Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen
Afbeelding van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (6.18 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

(1945)–C.E. Pothast-Gimberg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Het Adventshuisje

*

 

'TWas Kerstavond.

Langzaam duwden Vader en Henk het handkarretje door de straten.

Kleine Nel zat in een hoekje en hield haar koude voeten uitgestrekt naar het kacheltje midden op de wagen.

In een blikken busje, bovenop een stok, brandde een olielichtje.

‘Gepiepte kastanjes!’ riep Vader. ‘Voor vijf centen hete kastanjes!’

‘Pof-pang!’ ging het telkens in het vuurtje, als er weer een kastanje gaar was en openbarstte.

Nelleke trok Moeders omslagdoek nog wat vaster om de schouders en keek toe met grote ogen.

‘Morgen fijn Kerstmis,’ dacht ze. ‘Zou d'r weer een Kerstmand gebracht worden vanavond? Och, wat zat daar verleden jaar een heerlijke, dikke worst in!’

Ze trok haar knieën op en moest er haast hardop van lachen.

‘Stil zitten, meisje,’ waarschuwde Vader.

Zo stil als een muis zat ze toen weer.

‘Anders komt er brand, hè Vader?’

‘Nou en of!’ antwoordde haar broertje en mikte weer een paar kastanjes in het vuur.

‘Hete gepiepte! Hete gepiepte!’

‘Mij voor een stuiver warmigheid,’ zei een oud vrouwtje.

Er waren ineens een heleboel mensen om het karretje heen komen staan en de zakjes met gepofte kastanjes vlogen weg.

‘Nog maar een paar,’ dacht Nel. ‘En dan gaan we naar huis.’

[pagina 66]
[p. 66]

't Was wel fijn, om met Vader mee te mogen, maar als het avond werd, was ze toch liever bij Moeder.

Opeens suisde het langs haar heen. Een grote vrachtauto was het, vol met Kerstbomen. Een lange, groene top veegde over de straat. Als je zo'n Kerstboom eens in je huis had, met glinsterende zilveren ballen en slingers... en met allemaal van die kleine kaarsjes!

En echte klokjes en van die mooie sterretjes!

Ze waren intussen weer een eindje doorgereden.

‘Zeg Henk,’ begon ze na een poosje. ‘Zag je die auto vol Kerstbomen?’

Maar ze wachtte niet eens op antwoord, haar mond bleef wijd open van bewondering, want voor haar, in de bocht van de kade, leunden allemaal grote en kleine Kerstbomen tegen de huizen aan. Een paar stonden zo maar midden op de stoep met de takken wijd uit.

De man, die ze verkocht, liep stampend op grote klompen heen en weer.

‘Warm je even!’ zei Vader en porde zijn vuurtje wat op.

‘Nou graag!’ De koopman hield zijn verkleumde handen vlak bij het kacheltje.

‘Wat een kou! Wat een kou!’ bromde hij en keek naar de hemel, die vol glinsterende sterren stond.

Toen hij zijn vingers weer een beetje buigen kon, zocht hij goedig een paar takken hulst en dennegroen bij elkaar.

‘Hier klein ding, daar mag je je Moeder mee verrassen.’

Met beide handen greep Nelleke ernaar.

‘Vader!’ riep ze. ‘Nou hebben wij ook echt Kerstboomgroen!’ ‘Laat 's kijken,’ zei Henk en zocht een flinke tak uit. Hij draaide hem rond in zijn handen.

‘'t Zou een fijne Kerstboom kunnen worden. Nou ja, wel niet helemaal een echte, maar een Kerstboomtak toch wel...’

‘Dan koop ik er een paar kaarsjes voor,’ zei Vader vrolijk.

‘Hè ja,’ zuchtte Nelleke, ‘van die mooie gedraaide. En maak jij dan heus een Kerstboomtak?’ vroeg ze nog eens aan Henk.

[pagina 67]
[p. 67]

‘Tuurlijk. Ik spijker hem vast aan de vensterbank, dan wuift hij net, of hij nog aan de boom vastzit.’

‘Ja hoor,’ knikte Vader. Het karretje stond even stil, want er waren een paar klanten voor kastanjes.

‘Hè, gingen we nou maar weer,’ dacht Nelleke en duwde haar neus in het Kerstgroen.

Ze verlangde naar Moeder.

Nu reden ze langs de kade met de grote huizen.

Als Nelleke zich wat oprichtte, en dat deed ze heel voorzichtig, omdat het kacheltje niet omvallen mocht, kon ze net door de ramen naar binnen zien.

Wat was het daar overal mooi!

En daar! Wat brandde daar op de vensterbank?

‘Vader!’ riep ze opeens en lag al op de knieën.

‘Kind!’ bromde Vader, maar gelukkig: het kacheltje stond nog. Aan brandgevaar dacht Nelleke al niet meer. Ze keek maar naar een klein wit huisje met heel veel doorschijnende raampjes, die allemaal verlicht waren.

‘Vader!’ fluisterde ze.

Vader zette de kar al tegen de stoep en beurde Nelleke er af.

Op haar tenen liep ze naar het raam.

Henk was er al.

Ademloos keken ze. Elk raampje was dichtgeplakt met vloeipapier en op ieder vloeitje stond een ander plaatje.

‘Een herder met een schaapje!’ riep Henk.

‘Twee lammetjes,’ zei Nelleke en haar ogen vlogen van het ene luikje naar het andere.

‘Een Kerstboompje!’ juichte ze toen en... ‘O, Vader, allemaal kleine Kerstengeltjes!’

Ze merkte niet eens, dat het raam werd opgeschoven; tot een kinderstem vroeg: ‘Vin-je het mooi?’

‘Ja,’ Nelleke schudde wel een paar maal haar hoofd. Ze keek niet eens, waar die stem vandaan kwam. Maar toen het raam nog verder openging, leek ze wakker te worden.

Een dame boog zich naar buiten.

[pagina 68]
[p. 68]

‘Bekijk het maar op je gemak, hoor.’

‘Brandt het hier alle avonden? En is het iets van Kerstmis?’ vroeg Nelleke eindelijk.

De dame knikte.

‘'t Is een Adventshuisje en het brandt in de dagen voor Kerstmis, die heten de Adventsdagen. Zie je die lichte open raampjes? Die waren drie weken geleden nog allemaal dicht. Maar elke dag is er een luikje opengegaan, de deur was vandaag aan de beurt.’

‘O,’ fluisterde Nelleke. ‘Die is ook voor het Kerstkindje zelf. Kijk maar.’

En ze wees Henk op het mooie plaatje.

‘Ja,’ zei Henk. ‘In de kribbe ligt het. En daar is de os en de ezel! Vader, kijk toch ook eens. 't Is haast net een kerk.’

Ze bleven een ogenblik heel aandachtig naar het huisje kijken, toen begon het kleine meisje in de kamer:

‘Moeder zegt, dat we zelf ook Adventshuisjes zijn en dat het Kerstkindje ook bij ons binnenkomt, als we maar licht genoeg geven.’

‘Ja,’ knikte Nelleke verlegen, maar meer kon ze niet zeggen.

Ze was zelfs nog stil, toen ze allang weer op haar karretje zat.

Eindelijk vroeg ze:

‘Henk, kun jij niet zo'n huisje maken?’

‘Nee hoor, daar zie ik geen kans toe, en wat dat niet kost aan vloeipapier en plaatjes...’

‘Kom, jongens, jullie hebt immers je Kerstboompje? Hier Henk, haal jij eens voor vijf centen kaarsjes, daar in het winkeltje op die hoek,’ zei Vader.

Toen Henk terugkwam en vijf mooie gedraaide kaarsjes in haar schoot legde, was Nel wel even erg blij, maar een ogenblikje later begon ze toch weer:

‘Vader, is zo'n Advensterhuisje heus zo duur?’

‘Adventshuisje,’ zei Henk.

En Vader verbeterde het ook nog eens.

‘Nou ja, maar ik zeg Advensterhuisje,’ meende Nelleke beslist. ‘Er zijn toch zeker allemaal venstertjes in?’

En toen vroeg ze met haar liefste stemmetje:

[pagina 69]
[p. 69]

‘Toe Vader, kunt U dat niet voor ons kopen?’

‘Hè ja, Vader!’ 't Was eruit voor Henk het eigenlijk zelf goed wist.

Vader zuchtte alleen maar even. Toen zwegen de kinderen en Nelleke keek bedrukt voor zich.

‘Zie zo, daar zijn we alweer thuis,’ zei Vader dan ineens weer gewoon en draaide het karretje de steeg in. Moeder stond in de deur al naar hen uit te kijken.

Toen werd Nelleke weer een beetje vrolijk. Ze hield haar Kerstboeket in de hoogte, zodat Moeder ook de rode hulstbesjes goed kon zien en riep:

‘Wij krijgen morgen fijn ook een Kerstboom!’

De volgende morgen hing Nelleke al maar tegen de tafel aan.

Er was wel een grote Kerstmand gekomen, ook weer met een dikke worst en een heel groot krentenbrood, en toch kòn Nelleke niet vrolijk kijken.

Ze zag alleen maar kleine Kerstengeltjes en lammetjes en matglanzende ruitjes. En dan dat plaatje op die deur!

Vader trok haar eens aan een vlechtje.

‘Hoe vind je de Kerstmand?’ vroeg hij.

‘Mooi,’ zei Nelleke alleen maar en toen, ze stotterde het bijna uit: ‘Vader, ik wou... ik wou toch nog het allerliefst zo'n huisje hebben.’

‘Nou, weet je wat,’ troostte Vader. ‘Als het vanavond schemerdonker is, gaan wij er nog eens naar kijken.’

‘O!’ Nelleke klapte in de handen.

‘En dan kan Moeder misschien ook eens mee,’ ging Vader voort. ‘Hè ja,’ zei Henk, ‘dan pas ik op het huis.’

En meteen keek hij even naar de dikke vriesbloemen op de ruiten. Nou was Nelleke weer in haar schik; ze leek ineens zelf een Adventshuisje, want haar hele gezichtje straalde. -

- Toen Vader, Moeder en Nelleke die namiddag de deur uit waren, ging Henk meteen aan 't werk. Met een ijzerdraadje bond hij de kaarsjes in de dennetak en spijkerde die vast op de vensterbank.

[pagina 70]
[p. 70]

Wat stonden die kaarsjes fijn rechtop! Hij had de lucifers al in de handen, om ze aan te steken; maar nee, dat deed hij toch niet.



illustratie

Dan waren ze zó op!

't Was werkelijk net een tak aan een echte Kerstboom. Hij liep een paar passen achteruit naar de deur. Hoe leek het wel bij het binnenkomen? Ja, 't was prachtig!

[pagina 71]
[p. 71]

En toen, het allermooiste nog; hij krabde eens voorzichtig met Moeders aardappelmesje op de bevroren ruit; fijn, de bloemen zaten er goed dik bovenop!

En terwijl hij zachtjes een Kerstliedje zong, tekende hij met de punt van het mes een huisje op het raam met een deur en een heleboel luikjes. En de deuropening en de openingen van de venstertjes maakte hij heelemaal schoon, zodat ze helder blonken tussen de vriesbloemen...

- Op straat huppelde Nelleke naast Vader en Moeder voort.

Wat was het koud!

‘'t Lijkt wel, of het speldeprikken waait,’ zei Vader.

De plassen hier en daar waren dikbevroren en telkens vond Nelleke kleine glijbaantjes, waarover ze zich op de hurken liet voorttrekken.

Haar wangen en oren zagen blauw van kou, haar ogen traanden... maar 't was net, of ze er toch niets van voelde.

‘Moeder!’ riep ze. ‘Toe, glijdt U nu ook eens.’

En heus, Moeder deed het!’

‘Voorzichtig toch! Voorzichtig toch!’ zei Vader nog, maar Moeder nam al een aanloopje vlak voor een grote plas... en toen... ineens zat Moeder met een pijnlijk gezicht op de straat.

Verschrikt stond Nelleke erbij. Ze stak wel even een hand uit, maar ze trok hem meteen weer terug, toen Vader Moeder al overeind hielp. Met een boos gezichtje zag ze, dat Moeder niet staan kon op haar bezeerde voet.

Eén voor één werden de ruitjes van haar Adventshuisje weer donker, toen ze uitriep:

‘En nou kunnen we natuurlijk niet naar de kade gaan kijken.’

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Vader, maar Moeder zei helemaal niets. Dat maakte Nelleke wel een beetje in de war, maar ze bleef toch kwaad naast Moeder voortlopen, toen die langzaam aan Vaders arm naar huis hinkte.

Ze gooide haar hoofdje in de nek, om Moeders verdrietige gezicht maar niet te zien.

Maar boven haar flonkerden de sterren.

[pagina 72]
[p. 72]

‘Net allemaal kaarsjes,’ moest ze ineens denken.

‘Of nee, lichtjes van een Advensterhuis...’

Ze deed een stap naar Moeder toe.

Hè, leunde Moeder nou ook maar een beetje op haar!

En nou had Moeder het mooie huisje helemaal niet gezien...

Ineens kon ze weer lief zijn: ze nam Moeders arm en legde die om haar schouder.

‘Leunt U maar op mij, hoor!’ Al haar raampjes waren weer volop verlicht.

Eindelijk kwamen ze aan hun steeg.

‘Hè,’ vroeg Moeder, ‘waarom heeft Henk nou mijn olielampje buiten in de vensterbank gezet?’

‘En 't is in de keuken donker, lijkt het wel.’ Nelleke's stem sloeg over van verwachting.

‘Ga maar gauw mee naar binnen,’ zei Vader.

Even later stonden ze op de drempel van de kamer... En daar keek Nelleke met stralende ogen voorbij de vijf brandende kaarsjes naar een van de bevroren ruiten, waarvoor het gordijn was weggeschoven. Daar zag ze het huisje met de wijdopen ruitjes waardoor Moeders lampje zo toverachtig naar binnen scheen.

Nelleke zuchtte eens heel diep. Ze staarde maar naar de flonkerende bevroren bloemen rondom de heldere vierkantjes.

Wat schitterde dat: net gouden en zilveren sterretjes!

Vader klopte Henk al maar op de schouder.

Moeder zat op een stoel stilletjes toe te zien en Nelleke stamelde: ‘Moeder, dit is nou een Advensterhuisje, maar dit is nog veel mooier dan dat van de kade!’

 

Noot: Voor het maken van een adventshuisje verwijzen wij naar blz. 135.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken