Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen
Afbeelding van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (6.18 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

(1945)–C.E. Pothast-Gimberg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

De Kerstman

*

 

De Kersttafel op een grote boerderij in het verre land van Polen stond gedekt en Zosia, het dochtertje, huppelde er telkens weer omheen.

‘Moeder, Moeder!’ riep ze ieder ogenblik. ‘Er zijn ook noten en rozijnen!’

En dan weer:

‘Ha, ik ruik de honingvla al.’

En honingvla was haast het lekkerste, dat ze kende. Dat aten ze ook alleen maar met Kerstmis.

Opeens stond haar mondje een ogenblik stil. Verbaasd liep ze weer om de tafel heen en telde: Een bord voor Vader, een voor Moeder, een voor Joseph, haar groten broer, een voor haarzelf, een voor Mania, de meid, een voor Iwan, den knecht en dan...

‘Moeder, U hebt een bord te veel gedekt. We zijn met ons zessen en U hebt zeven borden klaargezet.’

Moeder draaide zich even om van de grote kachel, waar ze juist roerde in de geurige bietensoep en zei:

‘Maar kindje, dat ene bord is toch voor iemand, die vanavond misschien heel alleen langs de weg loopt en die mag niet voor niets bij ons aankloppen. Die moet met ons meeëten en met ons mee Kerstavond vieren.’

‘Ja, hè Moeder?’ Zosia wist het weer. ‘Kan dat misschien de Kerstman zelf wel eens zijn?’

Ze durfde het haast niet te zeggen en toen keek ze vol verwachting Moeder aan, die werkelijk van ja knikte. Daar moest Zosia eens diep over nadenken, ze kroop in een hoekje bij de kachel.

[pagina 112]
[p. 112]

't Kon natuurlijk ook wel een klein meisje zijn, een vriendinnetje voor haar, want ze was altijd zo alleen.

Joseph was er wel en Joseph speelde ook wel eens met haar, maar meestal moest hij met Vader en Iwan mee om te werken.

Nu vanavond waren ze met zijn drieën naar de kerk. Moeder en Mania waren thuisgebleven om voor het Kerstmaal te zorgen.

Intussen bleef Zosia maar strak naar de klink van de deur kijken, want daardoor zou de Kerstgast binnenkomen.

Denk toch eens, dat kon ieder ogenblik gebeuren! Daar had je het al: ‘klik-klik’ zei de klink, de deur wipte open, Zosia stond al op haar tenen... Maar ach, het was Mania maar, die een grote bos stro binnenbracht.

‘Ha.’ Een ogenblik vergat Zosia op de deur te letten, want ze moest Mania helpen, om het stro te verdelen.

Een grote bos kwam onder de tafel te liggen en toen ook nog een flinke bundel in iedere hoek van de keuken.

‘Dat is, omdat het Kerstkindje vroeger ook in het stro lag, hè Moeder?’

‘Ja kindje,’ en Moeder schoof voorzichtig nog een paar halmen recht.

Moeder liep ook al eens naar de deur en keek uit over de verre, verre sneeuwvlakte.

‘Ze komen nog niet gauw,’ zei ze tegen Mania. ‘Wij zullen maar vast voor het vee gaan zorgen.’

Vol verwachting liep Zosia mee naar de oven, waar een grote koek uitkwam, de Kerstkoek voor het vee. Zosia rook er eens aan.

Ja, zo leek hij wel lekker, maar toen ze er een stukje van afbrak om te proeven... nee hoor, dan had ze maar liever mensenkerstkoek.

De koeien smulden, die kregen elk een dikke brok bovenop hun hooi en toen was het een ogenblik heel stil in de grote half donkere stal, want Moeder en Mania hadden de handen gevouwen en baden voor iedere koe. En voor Lisa met de grote, witte vlek op de kop en voor haar kleine kalfje, dat net zo heette als Zosia en voor Fedja - het rijpaard en voor de beide werkpaarden...

[pagina 113]
[p. 113]

Zosia had ook de ogen dichtgedaan en toen ze weer rondkeek, was het zo feestelijk in de warme stal. De dieren aten langzaam en tevreden en Mania stak boven iedere ruif een dennetak. Dat geurde door de hele ruimte.

Maar toen liep Zosia toch gauw weer naar de keuken, want je kon immers niet weten...

Nee, er was nog niemand binnengekomen.

Ze ging weer op haar oude plaatsje zitten en hield haar ogen strak op de deur.

Waren Vader en de anderen nu maar thuis! Je zou zien, als ze maar eenmaal aan tafel zaten, dan kwam de Kerstgast.

Door de warmte doezelde ze haast een beetje in, maar ze vloog op, toen de deur weer klikte.

Weer geen gast, maar Vader en Joseph en Iwan. Moe en koud kwamen ze binnen, de sneeuw stoof van hun bontmutsen.

De mannen warmden zich eerst een poosje, toen schoven ze aan om de tafel.

Met kloppend hartje klom Zosia op haar plaatsje van de bank naast Mania, maar ze zorgde er voor, dat er een flinke ruimte overbleef, het kon immers nog, al werd het wat laat...

Iedereen zat nu aan tafel en Vader begon te bidden, de mannen en vrouwen bogen het hoofd.

Ook Zosia vouwde de handen, maar juist toen Vader sprak, kraakte de deur.

Het bloed vloog naar Zosia's wangen, ze wilde wel naar Vader luisteren, maar kon het niet helpen, dat ze zo vreselijk verlangde naar den Kerstgast.

Eindelijk zei Vader: ‘Amen’.

‘Amen’, klonk het ook bij de deur met een zware basstem.

Zosia schrok zo, dat ze eerst haast niet durfde kijken, want leek die stem niet op die van doven Leo, waar alle kinderen van het dorp bang voor waren? Hij had hen wel nooit wat gedaan, maar bang waren ze toch.

En nu stond daar een oude man op de deurmat, die precies op Leo leek, maar het toch niet was, o nee.

[pagina 114]
[p. 114]

Had Leo zo'n prachtige witbesneeuwde jas, die fonkelde van kleine ijssterretjes?

Hingen er in Leo's baard ooit zulke prachtige ijspegels?



illustratie

En ze had Leo ook nog nooit ontmoet met een zak op zijn rug.

Nee, wel nee, dit was de echte Kerstman, de Kerstman, dien ze eens op een plaatje had gezien in een oud prentenboek.

Als vanzelf was ze al wat dichter naar Mania geschoven, zodat de Kerstman nog een ruimer plaatsje naast haar op de bank zou vinden.

[pagina 115]
[p. 115]

‘God zegene U op deze Heilige avond,’ zei Vader.

‘God zegene U allen,’ antwoordde hij en toen de boerin hem hartelijk aan tafel nodigde, schoof hij voorzichtig naast Zosia.

Nu durfde ze wel even opzien. Wat had hij een vriendelijk gezicht, net zoals de Kerstman toen op dat plaatje.

‘We moesten eigenlijk eerst de heilige Kerstster aan de Hemel opzoeken,’ zei hij. ‘Dan zal dit maal dubbel gezegend zijn.’

Niemand had eigenlijk meer aan die heel oude Poolse gewoonte gedacht, maar toen Vader opstond om naar buiten te gaan, volgden ze hem allemaal. Mania had haar rok om Zosia's schouders geslagen, want o, wat was het koud buiten!

Maar ze voelde geen kou meer, toen ze de eerste ster aan de hemel zag, groot en stralend.

‘Zou de ster van het Kindeke ook wel zo groot geweest zijn?’ vroeg ze en gaf als vanzelf een hand aan den ouden, vriendelijken Kerstman.

Aan tafel kon ze bijna niet eten, ze moest aldoor naar haar buurman kijken. Zo nu en dan zuchtte ze heel diep en ze durfde zich bijna niet te bewegen, toen de man een hand op haar hoofd legde.

Ze bleef de hele avond vlak naast hem en toen ze allemaal met Vader mee naar buiten gingen, om graan voor de vogels te strooien, liep ze aan zijn hand.

‘Zie je wel, dat het de Kerstman zelf is?’ vroeg ze bijna fluisterend aan Mania.

En ze huppelde naast hem voort naar de stal, waar Vader de lantaarn aanstak.

‘Je moet toch horen, hoe de haan kraait in de Kerstnacht?’ zei hij. ‘Luister maar.’

Iwan joeg een paar kippen wakker, de haan sloeg met zijn vleugels en riep, o ze hoorde het duidelijk: ‘Kindje-gebo-o-o-ren’ en de kippen kokkerden: ‘Beth-lem - Beth-lem - Beth-lem.’

Opgetogen knikte Zosia.

En toen later op de avond de Kerstboom werd aangestoken, zat ze op zijn knie met haar hoofdje tegen zijn dikke wollen jas aangeleund.

[pagina 116]
[p. 116]

Door de kiertjes van haar oogleden keek ze in de kaarsjes en luisterde naar de heel oude Kerstzangen, die de grote mensen met elkander zongen.

Eindelijk nam Moeder haar slapend dochtertje voorzichtig op en legde haar in bed.

Even deed ze de ogen nog open en fluisterde heel zachtjes en blij: ‘'t Was de Kerstman. 't Was de Kerstman!’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken