Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen
Afbeelding van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (6.18 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

(1945)–C.E. Pothast-Gimberg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

Moeders Kerstboom

*

 

Moeder, krijgen wij ook een Kerstboom? Ik wou er zo vreselijk graag een hebben.’

Hanneke stond op de drempel van het kantoortje en keek naar Moeder, die zware pakken heen en weer sjouwde.

Moeder kwam even naar haar toe. Je kon zien, dat Moeders rug pijn deed, dat kwam, omdat ze aldoor maar weer moest bukken naar de weegschaal en aldoor maar weer een kistje of een zware doos moest optillen.

‘Ja,’ zei Moeder soms, ‘een baanwachtersvrouw moet hard met haar man meewerken, anders kan hij het alleen niet af in de drukke dagen.’

Hanneke zuchtte. Ze sloeg haar arm om de schouders van haar zusje Gon en slenterde langzaam met haar weg.

‘Ik vind het zo naar,’ zei Gon ineens, ‘dat onze Moeder het altijd druk heeft, als andere mensen bijna allemaal vrij zijn. 's Zomers, als iedereen vacantie heeft, draven wij allemaal om onze fietsen met de trein mee te krijgen, en nu het morgen Kerstmis is, moeten Vader en Moeder alleen voor alle Kerstpakken zorgen.’

‘Dat is voor de soldaten hier aan de grens,’ wist Hanneke.

‘Dat zal wel,’ zuchtte Gon en ze bleef in de keukendeur staan, waar Grootmoe bij het fornuis bezig was.

‘Wat maakt u, Grootmoe?’ vroeg Hanneke en ze snoof eens. ‘Het ruikt hier zo heerlijk.’

Grootmoe lachte, of ze een geheimpje had.

[pagina 74]
[p. 74]

‘Hier heb je allebei een handjevol rozijnen en ga dan nog maar een poosje buiten spelen, want 't is voor Moeder zo druk, als je in huis omhangt.’

Toen boog ze zich weer over de oven, maar Hanneke hoorde nog net, dat ze in zich zelf mompelde:

‘Ze zal morgen wel doodop zijn, de ziel.’

Hanneke stond even stil. Wat zei Grootmoe dat vreemd. 't Was net, of ze het een beetje naar vond voor Moeder!

Voetje voor voetje begon ze weer mee te lopen met Gon, maar na een poosje vroeg ze:

‘Zou Moeder zelf ook graag een Kerstboom willen hebben?’

‘Vast wel,’ dacht Gon. ‘Weet je niet meer van vorig jaar, toen Moeder 's avonds zei:

‘“Hè en nou een boompje, al was 't maar een kleintje?”’

Hanneke bleef weer even in gedachten staan:

‘Ik weet wat,’ riep ze toen ineens. ‘Kom mee. Er zijn hier vlak bij toch Kerstbomen genoeg in 't bos!’

Hand aan hand holden ze langs de spoordijk.

‘Deze moeten we hebben,’ vond Gon. Ze wees op een klein, recht boompje vol glanzend groene takken.

In het baanwachtershuisje waren de grote mensen intussen ijverig in de weer.

Grootmoe in de keuken en Vader en Moeder in 't kantoortje. En de hele middag werden ze niet door de kinderen gestoord. Eindelijk kwam Hanneke bij de oude vrouw binnen; die zat nu bij de tafel.

‘Grootje!’ riep ze zachtjes en toen vlug:

‘Grootje, mag ik een kaars?’

‘Een kaars, kind?’ vroeg Grootje verwonderd en ze keek even op van haar naaiwerk.

‘Ik heb geen kaars.’

‘Jawel, Grootmoe, toe! Bij Moeders bed staat er eentje in de kandelaar.’

Grootmoe zag over haar bril heen in de verlangende ogen van Hanneke.

[pagina 75]
[p. 75]

‘Grootmoe,’ brabbelde Hanneke toen haastig: ‘We hebben een Kerstboom gemaakt voor Moeder beneden aan de spoordijk. En nou moet hij toch ook branden? We hebben er allemaal sterretjes in gehangen van zilverpapier. Gon past er nou op, terwijl ik hier ben. Ziet u, Grootje, als we nu maar één kaars hebben, is het alhaast een echte Kerstboom.’

Grootje stond op.

‘Dan zullen we eens zoeken, hoor,’ zei ze goedig.

‘Misschien heeft Moeder nòg wel een kaars?’ vroeg Hanneke weer.

‘Nee, meiske,’ antwoordde de oude vrouw haastig. ‘We mogen Moeder niet storen vandaag; die moet Vader helpen.’

Gelukkig vonden ze de kaars op het nachtkastje.

‘Ha!’ riep Hanneke verheugd en toen vleiend: ‘Grootje, komt u mee kijken? En neemt u dan lucifers mee? 't Is buiten al zo fijn donker.’

‘Nog even dan.’ En Grootje liet zich aan Hannekes hand meetrekken langs de spoordijk.

‘Kijk, daar staat het!’ riep Hanneke opgetogen en wees op een mooi, vol sparreboompje beneden aan de helling.

Gon kwam haar al tegemoet.

‘Grootmoe!’ zei ze. ‘Hebt u een echte kaars?’ Ze maakte een sprong in de lucht.

‘Maar kind, hoe krijg je hem erin vast?’ vroeg de oude vrouw verwonderd.

‘Och, Grootmoe, dat komt straks wel, kijkt u nou toch liever eerst naar onze mooie boom.’

Grootje liep er al bewonderend omheen. Ze raakte voorzichtig een zilveren sterretje aan, dat glom in de schemer.

‘Wat heb jullie dat keurig geknipt. Alle punten precies gelijk. Wanneer heb jullie dat toch allemaal gedaan?’

‘Vanmiddag op de bank achter 't huis, toen u aan 't aardappelschillen was.’

Gon zette de kaars in een uitgeholde aardappel, die ze aan de punt van een tak had vastgestoken.

[pagina 76]
[p. 76]

‘En nu moet hij branden, Grootmoe! Eventjes maar. Want morgen halen we hem naar huis, voor Moeder.

Even later keken ze alle drie in de wapperende kaarsvlam. Die straalde in de vochtige avond. Nog een ogenblik bleven ze er omheen

illustratie

staan. Wat werd het al donker! Er begon een sneeuwvlok te dalen en nog een en nog een, stilletjes naast elkaar. Ze vielen neer tussen de verdorde struiken heide en op een vergeten blad van een braamstruik. Als ze langs de kaarsvlam kwamen, leken ze allemaal kleine veertjes van glinsterende sterren. De kinderen konden hun ogen niet meer van het boompje afhouden.
[pagina 77]
[p. 77]

Dat strekte zijn dichte takken uit, die langzamerhand bedekt werden met kussentjes van sneeuw.

‘Zou Moeder het mooi vinden?’ vroeg Hanneke.

‘Dat weet ik wel zeker,’ antwoordde Grootmoe.

't Werd avond. Een trein dreunde voorbij. De rijtuigen gleden als een lichte streep al verder en verder de nacht in.

Bij het baanwachtershuisje knarsten de spoorbomen.

‘Kom kinders,’ schrok de oude vrouw op. Dat was al de sneltrein van half zeven. Gauw mee naar huis.’

Aan Grootmoe's arm liepen ze vlug mee naar binnen. Het boompje bleef alleen achter. In de haast hadden de kinderen vergeten het kaarsje uit te blazen. Het was nu helemaal een Kerstboompje, zijn takken hadden randjes van zilverwit bont gekregen.

Rondom een sterretje glinsterde een laagje sneeuw en de aardappel met zijn kaars leek een stralend witte kandelaar.

Nog eens kwam er een trein aan, de remmen knarsten in de stilte. Iemand stapte uit en Moeder kwam gauw aanhollen om het kaartje aan te nemen. Maar met het stukje karton in de hand bleef ze staan bij de leuning langs de spoordijk.

Brandde daar een lichtje tussen de dwarrelende sneeuwvlokken? Ze kon het haast niet geloven.

Ze boog onder het hek door en deed een paar passen omlaag.

Dat was een Kerstboompje vol glinsterende sneeuwsterren en met één brandende kaarsvlam.

Moeder bleef op de helling staan. Ze voelde haar pijnlijke rug niet meer, en haar ogen, die zeer deden van het lezen van alle adressen op de pakken, rustten opeens uit, toen zij in het lichtje keek.

‘Dat hebben de kinderen gedaan,’ dacht ze.

Grootmoe kwam even kijken, waar Moeder toch bleef en fluisterde: ‘Ja, dat is van de kinderen. Laten we het kaarsje maar uitblazen, want 't is een Kerstboom voor morgen.’

De volgende dag, eerste Kerstdag, brandde het boompje in de kamer.

Vader had nog wat kaarsjes gekocht; maar Moeder zei:

[pagina 78]
[p. 78]

‘Eerst moet dit ene kaarsje opgebrand zijn, want zo vond ik mijn Kerstboom onder aan de spoordijk, toen ik 't nog zo druk had, dat ik haast niet meer wist, dat het morgen Kerstmis was.

En dat ene kaarsje heeft gemaakt, dat ik uitrustte en weer denken kon aan het Kindje in Bethlehem, dat immers juist rust en vrede wil geven aan iedereen.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken