Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[117] Aen J. van Brosterhuijsen op sijn verlang

Commentaar

Huygens schrijft in het najaar van 1624 aan Hooft dat hij ‘een vergaderingh van oude ende niewe rammelingh’ - oude en nieuwe beuzelpraat (zijn gedichten) - uit gaat geven. Hij verzoekt hem om toestemming daarbij ook hun discussie over de ‘maet van de Nederlandsche dichten’ op te nemen. En hoewel de drukkers nog niet zo ver zijn, vraagt Huygens hem haast te willen maken.Ga naar eindnoot1

Hooft weigert, maar biedt wel aan, als hij daartoe weer in staat is, een lofdicht op de nieuwe bundel te schrijven.Ga naar eindnoot2 Waarschijnlijk is dit het gedicht Om 't wtkomen der Gedichten van den Heere Constantin Huygens geworden dat Huygens in het voorwerk van zijn bundel opnam met de ondertekening ‘n.n.’. Het opent met de regel: ‘Nieuw, en niet herboore rijmen’.Ga naar eindnoot3

Hooft heeft zijn vers ingeschreven in zijn Rijmkladboek. Later heeft hij echter de datering nagenoeg onleesbaar gemaakt. In de literatuur rond dit gedicht, worden als tijd van ontstaan genoemd december 1624 of maart of mei 1625.Ga naar eindnoot4 Gezien Hoofts bovenvermelde aanbod ben ik geneigd dit gedicht eerder in december 1624 te plaatsen dan in maart 1625. Huygens kende in ieder geval in maart 1625 het begin ervan. Linksboven het handschrift van gedicht [117] zette hij namelijk eerst abusievelijk; ‘Antwoord aen Brosterhuisen beghinnende Niew en niet herboren Rijmen’. Huygens vergiste zich hier. Bij de kopijvoorbereiding van zijn bundel herstelde hij zijn vergissing door het eerdere opschrift te vervangen door ‘Aen J. van Brosterhuisen, op sijn verlang naer 't uijtkomen mijner Dichten’.

Hellinga en Tuynman hebben in een uitvoerig artikel geprobeerd voor de contemporaine lezer (Huygens incluis) de historische contekst te reconstrueren van het gedicht Om 't wtkomen.. dat als ‘n.n.-gedicht’ in het voorwerk van de Otia voorkomt. Zij zijn er daarbij vanuit gegaan dat gedicht [117] beschouwd kan worden als een reactie op dit ‘n.n.-gedicht’ en dat Huygens een ‘spel’ speelt met de ‘anonieme’ maker ervan.Ga naar eindnoot5

Dit nu lijkt mij een misvatting. Gedicht [117] is een reactie op een brief van Brosterhuijsen die Huygens op 28 januari 1625 ontving. Dit schrijven begeleidt een gedicht van Jacob vander Burgh, [115A].

Brosterhuijsen deelt erin mee dat hij de prachtige verzen van zijn vriend wel vergezeld zou willen hebben laten gaan van wat mindere regels van zijn makelij, al was het alleen maar om door de schaduw daarvan des te meer het licht van de perfectie van die verzen te laten uitkomen. Maar waarom zou hij eigenlijk? De zon schijnt voldoende door zijn eigen helderheid, nietwaar? Ik praat slechts

[pagina 755]
[p. 755]

als een echo, alleen op verzoek; voor de rest zwijg ik totdat ik openbarst, zegt hij, en juist de volgende passage heeft Huygens voor zijn reactie aangegrepen. Brosterhuijsen vervolgt:

Als de welwillendheid van uw Musen zich verwaardigde enkel de geringste druppel van uw Hippocrene te sprenkelen op de Tantalidische lippen van mijn dorstige hart, zou ik niet aarzelen om alles op te drinken wat er zich aan poëtische wateren bevindt van hier dwars over de de toppen van de grote Atlas, die hemeldrager, sterren-lichter, de zonne-val, sneeuwverzuiger, stromengieter etc, tot aan Hoxocoquacmolit, dat verschrikkelijke verblijf van de grote Patagoniër Priester Jan. Maar helaas, de antiperistaltiek van de hielen van onze antipoden van daarginds maakt het onmogelijk ooit zichtbaar te kunnen binnendringen in de dikte van de ruimte van atomen, tierlantijntjes, hippocentaurs en weet ik veel welke schimmen. Maar, vooruit, ik breng u niet in verwarring en stop hiermee. Maar, even iets anders, als u mij laat weten hoe het u vergaat en mij al was het maar een heel klein beetje van uw poëzie stuurt, dan hebt u er ogenbikkelijk een dichter bij.Ga naar eindnoot6

 

Op 13 maart 1625 voltooit Huygens gedicht [117] dat in de openingszin meteen refereert aan de hierboven geciteerde brief van Brosterhuisen:

‘Waarom, Brosterhuisen, sta je, als de sluizen in Waterland, open voor een vingerhoedje vocht, alsof er zomaar een zee vol kostelijks uit mijn dorre pen zou neerstorten? Hij maakt de vreugde van het drinken korter die zijn wangen zo wijd oprekt dat hij nooit eens de begeerte drinkt, maar het bittere inslikt zonder het aan te raken en het zoete zonder te proeven, net als een fuik voor grote vissen een klein visje.’ (r. 1-12)

 

Huygens geeft hem vervolgens de raad met dichtere lippen op hem te wachten. Zijn anders dove netels zullen dan zijn mondholte kittelen en zijn anders niet gehoord geluid zijn oren. Hij zal intussen zijn zetter en zijn drukker tot spoed aanmanen. Hij zal de binder flink laten opschieten en de voerman op Leiden met dubbele zwepen zijn paard als een Phaeton laten besturen. Hij zal van het pakket snelpost maken en de brievenbesteller zo aan zijn bel laten rukken en trekken dat de meid zal zeggen: ‘wat is er nu met de klepel?’. Daarop zal de bode boerend vanuit zijn bierkeel melden dat ze moet opschieten met het geld omdat Brosterhuisen op het pakje wacht.

Aan het slot van het gedicht (r. 49-58) belooft Huygens zijn wensen in te slikken en te beamen dat zijn vermoedens vals waren, als Brosterhuisen onmiddellijk nadat hij het zegel van het pakje losgemaakt en de vellen doorgekeken zou hebben, klagen zou; ‘Wat een laffe kost! De bergen hebben belachelijke muizen gebaard’.Ga naar eindnoot7 In dat geval zal Huygens niet meer zeggen dan: ‘Waarom gaap je. Brosterhuisen?’.

 

Brosterhuisen beantwoordt dit gedicht met een poëem op dezelfde rijmwoorden, [117A].Ga naar eindnoot8 Juist nu er hoop is dat Huygens' ‘sluisen’ net zoveel vocht uit zullen braken, als de Hengste-bron ooit uitstortte, ‘gaapt’ Brosterhuisen wijder. Het vervolg van het gedicht is een uiterst positieve ontvangst van wat Huygens beloofde in zijn gedicht. Er moeten meer zetters aan het werk. Binder, voerman,

[pagina 756]
[p. 756]

besteller maken allemaal haast. Brosterhuisen zal de besteller meteen volgieten met bier, zijn geld geven en hem opdragen, nadat hij weer aan het dichten geslagen is (‘nae 't breecken van mijn vasten’ r. 46) dit gedicht of iets soortgelijks bij Huygens te bezorgen. In de laatste regels zegt Brosterhuisen dat hij meteen bij het doorkijken van de regels en de vellen van Huygens' gedichten, uitroept: ‘Wat een stevige kost!’.

Uitgaven

Worp Gedichten ii, p. 113-115.

Literatuur

Jorissen 1871, p. 188-189; Worp Gedichten ii, p. 334, ix, p. 22; Hellinga en Tuynman 1971; Smit 1980, p. 124-125; Van Tricht 1976, nr. 215.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1625, fol. 9-10. Een dubbelblad papier van 310 × 205 mm. Verdeling van de tekst: Fol. 9r: r. 1-26, fol. 9v: r. 27-53, fol. 10r: r. 54-58.
Fol. 10v is blanco. Uit dit laatste blad is onderaan een stuk (110 × 205 mm) weggeknipt.
H-Ot Blijkens de katernsignaturen heeft dit handschrift deel uitgemaakt van dekopij voor de Otia. Rechtsboven op fol. 9r is deze aanwijzing te lezen: Dit moet naest aende 18. volgen.
Ot Otia 1625, ‘Lib. vi. Van Als’, [S4]v-Tv, p. 146-148.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Vierde Boeck. Van Als’, 2Hv-2H2r, p. 242-243 (foutief gepagineerd: 254-255).
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Achtste Boeck. Mengelingh’, 3N3r-3N3v, p. 469-470.

Datering

Huygens dateerde H:13.a Mart. 25 [= 13 maart 1625].

[pagina 757]
[p. 757]

Varianten



illustratie

  [titel]
H Antwoord aen Brosterhuisen | beghinnende Niew en niet | herboren Rijmen.
H-Ot Aen I. van Brosterhuijse, | op sijn verlang naer't uijtkomen | mijner Dichten.
K1 [Aen I. van Borsterhuysen, | Op sijn verlang naer 't uytkomen] deser [Dichten.]
K2 [Aen J. van Brosterhuysen, | Op sijn verlangh naer 't uytkomen] mijner [Dichten.]

1 H Waerom gaept   ghij, Brosterhuijsen,  
  Ot [ ] ghy [ ]
  K1 [ ] ghy, [ ]

3 Ha Naer een'   vingerhoet voll natts,  
  b [ ] vingerhoed [ ]

5 H Uijt mijn' dorre penn sou storten?  
  Ot Wt [ ]
  K1 Uyt [ ]

6 Ha Tis de   swelgens vreughd verkorten  
  b [ ] drinckens [ ]

9 Ha Maer de gall   golpt sonder raken,  
  b [ ] slickt [ ]

13 Ha Wacht mij   dan met   nauwer lippen  
  b [ ] wat [ ] engher [ ]
  Ot [   ] enger' lippen,  

17 H En mijn' anders doove   netlen
  K1 [ ] net'len

[pagina 758]
[p. 758]


illustratie

18 H Zullen uwe nauwte   ketlen,
  K1 [ ] ket'len,

19 Ha En mijn anders   doof geluijt  
  b [ ] domm [ ]

21 Ha Ksall   den Zetter onder wijlen  
  b [ ] mijn' [Zetter   ]
  Ot [   ] onderwijlen

23 Ha Ksall   den drucker slaven doen,  
  b [ ] mijn' [drucker ]
  Ot 'kSall   [ ]

24 H En van stappen draven   doen,
  K1 [ ] doen;

25 H Ksallse beide met haer sweeten  
  Ot 'Ssalse* [ ]
  K2 'kSalse [ ]

27 H Ksall den Binder voor een blad  
  Ot 'kSall [ ]

30 H Dobble sweepen heeten breijen,  
  K1 Dobb'le [ ]

32 H Als waer'   Phaethon op't veer.  
  Ot [ ] Phaëthon [ ]

33 H Ksall het pack met Citos decken,  
  Ot 'kSall [ ]

35 H En doen rucken aen uw'   bell
  K2 [ ] bell,

36 Ha Dat de Meid sall   seggen, wel,  
  b [ ] roepen, [ ]

38 H Daer op sal   hij soo wat grover,  
  K2 [ ] hy, [ ]

41 Ha Ripsen, voor   sijn beste antwoord,  
  b [ ] de reedste [ ]

42 H Hier   ijou varcke,   reickt je hand voort,  
  H-Ot [   ] reick [ ]
  Ot [ ] jou   vercke,   [   ]
  K2 [   ] varcke,   [   ]

[pagina 759]
[p. 759]


illustratie

44 Ha   <Tege luijf stoep>  
  Teugens [ ] en luijf en dack  
  Ot   Tegens [   ]
  K2   [   ] luijv [ ]  

45 H   Offer heel Breda na vaste,
  K1   [ ] vaste;

47 H   Haelme geld,   stapp hene, drà,
  K2   [ ] héne, drá,

49 Ha α Valt ghij dan aen't Zegel-pluijsen,
  b β Zoo [ ] het   [ ]
  K1   [   ] zegel pluysen,  
  K2   [   ] zegel-pluysen,  

51 Ha α En zoo laest ghij   hebt begost  
  b β Niet [zoo laest]en   [ ]
  Ot   [ ] begost,  

52 H   Off ghij klaeght, Wat   laffer kost!
  Ot   [ ] kost.
  K1   [ ] kost!

53 Ha   Ziet de Bergen zijn verlost
  b   Foeij, [de ]

54 H   Van belacchelicke Muijsen,
  K1   [ ] Muysen;

55 H   Khael mijn wenschen door den hals,
  Ot   'Khael [ ]

56 H   All mijn' gissingen zijn vals:  
  K1   All' [ ]

57 H   Ksall niet <anders pleiten> wederspreken, als
  Ot   'kSall []
 
  [ondertekening en datering]  
  Ha   Constanter. | 13.a Mart. 25.  
  H-Ot   1625.  
  Ot   mdcxxv.  
  K1   [ontbreekt]  

eindnoot1
Van Tricht 1976, nr. 209. Zie het commentaar bij [44] en [48].
eindnoot2
‘Ende is daerom mijn ernstighe bede, gelieve hierinne te verschoonen mij, die gaerne een tijdigher geboorte soude ter wereldt brengen om haeren lof te zingen...’ (Van Tricht 1976, nr. 210).
eindnoot3
Zie Appendix 2, Nederlandstalige lofdichten op de Otia. nr. 8.
eindnoot4
Van Tricht 1976, nr. 215; Leendertz 1931, p. 62; Leendertz-Stoett i, p. 217-219 lezen de doorgehaalde datum als ‘Xber. 1624.’ = december 1624. Tuynman geeft in Proeven ii, p. 151 een zorgvuldig overzicht van de mogelijke maandaanduidingen en concludeert dat er ‘Martij of Maij’ gestaan ‘kàn’ hebben.
eindnoot5
Hellinga en Tuynman 1971, p. 81-119, m.n. p. 82: ‘Het enige gedicht waarin het verlangen naar het uitkomen van Huygens' gedichten expliciet wordt uitgesproken, is dat van n.n. die daarin ook juist de zetter aanspoort.’
eindnoot6
Worp Briefwisseling nr. 253: ‘Si la bienveuillance de vos Muses daignoit d'espandre seulement la moindre goutte de vostre hippocrene sur les levres Tantalides de mon coeur alteré, je ne manquerois de trinquer tout ce qu'il y a des eaux poétiques d'icy à travers les precipices du grand Atlas porte-ciel, trousse-estoiles, croule-soleil, hume-neiges, verse-fleuves, etc., jusques à Hoxocoquacmoclit, terrible sejour du grand Patagon Prete Gianni. Mais las! l'antiperistase des talons de nos antipodes de deça ne sçauroit jamais perceptiblement penetrer l'espesseur de vuide des atomes, fanfreluches, hippocentaures et chimeres de je ne sçay quoy. Mais ventre St. Gris, sans vous troubler, Mons.r je quitte tout cela. A propos, s'il vous plaist de m'advertir parfois de vostre disposition et de m'envoyer tant soit peu de vos vers, vous ferez devenir poëte en un instant...’ Zie voor een vertaling ook Smit 1980, p. 125.
eindnoot7
Huygens alludeert hier op Horatius Ars poetica, 139 ‘parturient montes, nascetur ridiculus mus’ (‘Bergen gaan zwanger van... een miezerige muis.’ vertaling P.H. Schrijvers 1980).
eindnoot8
KA xliia, no 9. Ook de ‘reconstructie’ van de gang van zaken rond dit gedicht door Hellinga en Tuynman (Hellinga-Tuynman. p. 99-100) berust op onvoldoende grond (vgl: Van Tricht 1976, nr. 215, toelichting bij regel 9). Naar mijn mening reageert Brosterhuisen op Huygens' vers nog voor de Otia gedrukt waren. In regel 52 is immers sprake van ‘vellen’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken