Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uyt-spanningen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uyt-spanningen
Afbeelding van Uyt-spanningenToon afbeelding van titelpagina van Uyt-spanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.41 MB)

Scans (8.43 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. Ros

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uyt-spanningen

(2005)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

J. van Lodensteyns
Uyt-spanningen
I. Deel.
Behelsende eenige
bybel-stoff,
of
Bedenckingen over, en Uyt-breydingen van eenige plaatsen der H. Schrifture of Psalmen.

[pagina 33]
[p. 33]

1
Morgen-ligtGa naar margenoot+
ofte Jesus onsen Morgen-son
dat is/Aandagt op 2 Sam. 23: vers. 4.

Can oock gesongen werden als Ps. 117. en 127.Ga naar margenoot+

I.

 
Wat voert de lieve Morgen-stondGa naar margenoot1-2
 
Hem leckernyen in den mond!Ga naar margenoot1-2
 
Die sonder lust tot leckerny/Ga naar margenoot3
 
En sonder sugt na staat off eer/Ga naar margenoot4
5[regelnummer]
En sonder sorg voor altijd meer/
 
Altijd leeft aller sorgen vry.Ga naar margenoot6

II.

 
Te nagt bedeckten hem gewis
 
De vlercken van de duysternis/
 
En braken sijn vermoeytheyd aff:
10[regelnummer]
Dewijl de Heylig' EeuwigheydGa naar margenoot10
 
De vleuglen van voorsienicheydGa naar margenoot11
 
(In 't schut der Englen) om hem gaff.Ga naar margenoot12

III.

 
Sijn leden door sijn arbeyd moedGa naar margenoot13
 
(Dien hy gewillig sorgloos doet)
15[regelnummer]
De nagt/ de rust/ de slaap verquickt;Ga naar margenoot15
 
Dewijl geen droom van Tessel-scha/Ga naar margenoot16
 
Of vrees voor Groter-ongenaGa naar margenoot17
 
Sijn dunne slaap steurt/ of verschrickt.Ga naar margenoot18

IV.

 
Hy vreest niet dat hem 't ampt met smertGa naar margenoot19
20[regelnummer]
Ontkuypt/ of ondercropen werdt/Ga naar margenoot20
 
Die 't ampt niet/ maar dien 't ampt behoeft.Ga naar margenoot21
 
Hy vreest niet dat sijn naam of eer
 
Door clapperts wert ontrooft/ dien meerGa naar margenoot23
 
Het smaad'lijck/ dan de smaad bedroeft.Ga naar margenoot24
[pagina 34]
[p. 34]


illustratie

V.

25[regelnummer]
Hy vreest nog schrickt voor Roverij/
 
Voor listen nog bedriegerij/
 
Nog voor een dubbel-diepen treckGa naar margenoot27
 
Van Gierigaarts/ en Woeckeraars;
 
Nog voor sijn handel vol gevaars:Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
Dien Schatt en Gout niet is dan dreck.Ga naar margenoot30

VI.

 
Ontwakend eer de sonne rijst
 
(Want hem nog spoock nog duyster yst)Ga naar margenoot32
 
Reyck-halst hy na des werelds Oog;Ga naar margenoot33
 
Dat hem in 't onbedwelmt gesigt
35[regelnummer]
Niet is dan door-en-weer-door Ligt/Ga naar margenoot35
 
En rijsend ligtt sijn hert om hoog.Ga naar margenoot36
 
I. RUST.
[pagina 35]
[p. 35]

VII.

 
So breeckt door al mijn duysternis/
 
(Daar in ick 's Hemels gunste mis/
 
En af-dwaal van des Levens Bron)
40[regelnummer]
Door al mijn hersenlose rêen/Ga naar margenoot40
 
So breeckt door al mijn dwaasheyd heen
 
Mijn Jesus, denckt hy/ als die Son.

VIII.

 
Mijn Jesus als de Son ontdecktGa naar margenoot43
 
Het vuyle dat mijn hert bevleckt;
45[regelnummer]
En doet my sien des Hemels gunst:
 
En dat mijn wijsheyd/ dwaasheyd wis/Ga naar margenoot46
 
En 't geen my dwaas scheen wijsheyd is:Ga naar margenoot47
 
Ja toont my al mijns vyands kunst.Ga naar margenoot48

IX.

 
Die Mergen-Son te schoner schijnt/Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Om dat op sijne comst verdwijnt
 
De logge slaap/ de lossen droom:Ga naar margenoot51
 
Mijn Jesus met sijn opgang breeckt
 
Den sluymer daar de siel in steeckt/
 
En weckt haar leden laff en loom.Ga naar margenoot54

X.

55[regelnummer]
De slapend' ongevoelijckheyd/Ga naar margenoot55-56
 
Het reedloos dromend onbescheydGa naar margenoot55-56
 
Weert Jesus met sijn Sonne schijnGa naar margenoot57
 
En toont ons dat al swerelds schoon
 
Van lust/ magt/ pragt/ ja Conings croonGa naar margenoot59
60[regelnummer]
Schouwspelen slegs van dromen sijn.Ga naar margenoot60

XI.

 
Hy siet in 't ligt ten morgenstond
 
Het Heerlijk dat hy nergens vond/Ga naar margenoot62
 
Het Oog des werelds open gaan:Ga naar margenoot63
 
En vat in Jesu vol genaGa naar margenoot64
65[regelnummer]
Een schoonheyd sonder wederga/
 
Daar lust/ en rust/ gerust op staan:Ga naar margenoot66
[pagina 36]
[p. 36]

XII.

 
Een Schepper van al 't Herelijck/Ga naar margenoot67-72Ga naar margenoot67
 
Een Coning van der Englen rijck/Ga naar margenoot67-72
 
Uyt liefd en nedricheyd/ een mensch;Ga naar margenoot67-72Ga naar margenoot69
70[regelnummer]
Het lichaam van all 't hoge schoon/Ga naar margenoot67-72Ga naar margenoot70
 
Van Priesters-Ephod/ Conings-croon;Ga naar margenoot67-72Ga naar margenoot71
 
Des werelds enig Heyl/ en wensch.Ga naar margenoot67-72

XIII.

 
Sijt welcom lieflijck Morgen-ligt
 
(Seyt hy) in 't nieuw-ontwaackt gesigt:Ga naar margenoot74
75[regelnummer]
So sie ick (als de schaad'wen vlien)Ga naar margenoot75
 
Mijn Heer met nieuwe cragten van
 
't Herschapen oog/ dat altijd canGa naar margenoot77
 
In Jesu nieuwe schoonheyd sien.
 
II. RUST.

XIV.

 
Daar steeckt dien Held, den Bruydegom,Ga naar margenoot79
80[regelnummer]
Sijn hooft ten bedd uyt! wellecom!Ga naar margenoot80
 
Roupt al wat sig op d'aarden houdt;Ga naar margenoot81
 
Den nugtren mensch hem danckbaar groet/
 
Het telgje reckt hem in 't gemoet/Ga naar margenoot83
 
't Gevogelt schettert door het woud.

XV.

85[regelnummer]
So juygten 't al doe 't Hemelsch LamGa naar margenoot85
 
Van 't Heyl'ge vat ter wereld quam/Ga naar margenoot86
 
Dien opgang uyt der Hoogte seeg;Ga naar margenoot87
 
Den Hemel scheurde/ en 't Heylig HoffGa naar margenoot88
 
Song 's Hemels Wijs-en Goed-heyd loff/
90[regelnummer]
En d' aard in vreugd ten Hemel steeg.

XVI.

 
't Gesigt van gistren avond laatGa naar margenoot91-93Ga naar margenoot91
 
Stond truyrig; daar de dageraadGa naar margenoot91-93Ga naar margenoot92
 
Aan alles blijder aansien toont:Ga naar margenoot91-93
 
Den dauw-drop glinstert aan het gras/
95[regelnummer]
Het groen staat groener als het was/
 
Het morgen-schoon het alles schoont.Ga naar margenoot96
[pagina 37]
[p. 37]

XVII.

 
Mijn schonen Jesus geeft het alGa naar margenoot97
 
Wat schoon en on-schoon is een val:Ga naar margenoot98
 
Ons voor-spoed maackt hy tot een blijck
100[regelnummer]
Van 's Hemels gunst/ ons enig goed;Ga naar margenoot100
 
Ons on-spoed maackt hy enckel spoed;Ga naar margenoot101
 
Self schoon/ de Schoonheyd wesentlijck.Ga naar margenoot102

XVIII.

 
Des werelds ligt en ligt sijn ligtGa naar margenoot103
 
Nauw boven onsen kim/ of 't swigtGa naar margenoot104
105[regelnummer]
In holen wat verslindend was:Ga naar margenoot105
 
Dus wat mijn siel vervaarlijck schijntGa naar margenoot106
 
Op Jesus heldre comst verdwijnt/
 
En blijckt maar tandeloos gebas.Ga naar margenoot108

XIX.

 
Het dreygen scheen my schrickelijck/Ga naar margenoot109-110Ga naar margenoot109
110[regelnummer]
De wereld/ en 't vleesch aan-lockelijck/Ga naar margenoot109-110
 
Dewijl ick in het duyster lag:Ga naar margenoot111
 
Maar by dit ligt is al dat deert/Ga naar margenoot112
 
Of soet is/ niet een bone weerd/Ga naar margenoot113
 
By dat ick in mijn Jesu sag.Ga naar margenoot114

XX.

115[regelnummer]
Dat Rijsend Ligt is enckel soet;Ga naar margenoot115
 
Met fellen straal/ nog heten gloed
 
En deert het/ als de Middag-Son;
 
Waar is dat enckel vreugde geeftGa naar margenoot118
 
Dat niet een pijnlijck' angel heeft
120[regelnummer]
Van al dat oyd het herte won?

XXI.

 
Maar Jesus maackt het HeerelijckGa naar margenoot121
 
Ons door en door genouchelijck/Ga naar margenoot122
 
Als d'eeuwige RegtveerdicheydGa naar margenoot123
 
(Hoewel door sonden opgereuyt)Ga naar margenoot124
125[regelnummer]
Door Hem versoend/ haar weder-steuytGa naar margenoot125
 
Van wraack niet over ons en spreydt.
[pagina 38]
[p. 38]

XXII.

 
Gaat voedt u dan met draf en stanckGa naar margenoot127
 
(Die wil) op aard uw leven lanck/Ga naar margenoot128
 
En spot met mijn hoop (segt hy) vry.Ga naar margenoot129
130[regelnummer]
Val ick/ dees doet my weder staan;Ga naar margenoot130
 
En moet ick in het duyster gaan;
 
Mijn Jesus is een ligt om my.
 
III. RUST.

XXIII.

 
Mijn Siel/ waackt op/ dit Ligt en siet
 
Den mensch met slapend' ogen niet.Ga naar margenoot134
135[regelnummer]
De werelsch-wijse mensche roncktGa naar margenoot135
 
In soete dromen! dies ontwaackt!Ga naar margenoot136
 
Waackt op! dees morgenstond genaackt/Ga naar margenoot137
 
En siet hoe s' in Smaragden pronckt.Ga naar margenoot138

XXIV.

 
Die Son is in 't gemack van Rust/Ga naar margenoot139
140[regelnummer]
In 't nutten van des Vleesches lust/Ga naar margenoot140
 
In 't sagte bedde niet te sien.
 
Wil op die nog in weelde weydt!Ga naar margenoot142
 
Want siet! des Heren Heerlijckheyd
 
In groter lust sig aan comt bien.Ga naar margenoot144

XXV.

145[regelnummer]
Werpt af dat warme dexsel/ daar
 
Gy meed omringt laagt in 't gevaar
 
Van wat u naar het herte mickt:Ga naar margenoot147
 
Doet cleedren/ en doet waapnen aan/Ga naar margenoot148
 
Gy sult na 't Rijsend-ligt toe gaan/
150[regelnummer]
En vlieden al wat 's nagts verschrickt.Ga naar margenoot150

XXVI.

 
Best sietmen buyten Stads-gerugtGa naar margenoot151
 
Het Morgen-rood in d' open lugt.
 
Ons Heer leed buyten meest sijn pijn:Ga naar margenoot153Ga naar margenoot+
 
Beleeftheyd stapt en eer verby/Ga naar margenoot154
155[regelnummer]
Want/ buyten Stad/ in spotternyGa naar margenoot155-156Ga naar margenoot+
 
Moet Jesus smaad gedragen sijn.Ga naar margenoot155-156
[pagina 39]
[p. 39]

XXVII.

 
Daar buyten wandelt niet onwis/Ga naar margenoot157
 
Maar lett op wat in Jesus is
 
Met aandagt/ en op yder saack:Ga naar margenoot159
160[regelnummer]
't Bedrog is in het los gemeen/Ga naar margenoot160
 
Het wesen steeckt in een voor een/Ga naar margenoot161
 
In d' aandagt leven en vermaack.Ga naar margenoot162

XXVIII.

 
Ons' eygen hert ons lusten doet;Ga naar margenoot163-168Ga naar margenoot163
 
Ons' eygen mond en maag ons voedt;Ga naar margenoot163-168
165[regelnummer]
Ons' eygen bloed in d' aders woelt;Ga naar margenoot163-168
 
Ons' eygen voeten staan en gaan;Ga naar margenoot163-168
 
Ons' eygen hersenen verstaan;Ga naar margenoot163-168
 
Ons' eygen long ons herte coelt:Ga naar margenoot163-168Ga naar margenoot168

XXIX.

 
Mijn siel, 't gelovige gesigt
170[regelnummer]
Alleen uyt eygen hert dit ligt
 
Regt sien/ en eygen-maken kan:Ga naar margenoot171
 
Elck leeft van sijn geloov: Het ligtGa naar margenoot172Ga naar margenoot172-174
 
Dat ons in and'rer voorbeeld stigt/Ga naar margenoot172-174
 
Daar leertmen/ maar en leeftmen van.Ga naar margenoot172-174

XXX.

175[regelnummer]
Nu die Son opgaat Juygh ick blyGa naar margenoot175
 
En segg nog; werld verblijd u vryGa naar margenoot176
 
In uw Heyl/ en bespott het mijn':Ga naar margenoot177
 
Dit Heyl my op-helpt/ als ick vall/
 
En/ sit ick in het duyster/ sal
180[regelnummer]
Dit ligt mijn ligt voor eeuwig sijn.

Sprokkel-maand 1665.Ga naar margenoot+

[pagina 40]
[p. 40]

Morgen-ligt ofte Jesus onsen Morgen-son. Breed uitgewerkte meditatie in liedvorm n.a.v. 2 Sam. 23:4, ‘En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.’

Er zijn drie gedeelten te onderscheiden. In zes inleidende strofen schetst L. in het voetspoor van Horatius de wijze, onbekommerde mens, die geen ambities of buitensporige begeerten kent en wiens nachtrust dan ook niet verstoord wordt door zorgen of angstdromen. Met de evocatie van het moment van ontwaken - voor dag en dauw, alsof het om L. zelf gaat - wordt dit deel afgesloten. De knap gecomponeerde zevende strofe is het begin van een reeks analogieën tussen de zon en Christus. Dit ‘pendelen’ tussen beeld en toepassing eindigt in strofe XXII met een woord aan het adres van wereldsgezinde mensen. Het slot omvat acht strofen en is een opwekking aan de eigen ziel, te ontwaken en de ware Zon te zoeken, ook als dat spot en smaad uitlokt. Een excurs binnen dit slotdeel behandelt de tegenstelling algemeen-bijzonder, die voor L. van principieel belang is in zijn visie op het geloof. In de slotstrofe hervat de dichter de conclusie waarmee het middendeel eindigt.

De prominente plaats van het lied in L.'s bundel moet betekenen, dat L. hier de essentie van zijn denken in uitgewerkte vorm aanbiedt. De lengte dient dan ook als een element van de kwaliteit te worden erkend. Met de voorname boodschap correspondeert zorgvuldige aandacht voor de literaire vorm. De gedachtenrijkdom weerspiegelt zich in een overvloed van vormaspecten: beelden en vergelijkingen, pakkende zinswendingen, stijl- en klankfiguren, toespelingen en ontleningen. De veelheid aan analogieën is geen gezocht vernuftspel (vgl. Trimp (1), 17-18), maar dichterlijke vindingrijkheid en zeggingskracht. In het genre van de dageraadspoëzie is Morgen-ligt stellig een uniek gedicht (vgl. King).

Het lied is geen impressionistisch gedicht, ontstaan onder de verse indruk van een mooie zomerochtend (vgl. de datering: februari 1665), maar gedachtenlyriek waarin allerlei traditionele voorstellingen op hun plaats zijn, bijv. van wilde dieren die naar hun holen terugkeren (r. 15, naar Psalm 104). Dit sluit beeldende voorstellingen overigens niet uit (vgl. bijvoorbeeld r. 84 en r. 94-96).

Bij de strofen XXVII tot XXIX blijkt hoe belangrijk kennis van de theologische en filosofische ideeën van L. is voor de interpretatie. Trimp vond een treffende parallel van de uitspraken in r. 160-161 in L.'s Weeg-schale der onvolmaacktheden (1664). Met Aristoteles zoekt L. het wezen van de realiteit in het concrete ding. De algemeenheid kan als een list van de duivel werken. Bij de algemene erkenning van de menselijke onvolmaaktheid kan de mens blind blijven voor de bijzondere aard van zijn eigen gebreken, en zo verstoken blijven van het noodzakelijke inzicht in de gruwelijkheid daarvan. Zo kan men dan door het bedrog van de satan ongestoord in zijn onvolmaaktheid verder leven. In dit verband citeert L. een Latijnse spreuk: ‘Dolosus versatur in universalibus’, door hem vertaald als ‘die bedriegen wil houd sig in gemeene (algemene) woorden en saken’. Het algemene bestaat evenwel niet (behalve in onze gedachten) buiten het ‘bijzondere’, d.w.z. de concrete afzonderlijke dingen. Vgl. het citaat bij Trimp (3), 20.

Aansluiting bij de eigentijdse letteren blijkt uit de derde strofe; L. verwerkt daar in een volzin een toespeling op de naam van Maria Tesselschade en een ontlening aan Hoofts Granida (r. 388: ‘(...) Haer dunne slaep komt steuren’). Elders volgt de dichter Hoofts stijl in de toepassing van een woordspel, de zgn. annominatio (r. 66 en in het bijzonder r. 103); vgl. daarvoor Strengholt (3), 46-47. Van Es spreekt van ‘de eenvoudige structuur der strophen’. De rijmschikking wijkt af van die in de psalm die als melodieaanduiding wordt opgegeven: Psalm 117 heeft het rijmpatroon aabbcc, Morgen-ligt aabccb. Dit houdt in dat de strofe meestal ook syntactisch uit twee helften is opgebouwd.

 

Lit.: Van Es, 351-352; Onstenk, 215; Proost, 15; Trimp (1), 13, 17-18, 71, 108-109; Trimp (3), 20-21, 61, 96, 116, 204; De Vrijer (2), 169 (met de tekst van drie strofen); Beversluis, 14 (T 5 str.); Timmers, 504.

margenoot+
Titel Aandagt: meditatie
margenoot+
Melodie: Zoals aangegeven in de editie 1681 (derde druk) is de melodienotatie bij dit lied die van de populaire melodie Brande Musquettier of 1ste Muskettier du Roy. Deze is bijvoorbeeld ook aangetroffen bij Joan Blasius, Fidamants kusjes, Amsterdam 1663, 149.
margenoot1-2
Wat geeft de zoete morgenstond heerlijkheden te genieten aan hem. Het uitroepteken wordt in de 17de eeuw wel aan het eind van de uitroepende hoofdzin geplaatst ook als er nog bijzinnen (hier r. 3-6) volgen.
margenoot1-2
Wat geeft de zoete morgenstond heerlijkheden te genieten aan hem. Het uitroepteken wordt in de 17de eeuw wel aan het eind van de uitroepende hoofdzin geplaatst ook als er nog bijzinnen (hier r. 3-6) volgen.
margenoot3
leckerny: lekker eten en drinken
margenoot4
sugt na staat: begeerte naar aanzien, naar een hoge positie
margenoot6
aller sorgen vry: vrij van alle zorgen

margenoot10
Terwijl de heilige, eeuwige God
margenoot11
Vgl. bijv. Ps. 17:8, ‘verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen’ en Ps. 91:1 en 4, ‘(...) die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen’ - ‘Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen’; voorsienicheyd: vooruitziende vaderlijke zorg, vgl. HC Antw. 27
margenoot12
't schut: de beschutting; om hem: om hem heen

margenoot13
leden: (ledematen) lichaam; moed: vermoeid
margenoot15
De nagt (...) slaap: onderwerp
margenoot16
Dewijl: terwijl (of: omdat); droom van Tessel-scha: angstdroom over schade bij Tessel, d.i. over verlies van schepen en goederen - toespeling op de naam van Maria Tesselschade, die L. in de poëzie van Hooft, Huygens en Vondel kon tegenkomen
margenoot17
Groter-ongena: toorn, ongunst, van hooggeplaatsten
margenoot18
dunne: lichte

margenoot19
't ampt: zijn ambt, overheidsfunctie of anderszins
margenoot20
Ontkuypt: door intriges ontnomen; ondercropen: listig ontfutseld (of: heimelijk ondermijnd)
margenoot21
(Hij) die zelf geen behoefte heeft aan het ambt, maar die er wel de geschikte man voor is (Die: onderw.; dien: lijd.vw.).
margenoot23
clapperts: kwaadsprekers; dien: sluit aan bij Hy in r. 22
margenoot24
Het smaad'lijck: hetgeen smaad verdient, het schandelijke

margenoot27
dubbel-diepen: zeer heimelijke (mogelijk met bijgedachte aan dubbel in de betekenis vals, onbetrouwbaar); treck: streek, list
margenoot29
vol gevaars: vol risico
margenoot30
(Hy, r. 25), voor wie (etc.); niet: niets anders

margenoot32
Want noch de gedachte aan spoken noch de duisternis jaagt hem schrik aan.
margenoot33
des werelds Oog: de zon
margenoot35
Niet: niets anders; door-en-weerdoor: door en door, puur
margenoot36
En dat, boven de kim verrijzend, zijn hart opwaarts heft.
margenoot40
hersenlose rêen: onzinnige redeneringen

margenoot43
ontdeckt: brengt aan het licht
margenoot46
dwaasheyd wis: ware dwaasheid; vgl. 1 Kor. 3:19
margenoot47
Vgl. 1 Kor. 1:21 en 23
margenoot48
al mijns vyands kunst: alle list en bedrog van de duivel

margenoot49
Die Mergen-Son: de ‘gewone’ zon
margenoot51
De logge slaap: de slaap van het logge, gevoelloze lichaam; lossen: onsamenhangende
margenoot54
leden laff. de krachteloze ‘ledematen’, de betekenis dus: En geeft de ziel nieuwe krachten.

margenoot55-56
De (geestelijke) gevoelloosheid als van de slaap en de redeloze dwaasheid als van de droom (vgl. r. 51)
margenoot55-56
De (geestelijke) gevoelloosheid als van de slaap en de redeloze dwaasheid als van de droom (vgl. r. 51)
margenoot57
Jesus: onderwerp
margenoot59
lust: genot
margenoot60
Schouwspelen: nabootsingen, schaduwen

margenoot62
Een vorstelijke luister die hij op aarde nergens aantrof,
margenoot63
open gaan: te voorschijn komen
margenoot64
vat: begrijpt, herkent
margenoot66
Die de betrouwbare grond is voor vreugde en gemoedsrust:
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64
margenoot67
al 't Herelijck: alle schoonheid
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64
margenoot69
(Die) uit liefde en nederigheid een mens (geworden is); vgl. voor r. 68-69 Fil. 2:6-8
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64
margenoot70
Het lichaam: de belichaming; hoge: verheven (vgl. r. 71)
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64
margenoot71
Priesters-Ephod: kledingstuk van de oudtestamentische priester; de efod van de hogepriester, hier wel bedoeld, was met edelstenen versierd, vgl. Ex. 28:12. Zie ook tekst 15.
margenoot67-72
Reeks lijdende voorwerpen bij vat in r. 64

margenoot74
Seyt: zegt
margenoot75
So: op vergelijkbare wijze; als de schaad'wen vlien: als de ‘schaduwachtige dingen’ van het Oude Testament (vgl. r. 71) verdwijnen, doordat Christus Zelf verschijnt
margenoot77
Herschapen: wedergeboren (vgl. nieuw-ontwaackt, r. 74)

margenoot79
dien Held, den Bruydegom: de zon, vgl. Ps. 19:6, ‘En die (= de zon) is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held om het pad te lopen.’
margenoot80
ten bedd uyt: vgl. het citaat uit Ps. 19 bij r. 79
margenoot81
sig (...) houdt: verblijft
margenoot83
Het takje strekt zich naar hem uit,

margenoot85
't al: alles; doe: toen; 't Hemelsch Lam: het Lam Gods, Jezus Christus, vgl. Joh. 1:29 en 36 en Openb., passim
margenoot86
't Heyl'ge vat: Maria (vgl. Timmers, 504, nr. 1122); zie voor L.'s Mariaverering Graafland (2), 111
margenoot87
(Toen) die ‘Opgang uit de hoogte’ (Gods Zoon) neerdaalde; vgl. Luk. 1:78
margenoot88
Den Hemel: onderwerp (NB. Er begint misschien een nieuwe hoofdzin, - of anders is de hele rest van de strofe afhankelijk van doe in r. 85); scheurde: ging open (nl. toen de engelen in de Kerstnacht het ‘Ere zij God’ zongen, Luk. 2:13-15); 't Heylig Hoff: het hemelse paleis (de engelen)

margenoot91-93
Vgl. Ps. 30:6, ‘Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.’
margenoot91
't Gesigt: het uiterlijk der dingen
margenoot91-93
Vgl. Ps. 30:6, ‘Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.’
margenoot92
daar: terwijl
margenoot91-93
Vgl. Ps. 30:6, ‘Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.’
margenoot96
De schoonheid van de nieuwe morgen maakt alles mooier.
margenoot97
het al: alles
margenoot98
een val: bevalligheid
margenoot100
ons enig goed: die ons enige ware goed is
margenoot101
on-spoed: tegenspoed; spoed: voorspoed
margenoot102
Zelfs (maakt Hij) de ware schoonheid schoon (grammaticaal moeilijk interpreteerbare wending; mogelijk is de woordgroep bep. bij hy in r. 101: ‘Zelf schoon, ja de ware schoonheid zijnde’; ik kies voor de eerstgegeven opvatting om de inhoudelijke aansluiting bij r. 67, 70 en 98).

margenoot103
De zon heft zijn licht; woordspel in de trant van Hooft (annominatio)
margenoot104
Nauw: nauwelijks; swigt: trekt zich terug
margenoot105
Vgl. Ps. 104:21-22, ‘De jonge leeuwen, briesende om een roof (...). De zon opgaande, maken zij zich weg en liggen neder in hun holen.’
margenoot106
Dus: op dezelfde wijze
margenoot108
gebas: geblaf

margenoot109-110
Vgl. HC Antw. 127: ‘Dewijl (...) de duivel, de wereld en ons eigen vlees (= zondige begeerten) niet ophouden ons aan te vechten (...)’
margenoot109
schrickelijck: angstaanjagend
margenoot109-110
Vgl. HC Antw. 127: ‘Dewijl (...) de duivel, de wereld en ons eigen vlees (= zondige begeerten) niet ophouden ons aan te vechten (...)’
margenoot111
Dewijl: terwijl, toen
margenoot112
by: in
margenoot113
soet: aantrekkelijk (vgl. r. 110); niet een bone: geen zier
margenoot114
By dat: vergeleken bij wat

margenoot115
Dat Rijsend Ligt: de ochtendzon; enckel soet: alleen maar aangenaam
margenoot118
Waar is dat: waar is iets te vinden dat

margenoot121
het Heerelijck: het schone, het genietenswaardige
margenoot122
genouchelijck: aangenaam
margenoot123
Als: wanneer
margenoot124
opgereuyt: opgeruid, aangezet
margenoot125
weder-steuyt: weerstuit, reactie
margenoot127
draf en stanck: stinkend varkensvoer (hendiadys); vgl. Luk. 15:16
margenoot128
Die wil: ieder die wil
margenoot129
vry. gerust
margenoot130
dees: deze hoop (tenzij dees naar Jezus verwijst)

margenoot134
Den mensch: onderwerp
margenoot135
werelsch-wijse: naar wereldse maatstaven wijze
margenoot136
dies: daarom
margenoot137
dees morgenstond genaackt: treed toe tot deze morgenstond (= het licht van Christus)
margenoot138
Smaragden: roept het beeld op van dauwdruppels, waarin het zonlicht weerkaatst wordt

margenoot139
Die Son: Christus
margenoot140
nutten: genieten
margenoot142
Kom aan, gij die u nog in wereldse genietingen verlustigt!
margenoot144
In groter lust: met groter genot

margenoot147
Van wat het op uw hart voorzien heeft.
margenoot148
cleedren: vgl. bijv. Ef. 4:24; waapnen: vgl. Ef. 6:13-17
margenoot150
vlieden: ontvluchten, vgl. HC Antw. 89 over de mortificatio, de afsterving van de oude mens): ‘(...) dat wij (...) onze zonden (..) hoe langer hoe meer haten en vlieden’; 's nagts: in het duister van het oude zondige leven; verschrickt: angst inboezemt, vgl. r. 109

margenoot151
Best: het best; Stads-gerugt: stadsrumoer
margenoot153
buyten: vgl. L.'s eigen verwijzing naar Hebr. 13:12, ‘Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden.’
margenoot+
Hebr. 13.12.
margenoot154
Laat de burgerlijke omgang en de eer der mensen achter u
margenoot155-156
Vgl. L.'s eigen verwijzing naar Hebr. 13:13, ‘Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende’; de verwijzing naar vs. 13 is in de editie 1676 foutief als 23 vermeld.
margenoot+
v:13.
margenoot155-156
Vgl. L.'s eigen verwijzing naar Hebr. 13:13, ‘Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende’; de verwijzing naar vs. 13 is in de editie 1676 foutief als 23 vermeld.
margenoot157
Loop daar buiten niet in het wilde weg rond,
margenoot159
op yder saack: op ieder ding (aspect) apart
margenoot160
De vrijblijvende algemeenheid bedriegt (vgl. de inleiding).
margenoot161
Het wezen van de dingen schuilt in ieder concreet ding afzonderlijk (en kan slechts uit de concrete dingen gekend worden, vgl. de inleiding).
margenoot162
In de aandacht (voor elk concreet ding apart) schuilt (steeckt, r. 161) het ware genoegen. (Trimp (3), 20, leest eveneens een hendiadys: ‘een levendig vermaak’).

margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot163
ons lusten doet: doet ons (ergens naar verlangen
margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot163-168
Argumentatie ten behoeve van de bewering in r. 160-161 en ter voorbereiding van r. 169-172
margenoot168
L. volgt de idee van Galenus als zou de ademhaling de hitte van het hart koelen, ofschoon Harvey intussen de bloedsomloop had ontdekt, vgl. Trimp (3), 21.

margenoot171
Regt: op de juiste wijze; eygen-maken: zich toe-eigenen
margenoot172
Elck (...) geloov. Ieder leeft uit zijn persoonlijk geloof (en niet dankzij algemene inzichten inzake zonde en genade enz.).
margenoot172-174
Het ligt (etc.): Het licht (van Christus), dat we tot onze stichting in het voorbeeld van anderen herkennen, slechts daaruit leert men en leeft men (als gelovige).
margenoot172-174
Het ligt (etc.): Het licht (van Christus), dat we tot onze stichting in het voorbeeld van anderen herkennen, slechts daaruit leert men en leeft men (als gelovige).
margenoot172-174
Het ligt (etc.): Het licht (van Christus), dat we tot onze stichting in het voorbeeld van anderen herkennen, slechts daaruit leert men en leeft men (als gelovige).

margenoot175
die Son: nl. Christus
margenoot176
segg nog: herhaal (wat volgt is een reprise van str. XXII)
margenoot177
uw Heyl: met contrastaccent bij voorbaat op uw, t.o. mijn
margenoot+
Sprokkelmaand: februari; 1665: in de editie 1676 staat als zetfout 1565.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen


datums

  • februari 1665


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank