Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vijfde hoofdstuk. De oorsprong der kloosters en andere geestelijke gestichten.

Het gezelschap bedankte van zon hartelijk, dat hij tot dus verre hun het genoegen gegeeven had, van eenige trekken uit het leven der twee beruchtste Kluizenaars op te geeven, zij baden hem, indien het hem niet lastig viel, dat hij nu, gelijk hij beloofd had, den oorsprong der

[pagina 115]
[p. 115]

Kloosters en andere Geestelijke Geftichten zou verhaalen. De Baron, die, volgens zijne gewoonte, juist niet altoos aandachtig had toegeluisterd, betuigde echter, dat zulk een verhaal hem bijna zoo veel vermaak deed als in zijn Vinkenhuisje te zitten. van zon, aan den sterken, aandrang van zijne Vrienden willende voldoen, begon met nieuwen moed aldus:

Antonius had een leerling, die door zeer veelen te recht voor geleerder en verstandiger gehouden is dan zijn leermeester zelfs, met naame pachomius, te Thebe uit een gering geslacht gebooren. Deze kwam, na dat hij eenigen tijd als Soldaat gediend had, en afgedankt was, in kennis met eenen Anachoreet palémon, welke hem overhaalde het Monniken gewaad aantetrekken, en met hem op het gebergte in een spelqnk te gaan leeven.

Hier bragten zij den verveelenden tijd door met een groot gedeelte van den dag en nacht te bidden, en wel met de armen kruislings over malkanderen, welke gewoonte van dien tijd af aan tot op dit oogenblik toe in alle Kloosters en bij alle Geestelijken nog plaats heeft.

Den overigen tijd maakte zij hairen kleederen: hun spijs bestond in brood en zout, zomtijds ook uit eenige kruiden. -

'Er was een Eiland aan de Rivier de Nijl gelegen, en op het zelve een onbewoond Dorp, het welk niet ver verwijderd lag van den berg, op welken deze Kluizenaars hun verblijf hielden.

[pagina 116]
[p. 116]

pachomius kreeg eens lust om zijn vriend te verlaaten en af gezonderd zijn leven onder deze gewelven der verlaaten wooningen door te brengen. Hier hield hij zich langen tijd op; doch toen hij gewaar werd, dat zijne zielsvermogens ontsteld geraakten door aanhoudende zelfsverveeling, nam hij een besluit gezelschap opte zeken, en alle die geenen, welke hij tot een geestelijk, doch aan vastgestelde regels gebonden, leven kon overhaalen, tot Monniken te maaken.

Op deze wijse zag Tabenna, drie honderd vijfen en twintig jaaren na de geboorte van christus, het eerst een geregeld Klooster.

De inrichting en instelling van dit, en vervolgens van alle de Kloosters, waarover pachomius het bevel voerde, was gestreng; hun spijs was sober, hun drank, water; tweemaal in de week moesten zij vasten; onder den maaltijd sprak niemand, en om malkanderen niet aantezien, waren zij genoodzaakt de wolle kappen, welke zij op het hoofd droegen, over de oogen te trekken. Hunne kleeding bestond in een grof linnen hembd, zij bonden een gordel om hun ligchaam; den hals en schouders bedekten zij met een mantel van schaapen of geiten vellen.

In den morgenstond, des avonds, en in den nacht kwamen zij bij malkanderen om te bidden en te leeren. Wanneer zij iets hadden misdreven, werden zij gestreng gegeezeld: op den dag vlochten zij matten van biezen, om de zelfsverveeling, zoo veel mogelijk, te ontwijken.

[pagina 117]
[p. 117]

Pachomius viel echter zulk een lang leven niet te beurt als zijn leermeester antonius. 'Er ontstond in bijna alle de Kloosters van zijne orde eene besmettelijke ziekte, welke een groot aantal Monniken, als mede hunnen Kloostervoogd pachomius uit het leven rukte, en wel in het zeven en vijftigste jaar van zijnen ouderdom.

Hoe weinig heeft paulus en antonius en in 't bijzonder deze pachomius kunnen voorzien, welke verschriklijke gevolgen hunne afgezonderde levenswijze eens zoude hebben! het menschlijk hart herdenkt voorwaar met ontzetting, hoe veele millioenen menschen, geduurende zoo veele eeuwen, 'er uit navolging dit geestlijk leven hebben aangenomen, en door gestadig te hebben moeten worstelen tegen de ingeschaapen, en nooit uitteroeien neigingen der Natuur, of hunnen stand duizend maalen hebben vervloekt, of een allerafschuwlijkst en onnatuurlijk leven hebben geleid, daar zij, indien zij in den kring, waar in zij gebooren waren, hadden blijven voortleeven, nuttige Leden der Maatschappij had nen kunnen worden, en wederom het leven gegeeven hebben aan ontelbaare schepsels, welke insgelijks tot nut van hun Vaderland, en tot eer van hunnen weldaadigen schepper hadden kunnen worden opgevoed.

Wie zou het kunnen gelooven, dat reeds in de eerste tijden, niet lang na den dood van dezen pachomius, 'er meer Monniken op het afgelegenste gebergte, en in de woestenijen woonden,

[pagina 118]
[p. 118]

dan menschen in de steden! Ja de Kloosters van Egijpte, om nu niet eens te gewaagen van de wooningen der Kluizenaars, die in de daad ontelbaar waren, bevatteden, in de vierde Eeuw, reeds meer dan honderd duizend Monniken en Nonnen; 'er waren zelfs Steden in dien omtrek, waar meer Kloosters dan huizen werden gevonden. Hoe veele Kloosters, Abdijen, en andere geestelijke gebouwen reeds toen ter tijd, en naderhand in meer beschaafde gedeeltens van Europa, en voornamentlijk in deze Oostenrijksche Nederlanden, zijn gesticht, is Ulieden misschien meer dan mij bekend.

Van zon zweeg; mag ik u iets vergen, zeide barend, zoo voldoe mijne nieuwsgierigheid ook eens, omtrent den oorsprong der Vrouwen Kloosters: het gezelschap drong het verzoek van den Secretaris ten sterksten aan, en van zon werd wederom op eene vriendelijke wijze genoodzaakt, kortelijk melding te maaken, op welken tijd de Vrouwen zich het eerst tot het afgezonderd leven hebben afgescheiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken