Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 670]
[p. 670]

Vriendin van de familie Van Winter
Maria Louiza Carelius
(Amsterdam, 25 juli 1744 - Amsterdam, 26 september 1813)

Maria Louiza Carelius werd op 25 juli 1744 geboren in Amsterdam als dochter van Paulus Carelius, heelmeester, en Regina Margaretha Schöttler. In 1771 trouwde ze op 27-jarige leeftijd met de makelaar Harmanus Griethuizen. Ze werd moeder van drie kinderen, een dochter, Regina Geertrui, en twee zoons, Wijbrand en Paulus. Maria Griethuizen overleed in 1813.

Griethuizen-Carelius gaf al vroeg blijk van literaire aspiraties en werd in 1775 lid van een Schiedams dichtgenootschap met de zinspreuk ‘Wijsheid groeit door vlijt’. Het was echter niet het lidmaatschap van dit genootschap dat leidde tot een (uit publicaties) zichtbare verhoging in haar literaire productie. Veeleer schijnt de vriendschap die Maria Griethuizen sinds 1781 met het echtpaar Nicolaas Simon van Winter en Lucretia Wilhelmina van Merkeno onderhield een rol gespeeld te hebben bij Griethuizens ontwikkeling als dichteres. De ontmoeting vond plaats in 1781 toen Griethuizen 37 en Van Merken 60 jaar oud was. Lucretia van Merken zou in 1789 overlijden.

Uit wat overgeleverd is van Griethuizens werk kan vastgesteld worden dat zij zich beperkte tot het genre van het gelegenheidsgedicht. In de periode 1781-1790 werden vijf gedichten van Griethuizen gepubliceerd met een overwegend maatschappelijk, vaderlandslievend karakter. Haar overige dichtwerk richt zich meer op de familiekring en is, voorzover gepubliceerd, niet altijd gedateerd. Juist in de periode dat ze met Van Winter en Van Merken bevriend was, trad Griethuizen voor het voetlicht voor een groter publiek. Daarom zal hieronder kort worden ingegaan op de vijf gedichten die tussen 1781 en 1790 van haar hand verschenen.



illustratie
119 Titelpagina van de tweede druk van het pamfletgedicht Op de eerste zege van 's lands vloot (1781) van Maria Louiza Carelius


In 1781 schreef Griethuizen een lofdicht naar aanleiding van de slag bij de Doggersbank met als ‘bijlage’ een treurdicht op het sneuvelen van baron Bentinck: Op de eerste zeege van 's lands vloot. In het lofdicht wordt opgeroepen tot vreugde, de Engelsen worden negatief afgeschilderd, het verloop van de

[pagina 671]
[p. 671]

zeeslag wordt uitvoerig beschreven, en het gedicht besluit met een oproep tot heldhaftigheid en eendracht in plaats van wraak. De topos dat God (zoals vanouds) speciale bescherming biedt aan Nederland bepaalt de strekking van het gedicht. Blijkens de inhoud van lof- en treurdicht werd Bentinck tijdens de slag gewond en is hij pas later aan zijn verwondingen overleden.

Toen de zoon van Nicolaas van Winter, Pieter van Winter, in 1784 een hoge positie kreeg, wijdde Griethuizen hieraan een gedicht, Ter verheffing van den welëdelen heere, den heere Pieter van Winter, Nicol. Simonsz. tot bewindhebber der Nedertandsche Oostindische Maatschappij, te Amsteldam. Het is vooral een lofzang op Nederlands roemrijke verleden en een toespeling op herstel van de positie van Nederland in de wereld dankzij onder andere de benoeming van Pieter van Winter. Lucretia van Merken wordt in het gedicht vermeld als ‘mijn hartvriendin van Merken / van Winters dierbaarste ogenlust’. Een volgend gedicht was Op de Nederlandsche kweekschoole, ten dienste der zeevaardy. Opgericht te Amsteldam (1785). De taak van de leerlingen is volgens het gedicht het herstellen van Nederlands roem op zee. De vaderlandslievende strekking komt overeen met die van de hierboven beschreven gedichten.

Een ander gedicht schreef Griethuizen in 1786 naar aanleiding van het orgelspel van een jonge, kennelijk blinde orgelspeler, die door haar in het gedicht aangemoedigd wordt, Op het kunstryk orgelspel van den heere Anthoni Cornelis Boursse. Ten slotte is er dan nog het gedicht ter gelegenheid van het overlijden van Lucretia Wilhelmina van Merken. Het verscheen in 1790 als openingsgedicht in een bundel ter nagedachtenis aan de grote dichteres. Petronella Moenso en Adriana van Overstrateno leverden de derde en vierde bijdrage aan deze bundel. Het tweede gedicht is ondertekend door H.W.M.D. De opzet van de bundel doet vermoeden dat dit de initialen van een vrouwelijke auteur zijn, aangezien na Van Overstratens gedicht de mannen aan het woord komen.

1. Aan den heer Nicolaas Simon van Winter

Dit gedicht is geschreven als troost voor Nicolaas Simon van Winter bij het overlijden van zijn vrouw Lucretia Wilhelmina van Merken. Griethuizen wendt haar retorische kwaliteiten aan om Van Winter te troosten: in het gedicht zijn de bekende componenten troost, aanwijzing van het verlies en lof op de overledene te herkennen. De grootte van het geleden verlies wordt in dit geval gedemonstreerd door verwijzingen naar Van Merkens oeuvre met een speciaal accent op Het nut der tegenspoeden.

Aan den heer Nicolaas Simon van Winter, wegens het afsterven zijner echtgenote, mijne dierbare vriendinne, vrouwe Lucretia Wilhelmina van Merken
 
Nog zelf gedompeld in den rouwe,
 
Daar 't waardig voorwerp uwer trouwe,
 
Mijn dierbre hartvriendin, die gadeloze vrouwe,
 
Thans rust in 't pas gesloten graf;
5[regelnummer]
Daar liefde en vriendschap troostloos schreien,
 
En 't treurend zangkoor grafwaart leien,
 
Legge ik bij u den rouwplicht af.Ga naar voetnoot7
 
 
 
Bij u, o waardigste aller vrinden,
 
Die 'tgeen uw hart aan de aard' kon binden,
10[regelnummer]
Na 't derven uwer ga, niet meer op aard' kunt vinden,
 
En schreiende opziet naar omhoog,
[pagina 672]
[p. 672]
 
Mijn zangster zal haar kracht beproeven;
 
Zij wil u troosten, niet bedroeven,
 
Al rolt haarzelve een traan van 't oog.
 
 
15[regelnummer]
Of zou mijn hart zijn plicht niet weten;
 
Zoude ik Lucretia vergeten;
 
Haar, die bij zoveel kunst heeft zoveel deugds bezeten;
 
Wier vriendschap mij zo dierbaar was;
 
Wier liefde mijne feilen dekte,
20[regelnummer]
Mijn hart een trouwe leidsvrouw strekte,
 
En aan mijn kunst tot peilkompas?
 
 
 
Al zwemt ons oog in tranenbeken,
 
Om dierbre vrienden, ons ontweken,
 
't Herdenken aan hun waarde, en van hun deugd te spreken,
25[regelnummer]
Strekt de afgematte ziel tot vreugd;
 
En is ons oog tot schreien vaardig,
 
Van Merken is die tranen waardig;
 
Zij zijn getuigen van haar deugd.
 
 
 
Wie schetst haar treflijk beeld naar 't leven?
30[regelnummer]
Wie zal haar lof naar waarde geven?
 
Ze is boven alle lof, hoe groot die zij, verheven,
 
En schijnt met ongeleenden gloed.
 
Wie echter kan haar lof verzwijgen,
 
Daar 't hart geen ademtocht kan krijgen,
35[regelnummer]
Zo 't aan zijn inspraak niet voldoet?
 
 
 
Wie steeg, als zij, met mannenstappen,
 
Zo vroeg de steile glorietrappen
 
Der vindingrijke kunst en eedle wetenschappen
 
Met zo veel moed en ijver op?
40[regelnummer]
Wie voerde 't godlijk kunstvermogen,
 
Aan haar geschonken uit den hogen,
 
Zo groots, zo luisterrijk in top?
 
 
 
Wie was, als zij, zo fiks ervaren,
 
Niet slechts in 's lands historieblaren
45[regelnummer]
Maar in 't gedenkboek zelfs van 's werelds lentejaren,
 
Hoe duister ook de aloudheid zij?
 
Men roem' die kunde in schrandre mannen,
 
Van Merken durft den schroom verbannen,
 
En streeft haar kunne ver voorbij.
 
 
50[regelnummer]
Wie wist, als zij, door klem van reden,
 
Elks hart als buigzaam was te kneden?
 
Wie gaf den achtbren ernst zo veel bekoorlijkheden;
[pagina 673]
[p. 673]
 
De blijdschap dat bedaard gelaat?
 
Wie wist, in denken, spreken, schrijven,
55[regelnummer]
Zichzelve altoos gelijk te blijven,
 
In zulken gouden middenmaat?
 
 
 
Dan ach! Lucretia! mijn waarde!
 
Het lijden was uw lot op aarde,
 
't Zij 't leed van uw gezin uw vrome ziel bezwaarde,
60[regelnummer]
Of eigen ramp u zuchten deed.
 
Maar, in de kruisschool zelf bedreven,
 
Wist ge ook den besten troost te geven
 
Aan 't zwoegend hart, dat rampspoed leed.
 
 
 
Van Winter! moest uw hart, voorhenen,
65[regelnummer]
Een teergeliefde gâ bewenen,
 
Waarin gij deugd, verstand, en godsvrucht zaagt verenen,
 
De Algoedheid schonk dien schat u weer
 
In haar vriendin: zij, uwer waardig,
 
En voor uw telgGa naar voetnoot69 ten bijstand vaardig,
70[regelnummer]
Gaf beider lot den blijdsten keer.
 
 
 
De godsdienst wenkte u naar haar drempel,
 
Ontving uw zangen in haar tempel,
 
Graveerde uw namen niet op enen gouden stempel,
 
Maar sprak, verrukt: Dees melodie
75[regelnummer]
Zal, bij mijn koren en altaren,
 
Altoos het heilig vuur bewaren
 
Der godgewijde poëzie.
 
 
 
Men zwijge van AmfionsGa naar voetnoot78-79 dromen:
 
Laat OrfeusGa naar voetnoot78-79' lier den loop der stromen,
80[regelnummer]
En 't brullend woudgezin door toverklank betomen;
 
Van Merkens lier, door groter kracht,
 
Doet, op het klinken harer snaren,
 
Het woên der driften fluks bedaren,
 
En hartewee, en jammerklacht.
 
 
85[regelnummer]
Hoe fel het onheil ook moog' woeden,
 
En 't hart geen uitkomst kan vermoeden,
 
Van Winter! sla het oog op 't Nut der Tegenspoeden;
 
Straks worden rouwe en druk geweerd:
 
't Zijn englentonen die hier rollen:
90[regelnummer]
Zij doen in 't oog de tranen stollen,
 
Daar 't onheil zelfs in heil verkeert.
 
 
 
Vergeet, vergeet uw bangste dagen:
 
Waart gij getuige van haar plagen,
[pagina 674]
[p. 674]
 
Gij zaagt haar ook in 't leed door de Almacht onderschragen
95[regelnummer]
Met onvoorbeeldelijken moed.
 
Gij zaagt haar, lijdzaam, kalm, gebogen,
 
Betrouwen op het Alvermogen,
 
En haken naar het hoogste goed.
 
 
 
Geen wonder! schoon uw beider leven
100[regelnummer]
Een schets van 't hoogste heil kon geven,
 
Haar godgewijde ziel mocht aan deze aard' niet kleven,
 
Maar wachtte een eeuwig heil omhoog.
 
Nu mag zij, in het hemels Eden,
 
Op rozen, zonder doornen, treden,
105[regelnummer]
En wordt bestraald door 't godlijk oog.
 
 
 
Daar zal haar smart noch lijden prangen;
 
Daar wijdt zij nieuwe beurtgezangen,
 
Door 't zalig englenkoor op hoger toon vervangen,
 
Al juichend haar Verlosser toe;
110[regelnummer]
Daar zal ze in kennis steeds vermeêren,
 
In vriendschap zelfs met God verkeren;
 
Daar, daar verbeidt ze u, blij te moe.
 
 
 
Wat slaan wij dan nog schreiende ogen
 
Om 'tgeen wij derven naar den hogen?
115[regelnummer]
Het denkbeeld van haar heil moet onze tranen drogen,
 
En juichen doen om haar gewin.
 
Wij zijn slechts voor een poos gescheiden;
 
Eens zal Gods liefde ons ook geleiden
 
Bij haar, ten blijden hemel in.
 
 
120[regelnummer]
Ei, matig dan, mijn vriend! uw rouwe.
 
De gulle vriendschap zweert u trouwe;
 
Alwie verdiensten eert, eert uw beroemde vrouwe,
 
Wier as men billijk heilig acht.
 
Haar naam zal eeuwig bij ons leven;
125[regelnummer]
Haar lof op alle tongen zweven,
 
Zelfs bij het laatste nageslacht.
[pagina 675]
[p. 675]

2. Wiegzang

Dat Griethuizen ook na de dood van Van Merken zeer betrokken bleef bij de familie Van Winter, blijkt uit het volgende gedicht op het dochtertje van Anna Louiza van der Poorten en Pieter van Winter, Lucretia's stiefzoon. De ‘wiegzang’ is een imitatie van een gedicht van Lucretia van Merken op de geboorte van haar kleinkind, ‘Welkoomgroete aan mijn kleindochtertje, Lucretia Johanna van Winter, bij hare geboorte’.

Wiegzang, voor het dochtertje van den weledelen heer Pieter van Winter, N.S. zn. Bewindhebber der Nederlandse Oostindische maatschappij te Amsterdam, enz. en vrouwe Anna Louiza van der Poorten
 
Kleine schat van grote waarde!
 
Edel telgje! Aanminnig wicht!
 
Winterspruitje! lentebloempje!
 
'k Heet u welkoom door mijn dicht.
5[regelnummer]
'k Heet u welkoom in dit leven,
 
Schoon gij 't schreiende begroet,
 
Wijl gij 't edel spraakvermogen
 
Eerst allengs verkrijgen moet.
 
Sla uw vriendlijke oogjes open:
10[regelnummer]
Zie van welk een groots geheel
 
De Opperoorzaak van uw leven
 
U gevormd heeft tot een deel.
 
Zie hoe op zijn welbehagen
 
Milde liefde zich verblijdt,
15[regelnummer]
Als ze u poogt voor leed te hoeden,
 
Zich in uw verzorging kwijt.
 
Zie... maar, neen! dit treffend schouwspel
 
Gaat nog buiten uwen kring;
 
't Oordeel, in de jeugd omzwachteld,
20[regelnummer]
Kent nog geen bespiegeling.
 
Sluit dan vrij uw minlijke oogjes,
 
Slaap, terwijl de vriendschap waakt,
 
En u, in uw sluimrend leven,
 
Beurt om beurt, met zang vermaakt.
25[regelnummer]
Luister, luister naar die tonen!
 
Grootmama is voorgegaan:
 
Blijdschap deed haar dichtaêr zwellen;
 
Liefde bracht haar zangstof aan.
 
'k Durf haar blijden toon vervangen,
30[regelnummer]
Schoon met minder kunst bedeeld,
 
Wijl de luistergrage jonkheid
 
Door verandring wordt gestreeld.
 
Wellust van Van Winters ogen!
 
Vreugd van Van der Poortens spruit!
35[regelnummer]
Leef tot beider vergenoegen;
 
Munt, als zij, in deugden uit.
[pagina 676]
[p. 676]
 
Zuig die met het dierbaar voedsel
 
Van uw waarde zoogster in.
 
Wijsheid, zonder praalvertoning,
40[regelnummer]
Trekke, als hunne, ook uw min.
 
De Almacht dekke u met haar vleuglen,
 
Schrage u door haar liefde en macht,
 
Hoede uw jeugd voor 's levens rampen,
 
Schenk' haar englen u ter wacht!
45[regelnummer]
O, wat spelt de maatschappije
 
Zich al heils, in later tijd,
 
Van een telgje uit zulk een stamhuis,
 
Aan haar welvaart toegewijd!
Bronnen
(1) Lykdichten, ter gedachtenisse van de grootste der Nederlandsche dichteressen, vrouwe Lucretia Wilhelmina van Merken, echtgenoote van den heer Nicolaas Simon van Winter, overleden in den ouderdom van ruim acht en zestig jaren, te Leyden, den 19den, en begraven te Amsteldam, den 24sten van october, des jaars 1789. Amsterdam, Pieter Johannes Uylenbroek, 1790.
(2) Overblyfselen van echtgeluk. 1801. Samengesteld door Pieter van Winter.

Literatuur
J.G. Frederiks en F. Jos van den Branden, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. Tweede druk. Amsterdam [z.j.]. p. 297.
NM
voetnoot7
voldoe ik aan mijn plicht tot rouwen
voetnoot69
t.w. Pieter van Winter
voetnoot78-79
beroemde dichters uit de klassieke mythologie van wie werd verteld dat zij rivieren en de zee tot bedareen konden brengen
voetnoot78-79
beroemde dichters uit de klassieke mythologie van wie werd verteld dat zij rivieren en de zee tot bedareen konden brengen

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Lykdichten, ter gedachtenisse van de grootste der Nederlandsche dichteressen, vrouwe Lucretia Wilhelmina van Merken


auteurs

  • Nelleke Moser

  • over Maria Louiza Griethuizen-Carelius