Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

Scans (37.40 MB)

ebook (5.89 MB)

XML (2.26 MB)

tekstbestand






Editeur

Annemarie Kets



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar

(1992)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 450]
[p. 450]

‘Aanteekeningen en ophelderingen’

3-4 1875 (herzien, gewyzigd en aangevuld in 1881) < 1875.     D4
6 Het blyft evenwel < En 't blyft     D4
14 meer dan vyf-en-twintig < byna twintig     D4
16 twintig < vyftien     D4
18 dan die welke < dan     D4
22 1859 < 1866     D4*
1859     D4a
25 iets uitterichten, iets tot stand te brengen <
uitterichten          D4
iets uitterichten, iets tot stand te brengen     D4a
32 zoo < dat     D4
32 van eer en plicht in hem huisde < in hem huisde van eer en plicht     D4
55 waarheid zeide < altyd de waarheid had gezegd     D4
waarheid zeide          D4a
55-56 gedaan had wat ik bezig was te schryven <
deed wat ik schreef          D4
gedaan had wat ik bezig was te schryven     D4a
58 1859 < 1860     D4
1859     D4a
59 twintig < vyftien     D4
63 1859 < 1860     D4
1859     D4a
63 de pynlyke < pynlyke     D4
75 nu alom < alom     D4
77 schryftalent < schryverstalent     D4
84 heb < had     D4
90 maken < maakten     D4
108 agrarische-wetkwestie < de agrarische-wetkwestie     D4

[pagina 451]
[p. 451]

111 van de < der     D4
van de     D4a
134 twintig < vyftien     D4
139 twintig < vyftien     D4
145 bestand.+ < bestand.     D4
146-147 wreedaardige en dure < wreedaardige     D4
160 waarschuwende brief < brief     D4
172 klachten < klachte     D4
klachten     D4a
174 die < de     D4
die     D4a
180 + Dat Atjeh zou veroverd en de Atjinees overwonnen zyn, is 'n leugen. <
[ontbreekt]     D4
224 brochure < eerste brochure     D4
236 m'n < 't     D4
241 misbruik < misbruiken     D4
246 Politik. O, neen, < Politik, -     D4
Politik. O, neen,     D4a
247 ik nagenoeg < ik     D4
292 evenals < als     D4
300 dien < onzen     D4
326 daarvan nog altyd < daarvan     D4
326 iets < wat     D4
326 relief < wat relief     D4
335 kwart-eeuw < twintig jaar     D4
338 strekt waarlyk 't lezend Publiek niet tot eer <
prouveert waarlyk niet voor 't lezend Publiek     D4
344-345 herhaalde vertraging < vertraging     D4

[pagina 452]
[p. 452]

11-22 ‘Dass er - de jonge Stern - bei uns speisen kann.’ Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet.
Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel, dat hy ‘witte mieren’ verandert in schweinsnieren, enz. enz. zal men de waarde van z'n werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.
Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen. <
[ontbreekt]          D4
‘Dass er - de jonge Stern - bei uns speisen kann.’ Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel, dat hy ‘witte mieren’ verandert in schweinsnieren enz. enz. zal men de waarde van zyn werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.
Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zoo slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen.     D4a
23-24 ik Droogstoppel in den mond leg <
Droogstoppel wordt in den mond gelegd     D4
47 bewyzen < aantoonen     D4
135 vandaag.+ < vandaag.     D4
167 Door 't opmerken van zulke blunders, gewenne zich de lezer <
De lezer gewenne zich door 't opmerken van zulke blunders,     D4
170 + De moedige Atjinezen die hun land verdedigen, heeten tegenwoordig ‘kwaadwilligen’. < [ontbreekt]     D4
178 voorgestelde < vertoonde     D4
198 den < 'n     D4

[pagina 453]
[p. 453]

198 eener < van 'n     D4
237 en < en met     D4
265 rei < ry     D4
317-323 Wat overigens de inrichting van het Binnenl. Bestuur aangaat, mag ik niet onvermeld laten dat sedert eenige jaren de Residenten als Voorzitters van den Landraad vervangen zyn door z.g.n. rechterlyke ambtenaren. Deze splitsing van gezag - ook vooral noodlottig uit 'n politiek oogpunt - draagt ruimschoots het hare by tot den ellendigen toestand waarin 't Inlandsch Rechtswezen op Java verkeert. Veiligheid van personen en goederen heeft sedert dien baarschen maatregel schrikbarend afgenomen. Het Ketjoe-wezen neemt by den dag in omvang toe. <
[ontbreekt]     D4
339-340 Sawah's, gagah's, tipar's. Rystvelden, onderscheiden naar ligging en wvze van bewerking, vooral met het oog op de mogelykheid om ze al of niet van water te voorzien. <
[ontbreekt]          D4
Sawah's gagah's, tipar's. Rystvelden, onderscheiden naar ligging en wyze van bewerking, vooral met het oog op de mogelykheid om ze al of niet van water te voorzien.          D4a
341 Padie. Ryst in den bolster. < [ontbreekt]          D4
Ryst in den bolster. Padie     D4a1
Padie Ryst in den bolster.     D4a2
342 Dessah. Dorp. Elders: negrie. Ook: kampong. <
[ontbreekt]          D4
Dessah. Dorp. Elders negrie Ook: kampong     D4a
395 moest het heten dat er 'n vesting veroverd was < was er 'n vesting veroverd     D4
409 bestaat in < is     D4
417 de eigenaardigheden van z'n < z'n     D4
424-425 sommige < veel     D4
462 evenals < als     D4
476 kleinste < kleinste soorten     D4
485 thans < thans zeker     D4
496 uitsluitend < bepaald     D4
498 van 't zonnescherm < der zonneschermen     D4

[pagina 454]
[p. 454]

501-502 Joleh, Djoeli, of zoo-iets. < Joleh. D4
506 waarheid wil benaderen < tot waarheid wil geraken     D4
534 Die < De     D4
567 Gamlang (gamelan) < Gamlang     D4
578-582 Ik verzeker den lezer dat het my thans (1881) meer nog dan vroeger tegen de borst stuit, my op publiek terrein te bewegen. Toen ik op m'n veertigste jaar myns ondanks daartoe gedwongen werd, had ik in de hoop op eenig succes een bondgenoot tegen den afkeer die elke aanraking met Publiek my veroorzaakt. Na de ervaring van den uitslag myner pogingen is m'n walg sterker dan ooit. < [ontbreekt]     D4
583 83 nederl. < 83     D4
596 in den tekst melding < melding     D4
597-598 de hier aangeroerde byzonderheden < 't in den tekst meegedeelde     D4
598 begrypen < begrepen     D4
624 de < die     D4
643 'n zeer sterke uitdrukking < zeer sterke uitdrukkingen     D4
645 in z'n gewezen kommandant plompweg <
plompweg, in z'n gewezen kommandant     D4
656 Letterkunde en zelfs als poezie! < Letterkunde!     D4
659-660 Hy was schoonzoon en handlanger van den Regent. Ten zynen huize werd myn voorganger vergiftigd. <
De man heette Radhen Wiera Koesoema.     D4
669-681 Om te beoordeelen in hoever ik by 't benaderend in druk geven van die ongeschreven toespraak kan afgeweken zyn van stipt-letterlyke waarheid, is 't misschien niet onbelangryk toon en inhoud daarvan te vergelyken met zeker stuk van eenige jaren tevoren. Ik bedoel de Publikatie aan de Inl. Hoofden der Minahassa van 1 April 1851, waarin naar ik meen dezelfde geest heerscht. Het Weekblad ‘Oost en West’ en daarna de Spectator (26 Juli 1879), namen 't over uit de indische couranten die dat dokument de moeite der reproduktie hadden waard gekeurd, misschien wel om de velen terecht te wyzen die voorgeven den Havelaar te ontkrachten door 't boek voor 'n fiktie uittemaken. Bedoelde Publikatie is 'n officieel stuk en heeft niets te maken met romanschryvery. Ik noodig den lezer uit, het aangehaalde nummer van den Spectator intezien, en zich de vraag voorteleggen of 't billyk is dat ik ruim dertig jaar na 't schryven van de daarin meegedeelde Publikatie, nog telkens door den eersten den besten

[pagina 455]
[p. 455]

  kwajongen straffeloos wordt uitgescholden? (Zie voorts over dit onderwerp de Noten 101 en 115.) <
[ontbreekt]     D4
687-696 Verbrugge wist het! Nog altyd ben ik in 't bezit van een briefje dat hy my deed toereiken op 'n oogenblik dat ik met den Regent in gesprek was, en waarin hy my - onder uitdrukkelyk verzoek hèm niet te noemen - uitnoodigde dat Inlandsen Hoofd eens onder handen te nemen over de ‘misbruiken’. Het overbodige van dit verzoek laat ik nu daar. Er blykt uit:
1) dat myn bezwaren geen gevolg waren van persoonlyke zwartgallige opvatting.
2) dat myn onderzoekingen zeer omzichtig plaats hadden, zóó zelfs dat de vreesachtige Verbrugge meende grond te hebben my aantezetten tot wat yver.
Belangstellenden - zyn er die? - kunnen 't bedoelde briefje van den kontroleur ter inzage krygen. <
[ontbreekt]     D4
702-703 weergeven - by benadering altyd - < weergeven     D4
717 Ook de < De     D4
722-723 is. 't Was nooit iemand de moeite waard er naar te vragen. < is.     D4
724-728 Voornemen den Regent z'n voorschot kwytteschelden. Dit is, na het door den Gouv. Gen. Pahud ingesteld onderzoek werkelyk geschied. Ook meen ik dat by die gelegenheid z'n traktement verhoogd is. Men moet erkennen dat hierin een zonderlinge wys van rechtdoen omtrent my gelegen was! De gebleken gegrondheid myner aanklacht moest niet my ten-goede komen, maar den persoon die door my was aangeklaagd. <
[ontbreekt]          D4
Voornemen den Regent z'n voorschot kwytteschelden. Dit is, na het door den Gouv. Gen. Pahud ingesteld onderzoek werkelyk geschied. Ook meen ik dat by die gelegenheid z'n traktement verhoogd is. Men moet erkennen dat hierin een zonderlinge wys van rechtdoen omtrent my gelegen was! De gebleken gegrondheid myner aanklacht moest niet my ten-goede komen, maar den persoon die door my was aangeklaagd.     D4a
735 in < door     D4
739 Hoera voor < Leven     D4
749 sommige vorige < vorige     D4
758 Datoe: inlandsch Hoofd. < [ontbreekt]          D4
Datoe: inlandsch Hoofd.     D4a
759 Prahoe: prauw, schuit, vaartuig, scheepje < Prauw: schuit, vaartuig.     D4

[pagina 456]
[p. 456]

791-793 na op de golven gerust te hebben, over 't water schuiven om vlucht te nemen, komt met dat ‘kiskassen’ overeen. Ook vliegende visschen scheren de oppervlakte voor ze zich verheffen. <
en vooral de vliegende visschen, over 't water schuiven om vlucht te nemen, komt met dat ‘kiskassen’ overeen.          D4
798 heette te bezetten < bezette     D4
801 meestal < gewoonlyk     D4
820 wie van de twee < wie     D4
856-858 zyn? Dat overigens het nederlandsche Staatsbestuur - een tot in 't merg verrot organismus! - de wapens zou aangorden in 't belang der zedelykheid, is 'n koddig denkbeeld. <
zyn?     D4
877 rustbank, brits. < rustbank.     D4
878 Pajong: Zonnescherm, distinktief van rang. <
[ontbreekt] (5 cah)     D4
Pajong: Zonnescherm, distinctief van rang.     D4
888-915 ‘Wie sommige gebeurtenissen van naby gezien had.’ In 1843 liet de generaal Michiels op in 't oog vallend vexatoire wys de wegen in den omtrek van Padang verbreeden. Voor niemand was het doel twyfelachtig: hy had behoefte aan wat krygsroem om zich staande te houden als civiel Gouverneur. De uitgelokte ontevredenheid openbaarde zich 't eerst te Pau, in de nabyheid der hoofdplaats. Daar hadden, naar weldra publiek bekend was, de samenscholingen plaats, waaruit de door ieder voorziene oproerige bewegingen zouden - en moesten! - voortkomen. Ze werden niet terstond tegengegaan: de vrucht moest rypen. Op zekeren nacht werd ik gewekt door een bediende van den kapitein der artillerie J.J.M. de Chateleux. Hy liet my roepen omdat zyn en myn vriend, de kapitein der infanterie Beyerman, by hem gekomen was om van hem en my afscheid te nemen. Ik ging, en vond B. in hoogsternstige stemming. Geheel onverwacht had hy bevel gekregen naar Pau opterukken: ‘om me daar te laten vermoorden’ zeide hy. Hy is er vermoord, dienzelfden nacht nog. Toen daarvan den volgenden morgen bericht kwam, rukte de generaal aan 't hoofd van meer dan voldoende krygsmacht uit. In 'n ommezien behaalde hy de lauweren en 't certifikaat van onmisbaarheid waarom hy zoo dringend verlegen was. Arme Beyerman!
Zulk en scène zetten van krygsbedryven door 't vooruitzenden van een aan den dood gewyde kleine schaar behoorde onder de lyfkunstjes van Michiels, doch eenig was hy niet in die misdadige kwakzalvery. Ze speelt in veel veldtochten haar rol, en dit zal wel zoo blyven tot de kunst van lezen meer algemeen wordt. De koddigheid der advertentien van goedkoope boeken en allesgenezende pillen zinkt in 't niet, by de hansworstige leugens waarop sedert eeuwen sommige krygsoversten gewoon zyn hun betalende kommittenten te onthalen. Terstond zyn er altyd verzenmakers en geschiedschryvers by de hand om die zotte praatjes

[pagina 457]
[p. 457]

  met hun visa: ‘gezien en opgehemeld’ te stempelen, en 'n reeks van geslachten bauwen den aldus smakelyk gemaakten onzin na. Zie, als 'n enkel staaltje - ik heb ze voor 't grypen! - m'n opmerkingen over de hyperkrygskunstige slimmighedens van den prillen prins van Oranje by Quatre-Bras. (idee 747, vlgg.) <
[ontbreekt]          D4
‘Wie sommige gebeurtenissen van naby gezien had.’ In 1843 liet de generaal Michiels op in 't oog vallend vexatoire wys de wegen in den omtrek van Padang verbreeden. Voor niemand was het doel twyfelachtig: hy had behoefte aan wat krygsroem om zich staande te houden als civiel Gouverneur. De uitgelokte ontevredenheid openbaarde zich 't eerst te Pau, in de nabyheid der hoofdplaats. Daar hadden, naar weldra publiek bekend was, de samenscholingen plaats, waaruit de door ieder voorziene oproerige bewegingen zouden - en moesten! - voortkomen. Ze werden niet terstond tegengegaan: de vrucht moest rypen. Op zekeren nacht werd ik gewekt door een bediende van den kapitein der artillerie J.J.M. de Chateleux. Hy liet my roepen omdat zyn en myn vriend, de kapitein der infanterie Beyerman, by hem gekomen was om van hem en my afscheid te nemen. Ik ging, en vond B. in hoogsternstige stemming. Geheel onverwacht had hy bevel gekregen naar Pau opterukken: ‘om me daar te laten vermoorden’ zeide hy. Hy is er vermoord dienzelfden nacht nog. Toen daarvan den volgenden morgen bericht kwam, rukte de generaal aan 't hoofd van meer dan voldoende krygsmacht uit. In 'n ommezien behaalde hy de lauweren en 't certifikaat van onmisbaarheid waarom hy zoo dringend verlegen was. Arme Beyerman!
Zulk en scène zetten van krygsbedryven door 't vooruitzenden van een aan den dood gewyde kleine schaar behoorde onder de lyfkunstjes van Michiels, doch eenig was hy niet in die misdadige kwakzalvery. Ze speelt in veel veldtochten haar rol, en dit zal wel zoo blyven tot de kunst van lezen meer algemeen wordt. De koddigheid der advertentien van goedkoope boeken en allesgenezende pillen zinkt in 't niet, by de hansworstige leugens waarop sedert eeuwen sommige krygsoversten gewoon zyn hun betalende kommitenten te onthalen. Terstond zyn er altyd verzenmakers en geschiedschryvers by de hand om die zotte praatjes met hun visa: ‘gezien en opgehemeld’ te stempelen en 'n reeks van geslachten bauwen den aldus smakelyk gemaakten onzin na. Zie, als 'n staaltje - ik heb ze voor 't grypen! - m'n opmerkingen over de hyperkrygskunstige slimmighedens van den prillen prins van Oranje by Quatre-Bras. (Idee 747 vlgg.)          D4a
922-923 zou ik zeker de fout begaan hebben iets te laten < had ik zeker iets laten     D4
923 opmerking, al bewees dan later < opmerking. Toch bewees     D4
928 byna < nagenoeg     D4
928 veertig < drie-en-dertig     D4

[pagina 458]
[p. 458]

930 gedurende < in     D4
935 meer dan het < het     D4
942 heeren! (Zie hierover de noten 65 en 115.) < heeren!     D4
947-949 zelf. Hy was 't ook die zoo byzonder veel bydroeg tot de verlamming van 't gezag in de binnenlanden, door de splitsing van rechterlyke en besturende macht. (zie Noot 13) <
zelf.     D4
949 heet < heette     D4
951 De toenmalige Algemeene Sekretaris der indische Regeering, Mr C. Visscher. <
[ontbreekt]          D4
De toenmalige Algemeene Secretaris der indische Regeering, Mr C. Visscher.          D4a
967-968 had - in zyn oog 'n fout zeker - < had,     D4
969 Kamer < Kamers     D4
988 De later tot Gouverneur-Generaal benoemde Mr P. Merkus. <
[ontbreekt]          D4
De later tot Gouverneur-Generaal benoemde Mr P. Merkus.     D4a
991 benamingen < benamingen echter     D4
1034 kris. < kris. (Zie blz. 376, onder.)     D4
1050 acht-en-dertig < drie-en-dertig     D4
1066 fiktie < fiktief     D4
1067 fortuinzoekers < aventuriers     D4
1081-1085 In deze alinea wordt de Resident Brest van Kempen gunstiger beoordeeld dan hy verdiende. Lang na 't schryven van den Havelaar werd my door 'n onwraakbaar getuige meegedeeld dat de Resident Brest van Kempen een zeer byzondere reden had om den Regent te ontzien. Ik wenschte dat my van bevoegde zyde naar die reden gevraagd werd. <
[ontbreekt]          D4
In deze alinea wordt de Resident Brest van Kempen gunstiger beoordeeld dan hy verdiende. Lang na 't schryven van den Havelaar werd my door 'n onwraakbaar getuige meegedeeld dat de Resident Brest van Kempen een zeer byzondere reden had om den Regent te ontzien. Ik wenschte dat my van bevoegde zyde naar die reden gevraagd werd.          D4a

[pagina 459]
[p. 459]

1086 Opmerking als in de Noten 68 en 72. <
[ontbreekt]          D4
Opmerking als in de Noten 68 en 72.     D4a
1096 hieruit volgt < dit beduidt     D4
1111 algemeen, en wordt, omdat ze koel blyven, <
algemeen. Het is koel, en wordt     D4
1112 niet onbelangryke* < groote     D4
1125-1126 gelasten < zeggen     D4
1126 den volgenden dag op 't bureau te <
dat hy den volgenden dag op 't bureau zou     D4
1132-1153 den nergens beschreven < den     D4
1155 Staat (idee 286) < Staat     D4
1178 voldoende geleerd < geleerd     D4
1179 ambt - het gewichtigste in den Staat! - < allerbelangrykst ambt in den Staat,     D4
1179 wezen < zyn     D4
1188 't grondbezittend < 't     D4
1195 van geschenken < daarvan     D4
1199 dezelfde < dezelfde brave     D4
1200-1201 De brave man meende dat zy ‘den toets der zedelykheid niet kon doorstaan’. <
Ze kon den toets der zedelykheid niet doorstaan’ meende hy.     D4*
1205 deze < die     D4
1206 by < in     D4
1221 dus eigenlyk < dus     D4
1222-1223 wordt, maar wordt - evenals 't woord Nederlander - dikwyls als zoodanig gebruikt. <
wordt.     D4

[pagina 460]
[p. 460]

1228-1230 wil ik hier over dit onderwerp niet verder uitweiden. Ik verwys naar den laatsten druk der ‘Specialiteiten’. (Delft, by Waltman.) <
zal ik ook op dit onderwerp terugkomen in den nieuwen druk der ‘Specialiteiten’ die eerlang by den Uitgever Waltman te Delft ter-perse gaat, en waarnaar ik alzoo verwys.          D4
1234 Toch niet omdat < Omdat     D4
1237 zeer in z'n schik als men hem zeide dat-i <
er recht grootsch op, dat-i zoo sprekend     D4
1250 walvisch, narwal, < walvisch,     D4
1257 in < op blzz. 294 vlgg. en 340 vlgg. van     D4
1258 Israelieten < Joden     D4
1259 kl (sl) < kl     D4
1259 lk (ls) < lk     D4
1261 opsporen. <
opsporen. Misschien had ook dat woord reeds z'n fata gehad voor 't in de beteekenis van waterkeering gebruikt werd.          D4
1262 (1881). Zyl (zl) zal wel van denzelfden wortel stammen. < [ontbreekt]     D4
1271 werden < worden     D4
1306 'twelk < 'twelk echter     D4
1333 geenszins < niet     D4
1369 evenals < als     D4
1389 malayismus. <
malayismus. blz. 275. De Kenari is 'n groote boom welks vruchtjes in smaak veel overeenkomst hebben met walnoten. Men maakt er zeer fyne olie van.          D4
1392 doeltreffender < efficacer     D4
1419 zeker < 'n     D4
1429 ze < het     D4
1430 korrektie (1875) < korrektie     D4
1433 dat < dit     D4

[pagina 461]
[p. 461]

1437 1066 < (oud nummer) 705     D4
1066          D4a
1444-1445 Nooit gaf iemand blyk van begeerte om bewysstukken als de hier bedoelde intezien. <
[ontbreekt]     D4
1448 Integendeel, hy, < Hy,     D4
1468-1472 Het is my onbekend of 't lyk myns voorgangers is opgegraven tydens het in 1860 door den G.G. Pahud ingesteld onderzoek. Wel weet ik dat by die gelegenheid het Distriktshoofd van Parang-Koedjang ontslagen werd. De Regent werd gestraft met kwytschelding van genoten voorschot en - naar my werd meegedeeld, doch zeker ben ik hiervan niet - met traktementsverhooging. <
[ontbreekt]          D4
Het is my onbekend of 't lyk myns voorgangers is opgegraven tydens het in 1860 door den G.G. Pahud ingesteld onderzoek. Wel weet ik dat by die gelegenheid het Distriktshoofd van Parang-Koedjang ontslagen werd. De Regent werd gestraft met kwytschelding van genoten voorschot en - naar my werd meegedeeld, doch zeker ben ik hiervan niet - met traktementsverhooging.          D4a
1473-1474 Ik had alzoo my bezig gehouden met het nakomen der verplichting die my door eed en instruktie uitdrukkelyk waren voorgeschreven. <
[ontbreekt]          D4
Ik had alzoo my bezig gehouden met het nakomen der verplichting die my door eed en instructie uitdrukkelyk waren voorgeschreven.          D4a
1485 Zie § 11 < Zie blz. 240 ond. en almede § 11     D4
1509 Zie § 11 van de ‘Vraagpunten aan den kontroleur’ in de Minnebrieven. <Vgl. blzz. 123 onder. 208 vlgg., en 222 vlgg.     D4
1510 Als boven § 18. <
Zie in de Minnebrieven, § 18 der ‘Vraagpunten aan den kontroleur.’     D4
1521 zonder protest < zoowel zonder protest     D4
1521 en zelfs < als     D4
1531 hier meer heeft < meer zou hebben     D4
1537-1539 Zie den Gids van Augustus 1860, waar de hoogleeraar Veth, na uitvoerige behandeling der Havelaarszaak, het volgende zegt: <
Zie Prof. Veth in den Gids van Augustus 1860.     D4

[pagina 462]
[p. 462]

1540-1554 ‘Sedert heeft Havelaar met de zijnen gebrek geleden, hij is het voorwerp geworden van den smaad der Droogstoppels - want de Droogstoppels in Nederland maken altijd gemeene zaak met de Slijmeringen in Indie - hij is geworden Multatuli, niet alleen in aangenomen naam, maar inderdaad.
En wat bewijst nu het feit, dat, na zijn ontslag, werkelijk een onderzoek in het Regentschap Lebak plaats had, dat de Regent eene scherpe vermaning ontving, en eenige mindere Hoofden werden afgebet?
Primo: de waarheid van het spreekwoord dat de kleine dieven gehangen worden, terwijl men de groote laat loopen.
Secundo: dat de zaak te veel ruchtbaarheid had verkregen, om nu nog gesmoord te worden.
Tertio: dat de knevelarij in Lebak al zeer erg moet geweest zijn, wanneer zelfs een Resident die zoo gaarne schipperde, en zoo ongaarne een Inlandsch Hoofd vervolgde, constateeren moest dat er werkelijk reden tot klagen bestond, en bij gevolg:
Quarto: dat Havelaar volkomen gelijk had.’* <
[ontbreekt]     D4
1555 Aldus Professor Veth. Niemand < Niemand     D4
1555 evenwel schynt < schynt evenwel     D4
1555-1556 dat men dan ook dien Havelaar < dat men hem dan ook     D4
1556 was. < was. Is dit Recht, Nederlanders?     D4
1556-1561 Ook niet dat de hem ten-deel gevallen rechtsweigering allernadeeligst werken moest op den toestand der inlandsche bevolking. Van welk besturend ambtenaar in de binnenlanden is plichtsvervulling te verwachten, nadat er zoo duidelyk bleek dat de Natie evenzeer als de Regeering party trekt voor de ellendelingen die 't mishandelen van den Javaan oogluikend toelaten? <
[ontbreekt]     D4
1562 Zie blz. 224.* < [ontbreekt]     D4
Zie blz 311     D4a
1564 van de < den     D4*
1566-1567 Dat m'n voorganger vergiftigd is geworden, werd door niemand in Lebak betwyfeld. Waarom liet de heer Pahud zyn lyk niet opgraven? <
[ontbreekt]          D4
Dat m'n voorganger vergiftigd is geworden, werd door niemand in Lebak betwyfeld. Waarom liet de heer Pahud zyn lyk niet opgraven?     D4a
1568 Ik bezit die verklaring <
De hier bedoelde schriftelyke verklaringen bezit ik     D4
1568-1569 Niemand vond het ooit de moeite waard daarvan inzage te verzoeken. < [ontbreekt]     D4

[pagina 463]
[p. 463]

1573-1576 leesbaar. De toeleg van dat schryven was, my in z'n knevelary te betrekken, 'tgeen gelukt zou wezen indien ik z'n voorstellen had goedgekeurd, of argeloos daarover in korrespondentie was getreden. <
leesbaar.     D4
[Noot 177, geplaatst aan het eind van de brief van de gouverneur-generaal, is voor een groot deel opgebouwd uit de noten 157-165 uit D4. Deze noten zijn in D4 verspreid door de brief heen weergegeven. Het volgende overzicht geeft een beeld van de wijze waarop Multatuli te werk is gegaan. De cijfers in de kolom D5 verwijzen naar de regelnummering in de leestekst. De beide volgende kolommen bevatten een opgave van die noten in D4 en D4a, die betrekking hebben op het eerder genoemde onderdeel van noot 177 uit D5. Hierbij is Multatuli's nummering van de noten in resp. D4 en D4a gevolgd. In een aantal gevallen is er sprake van vrijwel woordelijke overeenkomst, in andere gevallen is de tekstuele overeenkomst gering. Na het overzicht volgt de tekst van de desbetreffende noten.

D5 D4 D4a
1577-1579 noot 157 noot 177
1579-1582 [ontbreekt] [ontbreekt]
1582-1584 noot 159 noot 177b
1584-1587 noot 158 noot 177a
[ontbreekt] noot 160 [geschrapt]
1587-1593 noot 161 noot 177c
1593-1598 noot 162 noot 177d
1598-1600 noot 163 noot 177e
1600-1608 noot 164 [geschrapt]
1609-1617 noot 165 [geschrapt]]

1577-1617 177 In de derde alinea van dezen brief wordt my 't vervullen van myn voorgeschreven plicht tot verwyt gemaakt door den man die in de eerste plaats geroepen was my te berispen en zelfs te straffen indien ik dien plicht had verzuimd. Wat vervolgens z'n ontevredenheid aangaat over de door my ‘aangenomen houding tegenover den Resident van Bantam’ ze was geheel ongegrond, en de heer B.v.K. zelf betuigde my later, niet te begrypen wat daarmee kon bedoeld zyn. De bewering dat er omtrent den Regent ‘steeds gunstige getuigenissen waren afgelegd’ was een onwaarheid. Herhaaldelyk was er in de conduite-staten over dat Hoofd geklaagd. De opmerking dat ik myn beschuldiging niet door ‘feiten, veel minder bewyzen’ gestaafd had, klinkt zonderling in den mond van den man die geen gehoor verkoos te geven aan myn dringende bede, my in de gelegenheid te stellen myn beschuldigingen door ‘feiten en bewyzen te staven’. Onwaar is 't dat ik geweigerd hebben zou ‘volle opening te geven van wat my omtrent de handelingen van het Inlandsch Bestuur te Lebak bekend was’. Juist om tot die ‘volle opening’ te kunnen overgaan, drong ik op 'n vry en openlyk onderzoek aan. Maar ik wilde voorkomen dat het weder zou uitloopen op 'n vruchteloos ‘aboucheeren’ gelyk onder myn voorganger zoo dikwyls geschied was zonder ander gevolg dan dat de klagers officieel gestraft of in 't geheim mishandeld werden. ‘Ongeschiktheid voor 't bekleeden eener betrekking by het Binnenlandsch Bestuur’ moest wel beteekenen dat ik niet kon werken in den ‘geest des Gouvernements’, niet in den geest der Slymeringen, niet in den geest van den verheven Duymaer

[pagina 464]
[p. 464]

  van Twist. De Natie had behooren te eischen dat al die varieteiten van plichtverzakende deugnieten zich geschikt maakten om te werken ‘in den geest’ van Havelaar. Hoe rymt vervolgens de erkentenis dat ik by de Regeering gunstig stond aangeschreven, met de laaghartige insinuatie in de Tweede-Kamer, dat hy ‘over den schryver van dat boek, zooveel - kwaads alzoo? - zou kunnen zeggen’? Wat de plaatsing te Ngawi aangaat, er bestonden nog meer redenen dan ik op blz. 229 opgaf, om die aanstelling van de hand te wyzen. Maar de in alle inlandsche zaken zoo grondig onwetende Van Twist kende die niet. Hy liep in 't kiezen voor my van die betrekking, alweer aan de leiband van de buitenzorgsche kommiezery, die er waarachtig groot belang by had dat ik niet aan 't woord kwam. Het was 'n uitgemaakte zaak dat ik te Ngawi moest ‘vallen’. Het openbaren der kuiperytjes die hiertoe in 't werk werden gesteld, zou zeer pikant wezen, maar ik onthoud me nu daarvan omdat ik geen vryheid heb m'n bronnen te noemen. Misschien wordt dit bezwaar eenmaal opgeheven. De laatste alinea van den heerlyken kabinetsbrief beteekent alweer dat er zou moeten blyken of Havelaar bekwaam en genegen was dienst te nemen onder de vereerders van den ‘geest des gouvernements’. En dit zou moeten getuigd worden door dezen of genen hoofdambtenaar van 't allooi der Slymeringen! Ieder ziet dat de onbekwaamheid van Van Twist zich niet tot inlandsche zaken bepaalde, en dat de man ook in ‘the proper study of men’ 'n brekebeen was. Men bedenke dat hy Havelaar's brieven onder de oogen had, brieven die geschreven waren met de voorbedachte strekking den man wakker te schudden. Nederlanders, welk soort van wezens toch laat gy u opdringen als Landvoogden van Insulinde?* <
157 Dit is 'n leugen!          D4
158 Juist om die bewyzen te kunnen leveren immers, had ik 'n onderzoek aangevraagd.          D4
159 Een leugen! In de conduitestaten was sedert jaren over den Regent geklaagd. Dit zeide ik dan ook in den Brief aan den Gouverneur-generaal in-ruste, waarnaar ik den lezer verwys, onder opmerking dat de geadresseerde by-machte had moeten zyn my tegentespreken, indien er tegenspraak mogelyk was. In 't algemeen verzoek ik den lezer dat stuk nauwkeurig met den Havelaar te vergelyken, en daarby te bedenken dat het niet voor publiciteit bestemd was.          D4
177b Een leugen! In de conduitestaten was sedert jaren over den Regent geklaagd.          D4a
160 Waar D.v.T. deze bewering vandaan haalde, is my 'n raadsel. Moet dit poezie heeten? Fantazie? Een droom wellicht? Hoe men 't gelieve te noemen, 't is alweer 'n leugen van den braven man.          D4
[geschrapt]          D4a
161 Ook dit is 'n onwaarheid. Bleek er niet uit de aan V. Twist gezonden stukken dat juist ik op onderzoek had aangedrongen? Maar ik eischte dat het vry en openlyk wezen zou, en niet weder afliep met het straffen der klagers, gelyk onder m'n voorganger zoo dikwyls geschied was, en waarop de Resident het met z'n ‘aboucheeren’ toelei. Zie de in Noot 143 aangehaalde passages van den tekst.          D4
177c Ook dit is 'n onwaarheid. Bleek er niet uit de aan V. Twist gezonden stukken dat juist ik op onderzoek had aangedrongen? Maar ik eischte dat het vry en openlyk wezen zou, en niet weder afliep met het straffen der klagers, gelyk onder m'n voorganger zoo dikwyls geschied was, en waarop de Resident het met z'n ‘aboucheeren’ toelei.          D4a

[pagina 465]
[p. 465]

  162 Precies! Havelaar was niet geschikt om te werken in den ‘geest des Gouvernements’ in den ‘geest’ der Slymeringen, in den ‘geest’ van den verheven Duymaer van Twist. Maar had niet de Natie moeten eischen dat de zeer talryke exemplaren van al die soorten zich geschikt maakten om te werken ‘in den geest’ van Havelaar?          D4*
163 Hoe rymt dit met z'n laaghartige insinuatie in de Tweede-Kamer, dat-i ‘over den schryver van dat boek, zooveel - kwaads alzoo? - zou kunnen zeggen?          D4*
164 Om meer redenen nog dan ik op de blzz. 319 en 320 aanstip, was Ngawi voor my 'n zeer ongewenschte plaats, wat evenwel den in alle inlandsche zaken grondig onwetenden Van Twist onbekend was. Hy liep in 't kiezen van die betrekking alweer aan den leiband der Buitenzorgsche kommiezery, die 'r waarachtig groot belang by had dat ik niet aan 't woord kwam! 't Was 'n uitgemaakte zaak dat ik vallen moest als ik de betrekking te Ngawi aannam. Het openbaren der kuiperytjes die hiertoe in 't werk waren gesteld, zou zeer pikant wezen, maar ik onthoud me nu daarvan omdat ik geen vryheid heb m'n bronnen te noemen. Misschien wordt dit bezwaar eenmaal opgeheven.     D4
[geschrapt]          D4a
165 Dit wil alweer zeggen: er zou moeten blyken dat Havelaar dienst nam onder de vereerders van den ‘geest des gouvernements.’ En dit zou moeten getuigd worden door dezen of genen hoofdambtenaar van 't allooi der Slymeringen! Ieder ziet hier dat de onbekwaamheid van Van Twist zich niet volstrekt tot ‘inlandsche zaken’ bepaalde, en dat-i ook in the proper study of men 'n brekebeen was. Men bedenke dat hy Havelaar's brieven onder de oogen had, brieven die de voorbedachte strekking hadden den man wakker te schudden. Nederlanders, welk soort van wezens laat ge u dan toch opdringen als landvoogden van Insulinde?          D4
[geschrapt]          D4a
1618-1620 Dat in de buurt is. Ook hier alweder is van toepassing wat ik op blz. 140 zeide over 't leeren kennen van den toestand eener landstreek door 't verblyf in een nabygelegen provincie.* <
Vgl. de opmerking op blz. 193, midden.     D4
1625 is dan ook < ook is     D4
1628 vorige < alle vorige     D4
1629 van hem iets < iets van hem     D4
1636-1637 daarover in den bundel Verspreide Stukken - < daarover     D4
1638 dezen < den     D4
1642 denkbaar is < kan verlangd worden     D4
1642 in < er in     D4

[pagina 466]
[p. 466]

1645 Wel, ik deed dit < Dit geschiedde     D4
1645 't was < was     D4
1646 waartoe inderdaad reden was < en er was reden toe     D4
1650 zyn, wat dan ook werkelyk het geval niet was <
zyn. Dit was dan ook 't geval niet     D4
1664 door < er door     D4
1668 dunkt < dunkt alzoo     D4
1681 blzz. 244 en 245. Ook* < blz. 339 onderaan, en     D4
1687-1693 Ministers in bezigheid. Daaronder waren er die hun verheffing te danken hadden aan de door den Havelaar teweeggebrachte ‘rilling’. Kort na de verschyning van dat werk benoemde men een indischen rykworder tot Minister van Kolonien. Hy zou zorgen dat ‘geschiedenissen als van Saïdjah voortaan tot de onmogelykheden behooren zouden’! Wat hy gedaan heeft om dien vromen wensch te bereiken weet ik niet. En dat weet niemand. In-plaats daarvan heeft hy de Natie met den liefelyken oorlog op den Sumatraschen noordhoek begiftigd. <
[ontbreekt]          D4
Ministers in bezigheid. Daaronder waren er die hun verheffing te danken hadden aan de door den Havelaar teweeggebrachte ‘rilling’. Kort na de verschyning van dat werk benoemde men een indischen rykworder tot Minister van Kolonien. Hy zou zorgen dat ‘geschiedenissen als van Saïdjah voortaan tot de onmogelykheden behooren zouden’! Wat hy gedaan heeft om dien vromen wensch te bereiken weet ik niet. En dat weet niemand. In plaats daarvan heeft hy de Natie met den lieflyken oorlog op den Sumatraschen noordhoek begiftigd.          D4a
1694-1697 Deze laatste beide volzinnen zyn later bygevoegd. Ik erken, in 1859 niet voorzien te hebben dat het hier bedoelde volkje my zou toejuichen. Toch had ik 't kunnen weten. 't Ligt in den aard der zaak dat schelmen 't luidst meeschreeuwen als er ‘houdt den dief’ wordt geroepen. <
[ontbreekt]          D4
Deze laatste beide volzinnen zyn later bygevoegd. Ik erken in 1859 niet voorzien te hebben dat het hier bedoelde volkje my zou toejuichen. Toch had ik het kunnen weten. 't Ligt in den aard der zaak dat schelmen 't luidst meeschreeuwen als er ‘houdt den dief’ wordt geroepen.
          D4a
1704-1708 Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee! <
[ontbreekt]          D4

[pagina 467]
[p. 467]

  Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee!     D4a1
Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over Indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee!     D4a2
1714 uitleggen. <
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
178 De Koning heeft nog altyd niet geantwoord.          D4
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
194 De Koning heeft nog altyd niet geantwoord.          D4a1
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
[geschrapt]          D4a2
1715-1716 Op de beide vragen die 't boek besluiten, ontving ik nog altyd geen antwoord. Waarschynlyk houdt de koning zich bezig <
Ook op deze vraag wacht ik nog altyd te-vergeefs antwoord van den Koning, die zeker zich bezig houdt          D4
Op deze vraag wacht ik nog altyd te-vergeefs antwoord van den Koning, die zeker zich bezig houdt          D4a1
Op de beide vragen die 't boek besluiten, ontving ik nog altyd geen antwoord, waarschynlyk houdt de Koning, zich bezig          D4a2
1717-1718 van deze nieuwe uitgaaf aanbieden < aanbieden van deze nieuwe uitgaaf     D4
1718 evenals < als     D4
1720-1721 hebben aangedrongen op recht < recht hebben geëischt     D4
hebben aangedrongen op recht     D4a
1722-1723 Volgens de laatste berichten uit Indiën is Lebak een woesteny. Geheele dorpen zyn uitgestorven. <
[ontbreekt]     D4
1724-1725 nieder-ingelheim, Augustus, 1881. < [ontbreekt]     D4


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken