Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Zesde hoofdstuk. De oorsprong der vrouwen kloosters.

Dezelfde pachomius, welke, gelijk wij zoo even gehoord hebben, zoo veele Monniken-Kloosters stichtte, kreeg ook lust om te Tabenna een Vrouwen Klooster opterichten, het welk alomme zoo bekend en vermaard werd, dat het getal der Nonnen in zeer korten tijd reeds meer dan vier honderd bedroeg.

Dezelfde inrichting had voor het grootste gedeelte daarin plaats als in de Kloosters der mannen: haare kleeding was mede ruuw; haare aangezichten werden overdekt met een kap, en de ijdele hairlokken, welke, naar de gedachten van den stichter, het gelaat der Vrouwen te veel sieraad bijzetten, werden afgesneden, en met verachting weggeworpen. -

Niemand der Kerkvaderen, pachomius zelfs niet uitgezonderd, leefde 'er immer, welke zoo veel invloed had op het hart der Vrouwen als de welspreekende en vleiende hieronymus.

De eerste Vrouw te Rome, welke met zoo veel gezetheid en ijver zijne lessen hoorde, 'en welke hem zelfs in haare prachtige wooning innam, was eene rijke bekoorlijke Weduwe marcella genaamd; deze wist hij door zijne gesprekken overtehaalen, om de waereld vaarwel te

[pagina 120]
[p. 120]

zeggen, en zich in een Klooster voor altoos optesluiten.

De tweede, welke hig tot den Nonnen stand overhaalde, was mede eene zeer aanzienlijke Weduwe paula genaamd, welke, schoon zij vijf kinderen had, en veele schatten bezat, alle haare kostbaare kleederen en hoofdsieraaden aan den armen schonk, en haare, te vooren gehoudene, ijdele levenswijze zocht te boeten met gestadig te leezen, te vasten, en te bidden. Dit haar voorbeeld werd niet lang daarna door haare Dochter eustochium gevolgd, welke insgelijks haare schitterende en kostbaare kleeding met het rauwe gewaad der Nonnen verwisselde.

Intusschen voldeed het weinig aan het dweepziek hart, en de zwaarmoedige gesteldheid van moeder en dochter beiden, om zich in dezen Staat lang in Rome op te houden, zij blaakten van verlangen, om even als de beroemde paulus, antonius, pachomius en anderen, naar dat Land te gaan, alwaar de Zaligmaker was gebooren, waar hij geleefd had, en den kruisdood had moeten ondergaan. Alleen echter begeerden zij niet in die woeste plaatsen om te zwerven; doch zoo dra hieronymus, na in Rome eenige mishandelingen ondergaan te hebben, een beluit nam naar zijne afgelegen gebergten te rug te keeren, was 'er niets in staat om paula en eustochium te beletten, haaren heiligen Vader te volgen: haare lieve kinderen bielden haare kniën vast, zij bezwooren haar, dat zij hun niet

[pagina 121]
[p. 121]

zoude verlaaten; doch deze traanen konden haar niet weerhouden; ongevoelig verwijderde zij zich uit hunne vuurige omhelzingen en weenende oogen.

Na alle de Landen van het Oosten, waar slechts eenige gedenktekenen der Heiligen gevonden werden, te hebben omgedwaald, zettede zij zich bij haaren geliefden hieronymus te Bethlehem neder. Hier stichtte zij drie Nonnenkloosters, aan welke zij eene zeer gestrenge levenswijze. voorschreef; vooral gaf zij bevel, dat alle de Nonnen zich gestadig met allerlei arbeid zouden bezig houden, op dat de ledigheid, en de heete luchtstreek haar niet tot vleeschlijke lusten zouden aanzetten. Om dit nog meer (naar haare gedachten) te vermijden, mogten zij nooit een man zien of met hem spreeken, zelfs niet met eenen gesnedenen. Van het opgaan der Zon tot aan den midden nacht zongen zij eenige maalen, ook lazen zij dagelijks in den Bijbel; zij waakten en baden op vastgestelde tijden.

Onder deze allen echter leefde de Kloostermoeder paula het allergestrengste; in de hevigste koortsen zelfs ging zij op den grond in een hairen kleed nederliggen, niets anders doende dan zuchten, waaken en bidden, tot dat de dood, nadat zij twintig jaaren in dezen ongelukkigen staat had doorgebragt, een einde maakte aan haar leven.

Na het afsterven van paula, volgde haar dochter eustochium haar als Abtdisse op; welke, na

[pagina 122]
[p. 122]

eenige jaaren in dezen ellendigen onnatuurlijken toestand, mede naar het gevoelen van dien tijd, voorbeeldig geleefd te hebben, haare moeder in de eeuwigheid volgde.

Na dien tijd is het getal der Vrouwenkloosters, en andere gestichten van dien aart mede zoodanig toegenomen, dat een gevoelig hart moet beeven wanneer het bij zich zelve overdenkt, welk een verschriklijk nadeel aan het menschdom ook door het voorbeeld van paula en eustochium is toegebragt.

Met verschrikking en innige ontzetting waren zonder twijffel de eerste Kluizenaars, en stichters van Kloosters uit hunne eenzaame woestijnen naar het gewoel en de zorgen der waereld te rug geëild, indien zij in het toekomstige hadden kunnen inzien! indien zij alle de rampen, die naderhand door het Kloosterleven veroorzaakt zijn, als het ware, in 't verschiet hadden kunnen beschouwen! Had de uitvinder van het kruid ooit kunnen voorzien het akelig gevolg van zijne onvermoeide naspooringen; had hij slechts eens zijn oog op een bloedend slagveld kunnen werpen, alwaar door zijne uitvinding zoo veele duizende menschen in weinige uuren uit het leven worden gerukt, met welk een schrik en vervloeking zou hij zijnen arbeid gestaakt, en zijne navorschingen hebben geëindigd! De rampen echter van zoo veele millioenen lijdende en kwijnende menschen, die, geduurende zoo veele honderde jaaren, in de Kloosters tegen de ingeschaapene

[pagina 123]
[p. 123]

neigingen der Natuur, of hebben moeten worstelen, of zich aan de snoodste zonden hebben overgegeeven, zijn nog oneindig grooter en zwaarer geweest, en zij zijn het, helaas! nog heden; zij hebben meer menschen uit het leven gerukt, en grooter nadeel aan het geluk van het menschdom en aan de bevolking toegebragt, dan al het onschuldig vergooten bloed, het welk het nootlottig kruit op den ongelukkigen aardbodem heeft doen stroomen. -

Van zon werd door het gezelschap met lof overlaaden, dat hij hen op zulk eene bevallige en aangenaame wijze een aaneengeschakeld verhaal van den oorsprong der Kloosters had gegeeven. van zon betuigde juist niet zoo zeer over zich zelven voldaan te zijn, om dat hem alles niet zoo voor den geest was gekoomen, als hij wel gewenscht had; het is ook reeds eenigen tijd geleden, zeide hij, dat ik het zelfs las; zoo gijlieden nogthans begeerig zijn moogt, hier van iets meer te weeten, kunt gij, onder veele andere schrijvers, welke ik nu met stilzwijgen zal voorbijgaan, het vinden bij athanasius in het leven van antonius; bij den geleerden tillemont; en den bevalligen schrijver der Eenzaamheid.

Dit ernstig verhaal werd met vrolijke gesprekken afgewisseld, zij kwamen langs aangenaame dreeven weder aan de wel eer zoo vermaarde Stad, en welke nog zoo veele kentekenen draagt van den voorigen bloei en welvaart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken