Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
Afbeelding van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

(1858)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 216]
[p. 216]

Vanden sevenden artikele des gheloves. C. XLVII.

1Die sevende steen hiet LiguriusGa naar voetnoot(1), ende hier inne stont 2Gad, die sevende sone her Jacobs. Met desen steene 3verstaen wi dat sevende artikel ons gheloefs, ende met dien 4name Gad sinte Phylipse. Want Gad ludet alsoe vele in 5dietsche alse salecheit, ochte salechlekeGa naar voetnoot(2); ende dit leert 6ons sinte Phylips in den sevenden artikel, daer hi sprect van 7den lesten ordeele alre minschen, dat wel salecheit ende 8salechleke heten mach den goedenGa naar voetnoot(3); want si selen dan 9salecheit ontfaen in siele ende in lijf, ende salechlekeGa naar voetnoot(4), dat 10es dat sijs werdech sijn, ende dat tughet hen dat ordeel 11GoodsGa naar voetnoot(5). Ende hier omme sprect sinte Philips: ‘Ic gheloeve 12dat hi hier na toe te comene esGa naar voetnoot(6) ordelen levende ende 13dode,’ dat sijn die goede ende die quade. Ende in desen les- 14ten ordeele gheliken wi Christum den stene die Ligurius hetet. 15LiguriusGa naar voetnoot(7) es blickende roet, ende hi trekt ane heme, over- 16mids sine naturlike hitte ende die lochtGa naar voetnoot(8), droeghe lichte 17dinghe, eest alsoe dat si heme bi sijnGa naar voetnoot(9). Ende hi wast van

[pagina 217]
[p. 217]

1urinen eenre beestenGa naar voetnoot(1), wanneer dat si verhardet overmids 2hitte ende cracht der sonnenGa naar voetnoot(2). Ende dese beeste es alsoe 3scalc van naturen, dat si hare urine dect met sande, op dat die 4steen niet ghesien noch vondenGa naar voetnoot(3) en werde in orbore enechs 5menschenGa naar voetnoot(4). Hier mede proeve wi dat hem Christus oppen- 6baren sal ten ordele blickende roet, overmids sine wonden; 7ende overmids overvloedeghe hitte sire minnen, soe sal ute 8heme vloeien ene suete locht, ende hier mede sal hi ane 9heme trecken al dat licht ende droeghe esGa naar voetnoot(5): dat es al dat on- 10laden es van sonden, dat es licht; ende al dat vol es karitaten 11dat es droeghe. Ende dese sijn alle bi heme, ende si sijn heme 12hebbelec te treckeneGa naar voetnoot(6). Maer die nu beestelec leven, die 13decken desen edelen steen met sande, dat es met erdschen 14dinghen, want si en begeren Christum ten ordeele niet te 15siene; want si sijn scalcGa naar voetnoot(7) ende ontsien hem selven, ende 16en roeken eighenleke niemens salecheitGa naar voetnoot(8). Met allen rechte 17leert ons sinte Phylips dit artikel, want Philyppus es alsoe

[pagina 218]
[p. 218]

1vele gheseghet alse die mont der hande, ochte die mont der 2lamptenGa naar voetnoot(1): want in den daghe des ordeels selen de hande 3spreken vore den mont, dat sijn die goede werken; ende die 4mont der lampten sal oec spreken, dat es karitate ende 5ontfarmhertecheit. Die die gheufent heeft met milder herten, 6die werke selen spreken daer die naturleke mont sal swighen.

voetnoot(1)
Sur. Ligyrius. Maer in margine is bygevoegd fortè lyncarius legendum.
voetnoot(2)
Sur. feliciter.
voetnoot(3)
Sur. quod meritò bonorum felicitas, aut bonis feliciter cedens, dici potest.
voetnoot(4)
Sur. idque feliciter.
voetnoot(5)
Sur. eo quod digni sint, testimonium eis ferente ipso judicio Dei.
voetnoot(6)
Venturus est judicare vivos et mortuos.
voetnoot(7)
Zoo heet hy by Flavius Jos. en in de Vulgaet. By Plinius, Hist. Nat. Lib. XXXVII, cap. 13, heet, het Lyncurium, en wordt van sommigen gehouden voor het dusgenaemde electrum, in 't fransch ambre, in 't Nederduitsch barnsteen. Anderen erkennen er een ander gesteente in, het dusgenaemde tourmaline. Zie Plinius, lib. cit. cap. 11.
voetnoot(8)
Sur. rapitque ad se calore suo naturali et sereno aere.
voetnoot(9)
Sur. prope positas.
voetnoot(1)
Te weten van den dusgenaemden Lynx, soort van wilde kat, die in 't Nederduitsch ook Losch heet.
voetnoot(2)
Sur. ex urina lyncis congelata ac versa in lapidem. Zie daeromtrent Plinius, Lib. VIII, cap. 57, alsmede Lib. XXXVII, cap. 13 cit.
voetnoot(3)
Versta gevonden. De weglating van het voorvoegsel ge, in het participium van dat verbum en van sommige andere, was oudtyds gemeen. Zie Bormans op Christina, bl. 75.
voetnoot(4)
Sur. invidens eam hominum usui. Men vindt het vertelsel in zyn geheel by Marbodeus, een' schryver der elfde eeuw, in diens dichtwerk de Lapidibus pretiosis, cap 41.
voetnoot(5)
Sur. levia et sicca.
voetnoot(6)
Sur. qui etiam soli illi adsunt, aptique et idonei sunt, qui ab ipso trahantur.
voetnoot(7)
C alleen heeft: ende si sijn scalc, bedi ontsien si hem van den gherechten vonnesse, ende en roeken, enz. Zoo vertaelt ook Surius.
voetnoot(8)
Sur. neque cujusquam salus proprie illis curae est. Het werkwoord roeken, zoo veel als achten, acht geven op, bekommerd zyn met, zorg dragen voor, wordt veelal intransitief of impersonaliter gebruikt. Hier echter is het gevolgd van een' accusativus. Zie daerover Huydecopers Proeve, III, bl. 84, vlgg. alsmede de Bydragen van Clignett, bl, 28-29.
voetnoot(1)
Sur. os manuum, vel os lampadis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken