Huygens' gedicht zal eerder voor Hooft dan voor Tesselschade zijn geschreven. De toevoeging ‘niew-getrouwde’ in de titel, de herhaling van regels uit een eerder aan Tesselschade gezonden gedichtGa naar eindnoot4, maar vooral de inhoud van de rijmbrief, duiden daar mijns inziens op.Ga naar eindnoot5 Huygens schreef bovendien zelf onder de oudste versie in het handschrift ‘Om den deun’.

Hooft vond Huygens' ‘Vier en vlam’ niet zo geslaagd en hij nam Machteld van Kampen in bescherming. Huygens moest maar eens duidelijk maken of hij het meende of niet. Bij nader inzien wenste Hooft Huygens zijn reactie toch niet in zijn geheel te sturen. Hij geeft daarvoor het argument dat Tesselschade het, twee maanden na Huygens' gedicht, nog niet gezien had. Zij immers zou er haar naam aan moeten verbinden. Het antwoord zou toch - in het spel tussen beide heren - zogenaamd van Tesselschade komen?

In een brief van begin februari 1624 werd Huygens' verzoek om toezending door Hooft afgewimpeld:

De rijmerij oft revelkal daer ue van gedenkt is mijn harssen ontsnapt; maer noch mijn handen niet. Ach wat noodt ue deese dochter ten hoof? t en is 'er geen maxel nae. 'T is een geboorte die ick liever te smachten had als te echten: ende zij is noch onder de ooghen van haer peet niet geweest, daer ze den naem af hebben zoude.’Ga naar eindnoot6

 

Hoofts reactie heeft Huygens pas in 1671 in zijn geheel kunnen lezen in de uitgave van Hoofts Werken.

 

Huygens moet zelf nogal gecharmeerd geweest zijn van zijn eigen gedicht.

Hij heeft er een bijna kalligrafisch afschrift van laten maken (h), dat hij later bij de kopij voor zijn Otia voegde. Hoofts antwoord had hij graag ook opgenomen. Omdat Hooft daar niet in toestemde en een poging via achterneef Jan van Baerle ook niet lukteGa naar eindnoot7, besloot Huygens alleen de laatste regels ervan te laten drukken. Hooft had hem die in zijn brief van begin februari meegedeeld.

Hij noteerde er wel bij dat het hem speet voor de ‘Beminners van 't dichten’ dat hun het antwoord werd onthouden dat Hooft ‘hier op gespeelt’ had.

In de kopij van zijn gedicht wijzigde Huygens de achternaam kampen eerst in mapken en later in kapnem.Ga naar eindnoot8 Zijn verliefdheid was over, het spel was uit. Door haar naam in een anagram enigszins te camoufleren, werd dit gedicht publicabel voor een groter publiek.

Uitgaven

Worp Gedichten ii, p. 42-49; Worp 1976, p. 57-65 (met annotatie); Proeven ii, p. 81-144 (met manuscriptologische aantekeningen, varianten en woordverklaringen); Tuynman en Van der Stroom, nr. 196.

Literatuur

Worp Briefwisseling i, nr. 215, 216 en 438; Van Tricht, Briefwisseling Hooft i, brief 203 en 204; Strengholt 1976, p. 88; Smit 1980, p. 115-116; Mieke Smits-Veldt 1994, p. 49-50

[pagina 624]
[p. 624]

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 61-62. Een dubbelblad papier gevouwen tot vier pagina's van 310 × 205 mm. De buitenmarge is zeer aan slijtage onderhevig. Vooral bij de laatste pagina heeft dit tot tekstverlies geleid. De tekst, geschreven in twee kolommen is als volgt verdeeld:
fol. 61v: regel 1-38 en r. 39-70,
Huygens noteerde de regels 3 tot en met 16 in een later stadium rechts naast de rechterkolom. Ook de regels 19 tot en met 22
schreef hij later en wel tussen de beide kolommen in. Met verwijstekens voegde Huygens ze in de tekst in.
fol. 61v: regel 71-104 en 105-138,
fol. 62r: regel 139-170 en 171-202,
fol. 62v: regel 203-236 en 237-266.
hH Kalligrafisch afschrift van H. ka xla, 1623, fol. 63-66. Een katern van twee dubbelbladen papier, in gevouwen toestand 310 × 190 mm. Verdeling van de tekst:
fol. 63r: r. 1-25; fol. 63v, r. 26-80; fol. 64r. 81-138; fol. 64v: r. 139-196; fol. 65r: r. 197-236; fol. 65v: r. 237-266.
hH-Ot In de fase dat Huygens de kopij voor zijn Otia gereedmaakte bracht hij in hH aanvullingen en correcties aan. hH is kopij geweest voor de Otia. Formaatsignaturen, het potloodcijfer linksboven op fol. 63r, vingerafdrukken (op fol. 65r+v zeer duidelijk) en zetinstructies duiden daarop. Zo noteerde Huygens naast de titel:
Dese Titel behoeft dus | breed niet uijtgesett te | worden. Maer aldus; [Volgt de titel zoals onder de varianten hH-Otb is genoteerd.]
  De instructie Dit innewaert treffen we aan op fol. 64r (bij regel 131), op fol. 64v (regel 143, 155). Verkort tot Innewaert op fol. 64v (regel 163, 175, 191) en fol. 65r (bij regel 231). Naast de toegevoegde regel uit Ovidius onder het gedicht vinden we op fol. 65v de instructie; In Capitalen. Naast de versregels uit Hooft (fol. 66r) vinden we Dit in Casijff (r. 3) en Capitaaltgiens (laatste regel naast het woord Vastaert).
Op fol. 66r maakte Huygens een berekening. Verticaal, iets boven het midden, aan de binnenmarge, staan onder elkaar een 5 en een 2. Ernaast staat een som (?) van drie regel: 800
7.13
<8>>792.7
Het hoe en waarom van deze getallen ontgaat mij.
Ot Otia 1625, ‘Lib. vi. Van Als’, [Q4]r-[R4]v, p. 129-138 (p. 134 foutief gepagineerd: 118).
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Vierde Boeck. Van Als’, 2dr-2gv, p. 225-234 (foutief gepagineerd: 237-246).
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Achtste Boeck. Mengelingh.’ 3m3r-3nr, p. 461-465.

Datering

Huygens dateerde H: 12.a 10bris. 23. (= 12 december 1623).

[pagina 625]
[p. 625]

Varianten



illustratie

  [titel]
  Ha   vier en vlam. | Aen Joff. T. Visschers, niewgetroude | met Sr. Allard Krombalck | om voorspraeck | bij Ioff. Machteld van Kampen.
  b   [vier en vlam. | Aen Joff. T. Visschers, niewgetroude | met Sr.] Alard [Krombalck | om voorspraeck | bij Ioff. Machteld van Kampen.]
  hH   vier en vlam. | [lijn] | Aen Joffrouw | Tesselschade Visschers, | niewgetrouwde met Sr. | Alard Crombalck. | [lijn] | om voorspraeck bij | Joffrouw | Machteld van Campen.
  hH-Ota   [vier en vlam. | [lijn] | Aen Joffrouw | Tesselschade Visschers, | niewgetrouwde met |] [Alard Crombalck. | [lijn] | om voorspraeck bij | Joffrouw |] M. van <mapken>kapnem.
  b   vier en vlamm. | [lijn] | Aen Joff.w Tesselschade | Visschers, niew-getrouwde; | om voorspraeck bij | Ioff.w M. van Kapnem.
  Ot   vivier en vlamm. | Aen Joffw Tesselschade Visschers | nieuw-getrouwde; | Om voorspraeck by Ioffw. M. van Kapnem.
  K1   Aen Joffw. Tesselschade Visschers, | Nieuw-getrouwde;
  K2   Aen Joff.w tesselschade visschers, | Nieuw-getrouwde; | Jock.

2 H   Onlanx Maegd, en onlanx   Vrouw,
  hH   [ ] vrouw,
  hH-Ot   [ ] Vrouw,

3-6 Ha α [ontbreekt]
  b β Tesselschade die uw' gade
  Hebt gevonden, niet te spade,
  Hebt verbonden, niet te vroeg,
  Vande wonden die hij droeg.

[pagina 626]
[p. 626]


illustratie

7 Ha α Hebt ghij noch in 't niewe leuen  
  b β <h>>Heeft v [noch ]

9 H   Huijst ghij noch in   uw gedacht
  hH   [ ] uw' gedacht',
  K1   [ ] uw gedacht,

10 H   Die die huijsing, als ge<b>>pacht,

11 H   In uw'   vriendlickheit besaten,  
  hH   [ ] vriendlickheijt [ ]
  hH-Ot   [ ] vriendlickheid [ ]
  K1   [ ] vriend'lickheid [ ]

12 H   Doe ghij, eenigh bijder   straten,
  hH   [ ] Straten,

14 H   Mette   eenicheit besett,  
  hH   [ ] eenicheijt [ ]
  hH-Ot   Met de eenicheid [ ]

15 H   Spotte met   des   jongers   toortsen  
  hHa   [   ] jongens   [ ]
  b   [   ] Jongens   [ ]
  hH-Ot   [ ] de   [   ]
  K1   [   ] toortsen,  

17 Ha α Onuerbiddelick *gewelt*  
  b β Onuerbiddelicken brand  
  hH   Onverbiddelijcken brandt
  hH-Ot   Onverbiddelicken brand  
  K2   Onafbiddelicken [ ]

18 Ha α T'uwer beurten heeft   *geveldt*:
  b β [ ] vermandt
  hH-Ota   [ ] vermant,
  b   [ ] vermannt,
  K1   [ ] vermant;

19-22 Ha   [ontbreekt]
  b   Sijt ghij noch bedenckens machtigh
  Hoe de Herten, heet en jaghtigh
  Na de beeck te koelen gaen
  Die de Min ten Doele staen,

19 H   Sijt ghij noch bedenckens machtigh  
  hH-Ot   Zijt[ ]

20 H   Hoe de   Herten, heet en jaghtigh  
  hH   [ ] harten, heeten [ ]
  hH-Ot   [ ] herten, heet en [ ]

[pagina 627]
[p. 627]


illustratie

22 H   Die   de Min ten Doele staen,
  hH   [   ] doele [ ]
  hH-Ot   [ ] Minn[   ]

23 Ha   Leent mij een der toouer-woorden
  b   [ ] drij [   ]
  hH-Ot   [   ] toover-woorden  

25 Ha   Een aen't schoone Kamper-hooft
  b   Drij []  
  hH-Ot   [ ] ....-hooft  
  Ot   [ ] .... Hooft  
  K1   [ ] Lauren [ ]

26 H   Dat het mijne van mij rooft.
  hH   [ ] rooft
  Ot   [ ] rooft,
  K1   [ ] rooft;

28 Ha   On-uoorsiens hebb deruen naken,  
  b   On-voorsiens [ ]

29 Ha   Off het vier dat blaken most  
  b   Oft [ ]

30 H   Blaken sonder branden kost.
  hH   [ ] zonder [ ]

31 H   Seght haer. Wie? Oh! vraeght   niet verder.  
  hHa   Leght* [ ] wie? [   ]
  b   Seght [   ]
  K2   [   ] verder:  

32 H   Seght haer, Hoe een Haegsche herder,  
  hH   <*L*>>Seght [haer,] <*t*>>hoe [een ]

33 H   Hoe een ouerrompelt knecht

34 H   Min op 'tminnen afgerecht
  hH   [ ] affgerecht

35 H   Dan sijn' Lammeren op 'tvliegen,
  hH   [ ] zijn' lammeren [ ] 'tvlieghen,  
  hH-Ot   [ ] sijn' [   ]

38 Ha α Van soo menigh fieren vonck,
  b β [   ] Minne   Lonck,
  hH   [   ] lonck,
  Ot   [ ] menigh' Minne-lonck,

39 Ha α Voncken die hij sagh haer' punten  
  b β Loncken [ ]

[pagina 628]
[p. 628]


illustratie

40 H   Op sijn' wederliefde   munten,
  hH   [ ] muntten
  hH-Ot   [ ] munten

42 Ha   Om van   hen met min te zijn,  
  b   [ ] hun belonckt [ ]

43 H   Endelick de fierer   schichten
  hH   [ ] Schichten

44 Ha   Van haer'   ongemeene lichten  
  b   [ ] {ongemeene} [ ]
  b   [ ] {meer als staende} [ ]
  c   [ ] ongemeene [ ]

46 H   D'onuerwonnen borst te   bien:
  hH   D'onverwonnen [ ] bien:
  K1   [   ] bi'en:

47 H   Daer sijn'   herssenen af   davren,  
  hH   [ ] hersenen [   ]
  K1   [   ] dav'ren,  

48 H   Euen als de   langste klauren,  
  hH   Even als de   [opengelaten]  
  hH-Ot   [ ] langste klavren,  
  K1   [ ] lanchste* klav'ren,  
  K2   [ ] langste [ ]

50 Ha   Van   een dichte   Noorder-vlaegh;  
  b   In   [   ]
  hH   [ ] een' [   ]
  Ot   [ ] een [ ] Noorder-vlaegh,  
  K1   [ ] een' [ ] Noorder-vlaegh;  

51 H   Daerom nu sijn' kortte nachten  
  hH-Ot   Daer hem [nu ]

52 H   Swart<e>' historien van klachten,

54 H   Nachtsgelijck geworden   zijn;  
  Ot   Nachts gelijck[ ] zijn,  
  K1   Nacht [ ] zijn;  
  K2   Nachts-gelijck[   ]

56 H   Aenden   A<e>>mstel nauw om vallen,  
  hH α [ ] [opengelaten] uw te* [om ]
  hH-Ot   [ ] Amstel nauw [ ]

57 H   En de   ruijmste kaden schaers,  
  hH α [ ] mijne te* [ ]
  hH-Ot   [ ] ruijmste [ ]

[pagina 629]
[p. 629]


illustratie

59 H Soo   beduijslen hem de roocken  
  hH-Ot [ ] beduijzlen [ ]
  K1 [ ] beduyz'len [ ]

60 H Soo en   zijn sijn' oogen schier,  
  hH [ ] sijn zijn' [ ]
  hH-Ot [ ] zijn sijn' [ ]

62 H Soo en   sien sij niet als   vier.  
  hH [ ] sijn [   ]
  hH-Ot [ ] sien [   ]
  Ot [   ] vier:  

63 H Soo en kan hij niet   bepeijsen,
  hH-Ot [ ] bepeisen,

64 H Schoon ten ende van   sijn reijsen,  
  hH [ ] zijn [ ]
  hH-Ot [ ] sijn reisen,  

65 H Schoon   bij Zuijden 'tZuijder Meer  
  hH [ ] hij Huijden* [ ]
  hH-Ot [ ] bij Zuijden [ ]

66 Ha Schoon   den voorsten voet op 't veer,  
  b [ ] de [ ]
  c Met den   [ ]

67 H Wie   hem, van het IJ   gescheijden,  
  hH-Ot [   ] gescheiden,  
  Ot [ ] hem [   ]

68 H Overtoouert heeft tot   Leijden  
  hH Overtoovert [   ]
  hH-Ot [   ] Leiden,  

69 H En de   Schipper die hem bracht  
  hH [ ] schipper [ ]
  hH-Ot [ ] Schipper [ ]

70 H Staet en bedelt om   sijn vracht;  
  hH Staeten [   ]
  hH-Ot Staet en [   ]
  Ot [   ] sijn' [ ]

71 H Veerman,   segt hij, weest te vreden,  
  hH [ ] Segt [ ]

72 H Loon voor   arbeijt staet in reden,  
  hH [ ] arbeijdt Staet [ ]
  hH-Ot [ ] arbeid staet [ ]

[pagina 630]
[p. 630]


illustratie

73 H Maer de reden maeckt   geen   schult  
  hH [   ] schult,  
  hH-Ot [   ] schuld,  
  Ot [ ] geen'   [ ]

75 H Schaemte   weijgert   v te wenschen  
  hH [   ] u [ ]
  hH-Ot [ ] weigert   [   ]

76 H Heele vracht van   halue   menschen,  
  hH [ ] halve   [ ]
  K1 [   ] menschen  

77 H En   den   mensche die ghij siet,  
  hH [   ] Menschen [ ]
  hH-Ot [ ] de   [   ]
  Ot [   ] Mensche dien[ ]

80 H Daer haer 'tlieffelick   bevloecken
  hH [ ] be*c*loecken
  hH-Ot [ ] bevloecken

83 Ha Uijt   mijn' borst heeft heeten   scheijden;  
  b [ ] de [   ]
  hH-Ot [   ] scheiden;  
  Ot Wt   [   ]  
  K1 Uyt   [   ]  

84 H Herte, segt, komt voort, na   Leijden
  hH-Ot [ ] Leiden
  K1 [ ] Leiden,

85 H 'Tgelt mij noch   een   halue vracht,  
  hH [   ] halve [ ]
  Ot [ ] een'   [   ]

86 H 'Tgelt hem 'tleuen die   v wacht.
  hH [ ] u wacht:

87 H Schaetgen, segt ghij dat ick mijmer?  
  hH [ ] mijne*?*  
  hH-Ot [ ] mijmer?  
  K1 Schaedtgen, [   ]

88 H Dat vergeeft men aen   een Rijmer;  
  Ot [ ] een' [ ]

89 H Komt gij't   met een suer besien  
  hH [ ] meteen suer-besien  
  hH-Ot [ ] met een [ ]

[pagina 631]
[p. 631]


illustratie

90 H Aen   een Minnaer oock   verbien?  
  Ot [ ] een' [   ]
  K1 [   ] verbi'en?  

91 H Voeght het rijmen, en het minnen,  
  K1 Voeght, [ ]

95 H En   mijn   on-eruaren oogen,  
  hH [   ] onervaren   [ ]
  Ot [ ] mijn'   [   ]
  K1 [   ] oogen;  

96 H Dunckt   v dat hij min medoogen  
  hH [ ] u [ ]

99 H Maer   bedenckter bij,   vriendinne,  
  hH-Ot [   ] Vriendinne,  
  K1 [ ] bedenckt'er[   ]

100 H Waertoe quam't   v   inden sinne  
  hH [ ] u   inde [ ]
  Ot [   ] in den [ ]

101 H D'onbedacht'   onnooselheijt
  hH [ ] onnooselheijt,
  hH-Ot [ ] onnooselheit,
  K1 [ ] onnooselhied,*
  K2 [ ] onnooselheit,

102 H Van mijn'   tegenwoordicheit
  hH [ ] tegenwoordicheijt
  hH-Ot [ ] tegenwoordicheit

103 H Uijt de veile rust<e> te   halen  
  Ot Wt [ ] halen,  
  K1 Uyt [   ]

106 H T'uwen luijster hadt   ontboon?  
  hH T'uwer luijste* [ ] ontboôn?  
  hH-Ot T'uwen luijster [   ]

107 H Uw'   beleeftheit doet mij   steruen,  
  hH [ ] beleeftheijt [ ] sterven,  
  hH-Ot [ ] beleeftheit [   ]
  K1 [   ] sterven;  

108 H D'eerste steen van mijn   bederuen
  hH [ ] bederven

109 H Heeft uw'   gunsticheit geplant.  
  hH [ ] gunsticheijt [ ]
  hH-Ot [ ] gunsticheit [ ]

[pagina 632]
[p. 632]


illustratie

110 H Vijand-vriendelicke hand,  
  hH Vijandvriendelicke [ ]
  hH-Ot Vijand-vriendelicke [ ]

111 Ha Hebt ghij d'eerste   door ontsloten  
  b [ ] Door [ ]
  hH [ ] door [ ]
  K1 [ ] deur [ ]

112 H Om   mijn broose borst te   blooten,
  hH [   ] blooten
  Ot [ ] mijn' [ ] blooten,
  K1 [   ] blooten;

114 H Die mijn'   Vrijheit heeft   geuelt,  
  hH [ ] vrijheijt [ ] gevelt,  
  hH-Ot [ ] vrijheit [   ]
  K1 [   ] gevelt;  

116 H D'eerste   plaester toe te rusten  
  hH [ ] plaetse* [ ]
  hH-Ot [ ] plaester [ ]

117 H Ouer d'eerste Minne-kneep  
  hH Over [ ]

119 H Oh! of oock die   hooger stralen  
  Ot [ ] hooger'[ ]

120 H Tot   medoogen wilden dalen,  
  hH [ ] meedoogen [ ]
  hH-Ot [ ] medoogen [ ]

121 H En de voedster van   mijn pijn  
  Ot [ ] mijn' [ ]

122 H Mijn' geneester <w>>konde zijn!

124 H Soo   sij nijdigh onderrecht waer,  
  hH [ ] hij* [ ]
  hH-Ot [ ] Sij [ ]

126 H Soo veel   deruens heeft   betrout,  
  hH [ ] dervens [   ]
  K1 [   ] betrouwt;  

127 Ha <*Lxxx*>>’Tiss een, segt, vande jaren  
  b 'Tisser [ ]

129 H En de statelicke   vreugt,  
  hH Ende [   ]
  hH-Ot En de [ ] vreugd,  

[pagina 633]
[p. 633]


illustratie

130 H Palen aende tweede   jeugt.
  hH-Ot [ ] jeugd.
  Ot [ ] jeughd:

131 H 'Twelgeuall van schoone leden  
  hH 'Twelgeval [ ]
  Hh-Ot + [   ]

132 H Schreef hem   niemand toe met reden,  
  hH [ ] nieman<*t*>>d [toe ]

133 H Aen het bruijnen van sijn'   huijd
  hH [ ] huijt

135 H Maer   hij dunckt sich selfs te   blosen  
  hH [ ] sij* dunck* zich [ ] blo<*t*>>sen  
  hH-Ot [ ] hij dunckt [   ]

136 H Als de   morgestondse roosen,  
  hH [ ] morgenstontsche [ ]
  hH-Ot [ ] morgenstondsche [ ]

137 H Zedert   hij den wederslagh  
  hH [ ] zij* [ ]
  hH-Ot [ ] hij [ ]

138 H Van haer   oog in't sijne sagh,
  hH [ ] Oogh [opengelaten]
  hH-Ot [   ] in 'tsijne   sagh
  Ot [   ] sagh;

143 Ha Ouer-wight van gulde   schijuen  
  b Ouer-wigh [   ]
  hH Over-wight [   ]
  hH-Ot + [   ]
  K1 [   ] schijven,  

144 H Die't ter Werelt all bedrijuen,  
  hH Dietter werelt al [ ]
  hH-Ot Die't ter [werelt   ]

145 H Meer als   noodelicke munt  
  hH [ ] noodelijcke mun<dt>>t  
  hH-Ot [ ] noodelicke [ ]

146 H Heeft   sijn' sterr hem niet   vergunt,  
  hH [ ] sijn [   ]
  Ot [ ] sijn' [   ]
  K1 [   ] vergunt;  

[pagina 634]
[p. 634]


illustratie

147 Ha <*Kleijn besitt*>Matigh leren, matigh ploeghen,
  b Weijnigh   leeren weinigh [ploeghen,]  
  c [ ] maeijen   [   ]
  hH Weinich   [ ] weijnich   ploegen  
  hH-Ot Weinigh   maeijen,   weijnigh   [ ]  
  Ot [   ] ploegen,  

148 Ha Kleijn besitt   en groot   genoeghen,  
  b [   ] in [   ]
  hH [   ] genoegen,  
  hH-Ot Klein [   ]  

149 H En dat   Middelmatigh veel  
  hH [ ] middelmatigh [ ]
  hH-Ot [ ] Middelmatigh Veel  

150 H Sijn   geuallen tot sijn deel;  
  hH [ ] gevallen [ ]
  hH-Ot Zijn   [   ]

151 H Maer   sijn   Kampensche gedachten  
  hH [   ] Kampensche [ ]
  hH-Ot [ ] sijn' ] Kapnemsche [ ]
  Ot [   ] Kapnemsche [ ]
  K1 [   ] niewe Min-gedachten  

152 H Heele   dagen, halue   nachten,
  hH [ ] dagen halve   nachten.
  hH-Ot [ ] dagen, [ ] nachten,

153 Ha Sijn sijn' schatten in 't gemoet  
  b Zijn [ ]
  hH Sijn [ ]
  hH-Ot Zijn [ ]

154 H Daer hij Rijck   af heeten   moet.
  hHa1 [   ] moet, [in hH abusievelijk tweemaal geschreven.]
  2 [ ] aff [ ] moet,
  b [   ] moet.

155 H Voorraed van gegeten   lettren  
  hH voorraed [   ]
  hH-Ot + Voorraed [van   ]
  Ot [   ] lettren,  
  K1 Vorraed*   [ ] lett'ren,  

156 H Om   Geleerde   t'ouerschettren
  hH [ ] geleerde   t'overschettren
  Ot [   ] t'overschettren,
  K1 [   ] t'overschett'ren,

[pagina 635]
[p. 635]


illustratie

157 H   Schuijlter weijnigh in sijn   hooft;
  hH   Schrijfter* [ ] hooft,
  hH-Ot   Schuijlt'er [ ] hoofd,
  K1   [   ] hoofd;

158 H   Waer' het evenwel geklooft  
  K1   Waer [ ]

161 H   Maer met   hope van gena,  
  hH   [ ] hoope [ ]

163 H   Sterre-stocken aen te   stellen  
  hH   Sterrestocken [   ]
  hH-Ot   + [   ]
  Ot   [   ] stellen,  

164 H   Om de   fackelen te tellen
  hH   [ ] Fackelen [] tellen,

167 Ha   Sijn gesifte wetenschappen  
  b   Zijn[ ]
  hH α [ontbreekt]  
  hH-Ota β Sijn gesifte wetenschappen  
  b   Zijn[ ]

168 H   Die sijn' herssenen ontsnappen,
  hH α [ontbreekt]
  hH-Ota β Die sijn' herssenen ontsnappen,

170 H   Weijgeren haer vier soo hoogh;  
  hH-Ot   Weigeren [ ]

172 H   Sijn de doelen van sijn weten,  
  hH-Ot   Zijn [ ]

173 H   En de sterren die hij   schiet,
  K1   [ ] schiet;

174 Ha   Hooger   Hem'len kent hij niet.  
  b   [ ] Hemel [ ]
  Ot   Hooger'   [   ]

175 H   Stemme-streeling,   snaren-krabbling,  
  hH-Ot   + [   ]
  K1   [ ] snaeren-krabb'ling,

176 H   Is een   konstelijcke   brabbling  
  hH   [] een'   [   ]
  hH-Ot   [ ] konstelicke   [ ]
  K1   [   ] brabb'ling  

[pagina 636]
[p. 636]


illustratie

177 Ha Die   mijn handen en   mijn keel  
  b [ ] sijn [ ] sijn [ ]
  hH [ ] sijn' [   ]
  hH-Ot [   ] sijn' [ ]

178 H Niet en kennen als ten   deel
  hH [ ] deel
  hH-Ot [ ] deel,
  K1 [ ] deel;

179 H Maer, al   stinckt het   eighen roemen,  
  hH [ ] slinght* [ ] eijgen [ ]
  hH-Ot [ ] stinckt [ ] eigen [ ]

180 Ha Kampen, kan mijn keel niet noemen  
  b [   ] sijn [ ]
  hH [   ] sijn' [ ]
  hH-Ot Kapnem, [   ]
  Ot Kapnem, [   ]
  K1 Laura, [   ]

182 Ha Als een   Eijcken-blad in't wild;  
  b [ ] Eijcken-rijs   [   ]
  hH [   ] int [ ]
  hH-Ot [ ] Eicken-rijs   [   ]
  Ot [ ] Eicken rijs   [   ]

183 Ha Snaren kan   mijn' hand niet raken  
  b [   ] sijn' [   ]
  hH snaren [ ] Sijn handt [ ]
  hH-Ot Snaren [ ] Sijn'[   ]

184 H Die wat   Machteld achtich kraken  
  hH-Ot [ ] ...... achtich [ ]
  Ot [ ] Kapnem achtigh [ ]
  K1 [ ] Lauras-achtich [ ]

185 H Of   sijn vingers gaender   af  
  hH [ ] zijn [ ] aff  
  hH-Ot [ ] sijn' [   ]

186 H Als een viervoet   naer   een draf;  
  hH [ ] naerden Draff  
  hH-Ot [ ] naer   een [   ]
  Ot [   ] een'   draf,  
  K1 [   ] draf;  

187 H Daer dan   Hand en keel vergaren,  
  hH [ ] hand [ ]

[pagina 637]
[p. 637]


illustratie

188 H Kampen seggen   all de   snaren,  
  hH [ontbreekt]  
  hH-Ota Kampen [ ] al [ ] snaren  
  b Kapnem [   ]
  Ot Kapnem [   ]
  K1 Laura [   ]

189 H Kampen kort en   Kampen lang  
  hH-Ot Kapnem kort, [ ] Kapnem [ ]
  Ot Kapnem kort [ ] Kapnem [ ]
  K1 Laura [   ] Laura [ ]

190 H Zijn de   noten van   sijn' sang.  
  hH Sijn [ ] Noten [ ] sijn [ ]
  hH-Ot Zijn [   ] sijn' [ ]

191 H Verr en versch-geraepte   Rijmen  
  hH [ ] rijmen  
  hH-Ot + [   ]

192 Ha Regel-recht aen een te lijmen,  
  b Regel-dicht [ ]

193 H Is sijn' Penn te veel   geverght:
  hH Te sijn waer* [ ] geverght,
  hH-Ot Is sijn penn [ ]  
  Ot [] sijn' [ ]  
  K1 [] sijn [ ] geverght;

195 H Kruijpen kan hij,   gaen, en springen,  
  hH [ ] gaen [ ]

196 H En   gelijckx der aerde   singen,  
  hH-Ot [ ] gelijx [   ]
  K1 [   ] singen;  

198 H Heeft   sijn' lippen noijt   geraeckt:  
  hH [ ] sijn Lippen [ ] geraeckt;  
  hH-Ot [ ] sijn' [   ]
  Ot [   ] geraeckt,  
  K1 [   ] geraeckt;  

199 H Maer de welgevoegde giften  
  hH [ ] wel gevoegde [ ]

200 H Die den   Hemel, door de siften  
  hH [ ] Hemel [ ]

201 H En het keurlick onderscheit
  hH [ ] keurlijck onderscheijt
  hH-Ot [ ] keurlick onderscheit

[pagina 638]
[p. 638]


illustratie

202 H   Van   een milde   giericheit,  
  hH   [   ] giericheijt,  
  hH-Ot   [   ] giericheit,  
  Ot   [ ] een'[   ]

203 H   Over   haer beminde   kuijven  
  hH   [   ] kuijuen  
  hH-Ot   [   ] kuijven  
  Ot   [ ] haer'[   ]

204 H   Nederwaert heeft laten   stuijven,  
  hH   [ ] stuijuen,  
  hH-Ot   [ ] stuijven,  
  Ot   Nederwaerts[   ]

205 H   Kittelen sijn' aendacht <*met*> <*C*>>nauw,

206 Ha   Het vliegen wordt hem wel soo gauw  
  b   'T [ ]

210 H   Rijst hem   seluer uijt 'tgesicht.  
  hH   [ ] selver [ ]

212 H   Vande   schoonheit niet gekregen,  
  hH   [ ] schoonheijt [ ]
  hH-Ot   [ ] schoonheit [ ]

215 H   [st]erren kan hij niet beroemen  
  hH   Sterren [ ]

216 H   [van] de seuen een te noemen;  
  hH   Vande seven   [ ]
  Ot   [ ] een'[ ]

217 H   [O]p de noten is hij   schorr,
  hHa α Op [ ] schoor*,
  b β [   ] schorr,

218 H   [O]p de   Snaren   vinger-dorr;
  hHa α Op [ ] snaren   vinger-door*;
  b β [   ] vinger-dorr;

220 H   [A]ls de   Ploeger inde baren,  
  hH   Als [ ] Ploegher [ ]

221 Ha   Als de   Schipper inde Terw,  
  b   [ ] Zeeman [   ]
  hH   Als de   [opengelaten] [inde ]
  hH-Ot   [ ] Zeeman   [ ]

222 H   Als de blinden inde   verw;
  K1   [ ] verw:

[pagina 639]
[p. 639]


illustratie

223 H Evenwel   'tbevallick wesen,  
  hH [ ] 'tbeuallick [ ]
  hH-Ot [ ] 'tbevallick [ ]
  K1 [ ] 't bevalligh [ ]

225 H 'T spelen dat bij geen en lijckt,  
  hH 'Tspeelen [ ]
  hH-Ot 'Tspelen [ ]

238 H Houdt hij   all van   uwe krachten,  
  hH-Ota [   ] {uwe krachten,}
  hH-Ota [   ] {*uw* kracht}
  b [   ] uwe krachten,  
  K2 [ ] all' [   ]

231 H Schijntsij na de Minn   te   hooren,
  hH Shijntsij* [ ] [opengelaten]
  hH-Ot Schijntsij [ ] te   hooren
  K2 [   ] hooren,

232 Ha Vattse vaster   bijder ooren.  
  b [ ] bij die [ ]  
  hH [ ] bijder Ooren  
  hH-Ota [ ] bij her Ooren,  
  b [ ] bij die [   ]

233 H Segt haer dan als Alard   zeij.
  hH Seght [ ] Leij*
  hH-Ota [   ] zeij
  b [   ] zei'
  K1 [   ] sei',

234 H Doe   sijn krachtiger   gevleij  
  hH [ ] zijn [   ]
  hH-Ot [ ] sijn [ ] gevlei  

235 H Perste door de koele korsten

236 Ha Van uw'   ouervro*s*en borsten  
  b [ ] ouervroren [ ]
  hH [ ] ouervrosen borsten,  

238 H Dede   doijen in een. Ia;
  hH Dede   [opengelaten]
  hH-Ot [ ] doijen in een Ja.

239 H Deze   zijn de scherpste pijlen  
  hH [ ] sijn [ ]
  hH-Ot [ ] zijn [ ]

[pagina 640]
[p. 640]


illustratie

240 H Die wij t'samen konnen   vijlen.
  hH [ ] vijlen
  hH-Ot [ ] vijlen;

242 H Van een herder Hert   vermant,
  hH [ ] vermand,
  Ot [ ] vermand;

246 H Proije van   mijn   eijgen   strick!  
  hH [ ] mijn'   [ ] strick'!
  hH-Ot [   ] eigen   [ ]

247 H Sullen niet   mijn   eijgen schachten  
  hH-Ot [   ] eigen [ ]
  Ot [ ] mijn'   [   ]

248 Ha Met den   Interest van   krachten  
  b [ ] {Interest} [van ]
  b [ ] {woecker-winst} [van ]
  hH Met den   [opengelaten]  
  hH-Ota [ ] Interest van   krachten  
  b [ ] {Interest} [van   ]
  b [ ] {Woecklerloon} [van   ]
  c [ ] Woeckerloon [   ]

249 Ha Keeren op het broose   blood
  b [ ] bloot

251 H Oh! ick spell het lang te   voren
  hH-Ot [ ] voôren
  Ot [ ] voren,

252 H Lieve Tolck, ick sal 't   besmooren
  hH [ ] *besmoren*,
  hH-Ot [ ] besmooren,
  K1 [ ] besmooren;

253 H 'Khebb   geen' Lauwer om de muts  
  hH [ ] geen [ ]
  hH-Ot [ ] geen' [ ]

255 Ha *Soud* haer dan   een moort vermaken?  
  b Will s'haer [ ] in   bloedt [ ]
  hH Wil haer * [   ]
  hH-Ot Wil's haer [   ] bloed [ ]

256 Ha Ia sij: 'ksie   den dach   genaken.  
  b [   ] de   doodt   [ ]
  hH [   ] genaken,  
  hH-Ot Ja [   ] dood   [ ]

[pagina 641]
[p. 641]


illustratie

257 H   Neen   sij; 'Tis   geen Maeghden deught.  
  hH   [ ] sij [ ] geen' [ ]
  hH-Ot   [ ] sij; [ ] Maegden deughd;  

258 H   Ia sij: 'Tis   onnoosel vreught.  
  hH   [   ] onnosel   vreught;  
  hH-Ot   Ja [   ] vreughd;  
  Ot   [   ] onnoosel' [ ]

259 H   Neen   sij; 'Tmocht haer namaels   rouwen.
  hH   [ ] sij, [ ] rouwen
  hH-Ot   [ ] sij; [ ] rouwen;

260 H   Ia sij;   droefheit kan   verkouwen.  
  hH   [   ] droefheijt [   ]
  hH-Ot   Ja [ ] droefheid [ ] verkouwen;  

261 H   Neen sij; 'Khebb het niet   verdient.
  hH   [ ] verdient
  hH-Ot   [ ] verdient;

262 H   Ia sij; om   een lieuer   vriend.  
  hH   [   ] vriendt.
  hH-Ot   Ja [   ] vriend.  
  Ot   [   ] een' liever' [ ]
  K2   [   ] vriend,*

263 Ha α Foeij! hoe waggelen mijn'   sinnen;
  b β Oeij! daer waggelt [ ] vermoeijen;
  hH   O [   ] vermoeijen
  hH-Ot   Oeij! [   ] vermoeijen;

264 Ha α Tesselscha, om   tijd te winnen,  
  b β [ ] {tijd} [ ] spoeijen;  
  b β [ ] {wegh} [ ] spoeijen;  
  c   [ ] tijd [ ]
 
  [ondertekening en datering]  
  H   Constanter. | Hag. 12.a 10bris. 23. | Om den deun.
  hH   [ontbreekt]  
  hH-Ota   Constanter. | 1623. Decembris.  
  b   1623.  
  Ot   mdcxxiii  
 
  [Toegevoegde tekst]
Hier wordt alleen de tekstgeschiedenis in de lijn Huygens gegeven. Hooft heeft van de oudste versie van de tekst (H) een afschrift gemaakt, voor het laatst uitgegeven in de editie Tuynman en Van der Stroom. (Zie onder Uitgaven.)

[pagina 642]
[p. 642]

hH-Ot   In hH-Ot noteerde Huygens onder het gedicht een regel uit Ovidius:
Non lecta est operi, sed data caus*s*a meo. Ouid.
 
  Op fol. 66r van hH schreef Huygens in de fase van de voorbereiding van de kopij voor de Otia een aantal regels uit het antwoord dat Hooft op zijn gedicht had geschreven. Huygens leidde deze regels in met een tekst waarin hij naar mijn indruk onmiddellijk varianten aanbracht. Ik druk hier Huygens' inleiding af in de drie stadia die ik in het ontstaan ervan kan onderkennen:
  a Ick beklage de <*M*>>Beminners van 't dichten dat haer de | Heere Drossart Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op *gemaeckt* te zijn, hoewel ickse uijt | sijne gunste niet meer <oft> hebben konnen te sien komen als | dit Slot van alles:
  b [Ick beklage de Beminners van 't dichten dat haer de | Heere] Drossard [Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op *gemaeckt* te zijn,] daervan ickself uijt | sijne gunst [niet meer hebben konnen te sien komen als | dit Slot van alles:]
  c [Ick beklage de Beminners van 't dichten dat haer de | Heere Drossard Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op] gespeelt [te zijn,] hebbende [ickself uijt sijne gunst] daervan [niet meer] <hebben> <konnen te sien komen> [konnen te sien] komen, [als | dit Slot van alles:]
Na deze inleiding volgen uit het gedicht van Hooft:
<S>>Zoetgies, toef wat, noch een woor<t>>djen,
Ick v bijten moet in't oortjen,
Dat mijn hoofjes rammelrad
Schoontjes, schier, vergeten had;
Spreeck je 't Meisje blondt van ha<re>>eren,
Past voor al<l> haer te verkl<ar>>aeren,
Klaerder dan ghij 't mij bediedt,
Vastaert oft ghij't meent oft niet,
 
  Onder deze regels van Hooft herhaalde Huygens regel 263 uit zijn gedicht, nu in kapitalen, en tussen twee lijnen:
oey! daer waggelt miin vermoeyen.
 
Ot   In de inleidende tekst verschijnen in Ot komma's achter dichten (r. 1) en onthoudt (r. 3). Behoudens spelling en typografie is deze inleiding gelijkgebleven aan de versie van hH-Ot.
Hoofts vers kent de volgende variatie in Ot: (r. 1) woordjen
K1   De inleidende tekst voor de versregels van Hooft werd:
Slot-regel vande Antwoord vanden Drost Hooft op het voorgaende.
 
  De herhaling van r. 263 aan het slot kwam te vervallen.

eindnoot1
Zij was de dochter van Cornelis van Campen en Catharina Queeckel, zij woonde in de Warmoesstraat te Amsterdam. Ze overleed voordat haar huwelijk, met een ander dan Huygens, kon worden voltrokken en werd op 13 mei 1626 begraven (zie: Proeven ii, p. 108 en 111).
eindnoot2
Proeven ii, p. 108-144; Tuynman en Van der Stroom, nummer 196.2.
eindnoot3
Proeven ii, p. 109; Smit 1980, p. 115; Smits-Veldt 1994, p. 49-50.
eindnoot4
Zie gedicht [74], r. 1-8.
eindnoot5
Mieke Smits-Veldt (1994, p. 49) noemt het ‘dit nogal zelfgerichte rijmvuurwerk, dat toch meer een uitdaging leek tot weer een literair spel dan dat het blijk gaf van serieuze gevoelens.’
eindnoot6
Van Tricht 1976, nr. 203.
eindnoot7
Van Tricht 1976, nr. 204. Huygens ontving deze brief in Londen op 10 maart 1624. Van Trichts transcriptie van het jaartal is onjuist. Bovendien luiden r. 4 en 5 in het handschrift (uba 28 O): ‘het gedicht van de coelte tegen Vier en vlam’ (de coelte tegen is in de linkermarge bijgeschreven).
eindnoot8
De suggestie in Proeven ii, p. 126 onderaan, dat dit anagram op te vatten zou zijn als ‘kap(pe)n em(encl.hem)= elimineren hem (de naam)’ moet als te spitsvondig verworpen worden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken