Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 826]
[p. 826]

‘De dochter van d'Heer Hofman’
Clara Anna Hofman
(Kortrijk, 1800 - Kortrijk, 8 september 1827)

Clara Hofman was de dochter van de bekende Kortrijkse belleman (d.i. stadsomroeper), schoenmaker-dichter en toneelauteur Jan Baptist J.N. Hofman (1758-1835), lid van de rederijkerskamer ‘De Kruisbroeders’, die met zijn Justina (1791, 1806) in Zuid-Nederland het burgerlijk treurspel invoerde. Hij verwierf talrijke prijzen en eremetalen in dicht- en toneelwedstrijden. Een van de acht kinderen uit zijn huwelijk met Maria-Joanna van Dommele, Clara Anna, bleek net als haar vader een groot acteertalent te bezitten. Onder invloed van haar vader, zo luidt het in haar lijkrede, gaf ze geen gehoor aan een ‘onechte en verkeerde godsdienstijver’ of de vooroordelen van de geestelijkheid en de conservatieve burgerij, en startte reeds op zeer jonge leeftijd met een carrière als actrice in het Kortrijkse toneelleven. Ze debuteerde op dertienjarige leeftijd in Elfride, een successtuk van de Duitse auteur F.J. Bertuch in een vertaling van de Gentse rederijker P.J. Kasteleyn, en kende succes - geroemd om haar ‘schoonheid en bevalligheid’ - in opvoeringen van toneelwerk van de populaire Duitse auteur A. von Kotzebue, zoals Menschenhaat en Berouw (in de rol van Lotje) en De Broedertwist of de Verzoening. In laatstgenoemd stuk zou ze - ‘alle herten vermurwend’ - zichzelf overtroffen hebben in de rol van Charlotte. Tussen 1816 en 1823 won ze verscheidene eremetalen. Haar laatste optreden, in de rol van Elvira in het drama De dood van Rolla, eveneens van Kotzebue, dateert van 24 december 1825, ter gelegenheid van de inhuldiging van de heringerichte Kortrijkse schouwburgzaal. Kort daarna echter stierf ze aan tuberculose, 27 jaar oud.

Van Clara Anna Hofman, officieel naaister van beroep, is bekend dat zij ook zelf als dichteres actief was. Slechts één dichtstuk is evenwel van haar gedrukt: ‘De Zeerovers van Afrika’. Zij schreef het naar aanleiding van de dichtwedstrijd tussen de rederijkerskamers van Brugge, Ieper, Kortrijk en Oostende die plaats had in laatstgenoemde stad op 7 juli 1816 en was ingericht door het plaatselijke kunstgenootschap ‘Van Rijm en Reden’, met de kenspreuk ‘Wat rijp, wat groen, komt wijsheid voên’. Het vraagstuk betrof de ‘Barbaersheyd der Afrikaenen’. Het gedicht houdt een aanklacht in tegen de slavernij op het Afrikaanse continent en een lofzang op de Europese handelspolitiek, vooral die van Willem I en het Verenigd Koninkrijk. Prijswinnaars waren - in volgorde - de heren Boyser en Hofman (Kortrijk), Van Loo (Brugge), Clinckenmaille (Ieper) voor het liergedicht, Priem (Brugge) en Le Roye (Ieper) voor de kamervraag. In de publicatie van de prijskamp wordt ook de tekst van Clara Anna Hofman afgedrukt, ook al nam zij niet aan de wedstrijd deel. In een voetnoot wordt verduidelijkt: ‘Dit werk, naar geen prijs dingende, is gedrukt ter eer van het vrouwgeslacht’. De schrijfster wordt niet met haar eigen naam vermeld, maar als ‘Jouff. [Juffrouw] de Dochter van d'Heer HOFMAN’.

De zeerovers van Afrika

Als ‘minnares der kunst’ spreekt de schrijfster in een lange aanspraak tot de Europese vorsten de hoop uit dat zij de hegemonie van de ‘barbaren’ en het systeem van de slavernij op het Afrikaanse continent zullen doen verdwijnen om aldus de centrale handelspositie van Europa te consolideren. Zij plaatst de bevrijdingsstrijd van de alliantie van Europese mogendheden in het perspectief van historische voorbeelden, vooral die van de overwinning van het Westerse christendom en de Roomse kerk op het Turks-Ottomaanse rijk en de Islam. Zij doet beroep op het gevoel en plaatst medelijden met de bedreigde Europeanen tegenover het zelfbelang van de vorsten.

[pagina 827]
[p. 827]
De zeerovers van Afrika
 
Hoe zwak en teer, hoe zeer in dichtkunst onervaren,
 
Span ik als minnares dier kunst, ook mijne snaren,
 
Op 't spoor der zuilen van 't viervoudig kunstverbondGa naar voetnoot3.
 
Had ik de kracht, om op dien heugelijken stond,
5[regelnummer]
Door tonen die tot in het merg der zielen dringen,
 
De gruweldaden der barbaren op te zingen,
 
Waarvoor mijn zwak geslacht vaak heeft ten doel gestaan!
 
Konde ik hierdoor in 't hart van elk Europeaan,
 
Het edel voorneemGa naar voetnoot9 en de helden-deugd doen gloeien,
10[regelnummer]
Om dit gevloekt gespuis voor eeuwig uit te roeien,
 
Wat waar' mijn ziel voldaan!.. Doch, 'k hoop dat hij in 't kort,
 
Door wien zo veel geluk op ons wierd uitgestort,
 
Mijn wens verhoren zal.... dit noopt mij 't meest tot zingen.
 
 
 
Zag Sodom en Gomor het vuur uit d' hemel-kringen
15[regelnummer]
Neerstorten op hun kruin, waarom stort thans dien gloed
 
Van pek en zwavel niet, op 't barbarisch' gebroed
 
Wiens helse gruw'len, aan de nijvere Europeanen,
 
Sinds ettelijken tijd, doen kosten bloed en tranen,
 
'Tgeen duizend weduwen en wezen heeft gemaakt!
20[regelnummer]
O aardse groten! die de ketens hebt geslaaktGa naar voetnoot20,
 
Die wij ruim twintig jaar, onschuldig dragen moesten,
 
Waarom laat gij op zee het mensdom dus verwoesten?
 
Hoort gij het jammren niet, het zuchten en geween
 
Uws onderdanen, die hun waagden, niet alleen
25[regelnummer]
Uit zelfsbelang, maar om al 'tgeen u op te dragen,
 
Wat wij ons door natuur altoos ontzeggen zagen?
 
Hoort gij 't gerammel niet der ketens, die uw volk
 
Moet dragen in een donk're en onderaardsen kolk?
 
Kan hofseGa naar voetnoot29 wellust u verrukken, u behagen,
30[regelnummer]
Daar zij, die u zo teer beminnen, boeien dragen,
 
In een gewest, waar moord en roof den meester speelt?
 
Zo gij die schuldloze ooit voor u zag afgebeeld!
 
Zo ge u gewaardigde een gevoelig oog te slagen
 
Op hun, die voor uw troon het leven durfden wagen,
35[regelnummer]
En hun thans baden in een zee van brakGa naar voetnoot35 getraan,
 
Uw ziel wierd zekerlijk met hunne eilend' begaan:
 
Want ziet, ginds zijn er die voor u den Turk bevochten,
 
En op een berg van puin en stof de lauwren vlochten,
 
Die gij, ten koste van hun bloed, als winnaars draagt.
40[regelnummer]
Hoort hoe er wordt door hun gejammerd en geklaagd!
 
En in al 't ongeluk 'tgeen zij hun zien bejeegnen,
 
Nog voor u bidden en u onophoudlijk zeegnen.
 
Zie daar een grijsaard, in zijn hogen ouderdom,
[pagina 828]
[p. 828]
 
Door al te zwaar gewicht van zijne ketens, krom
45[regelnummer]
Ter aarden neergebukt, de dood om bijstand smeken.
 
Zie ginds een moeder, hoort haar kermen, schier bezweken,
 
Om 't schriklijkst lot hetgeen haar dochters ondergaan....
 
Wat doet ge, o zangheldin! wat wilt gij hier bestaanGa naar voetnoot48?
 
Neen, schets geen treurtoneel 'tgeen d' haren steil doet rijzen:
50[regelnummer]
Waarvoor natuur terecht moet siddren, trillen, ijzen;
 
Waarvoor de zon haar licht uit schaamt verbergen moet.
 
O schuldloze offers, van den barbarischen gloed!
 
Uw schimmen roepen wraak, tot koningen en groten;
 
Maar hun gehoor, blijft voor uw jammerklacht gesloten:
55[regelnummer]
't Schijnt dat gevoelloosheid op ieders hart regeert,
 
En heden niets zo zeer als 't zelfsbelang waardeert.
 
Maar, hoe! het zelfsbelang! heeft dit op u vermogen,
 
O aardse goônGa naar voetnoot58! waarom wordt gij dan niet bewogen
 
Met uwe schatkist? kond gij die tot barstens toe
60[regelnummer]
Opvullen, zo gij die vervloekte geselroê,
 
Die onze koopvaardij steeds teistert en haar striemen,
 
Als zij na de andere zij der aard wendt hare riemen,
 
Niet wilt beteuglen?... Ja gij lijdt zo veel als wij.
 
Gij oefent in Euroop de grootste heerschappij,
65[regelnummer]
En laat u door een handvol volk op 't schamperst honen.
 
Gij laat den luister van uw lauwren, uwe kronen
 
BezwalkenGa naar voetnoot67 met het bloed van uwen onderdaan....
 
Is 't mogelijk! ziet gij zulks nog onverschillig aan?
 
O ed'le vorsten! volgt het voetspoor uwer vad'ren,
70[regelnummer]
Toont dat het zelfde bloed ook vloeit door alle uwe ad'ren,
 
Van uw voorouders, die op Salems grijzen walGa naar voetnoot71
 
Hun vaandels plantten, toen de maanGa naar voetnoot72 haar wissenGa naar voetnoot72 val
 
Bereid wierd.... Ga, plant gij de Roomse kruisbanieren,
 
Op 't grondgebied, te lang beheerst door woeste AlgierenGa naar voetnoot74.
75[regelnummer]
Verlost onz' broeders uit hun banden: neemt ze aan boord,
 
En dempt de slavernij voor eeuwig in dit oord.
 
Den God der heirenGa naar voetnoot77 zal gewis uw waapnen zeegnen:
 
Er zal u niets als roem en zegepraal bejeegnen;
 
De maanGa naar voetnoot79 zal duiken voor uw glansrijk zonneschijn;
80[regelnummer]
Gij zult verwinnaars en meteen verlossers zijn,
 
Van deze die voor u de dringendste gevaren
 
Braveren zullen, als zulks u geluk kan baren,
 
Elk zal u zeegnen als verlossers van Euroop....
 
O dierbre mogendheên! vervult, vervult onz' hoop,
85[regelnummer]
Het jonglingschap zal op uw wenk ten strijde snellen;
 
Gij zult de vijand van de kerk en 't mensdom vellen;
 
De kunneGa naar voetnoot87 en grijsaard, niet gevormd voor 't krijgsgewoel,
 
Die allen even sterk betrachten 't zelve doel,
[pagina 829]
[p. 829]
 
Bestormen reeds Gods troon, door tranen en gebeden,
90[regelnummer]
Opdat den engel, die voor Isrel heeft gestreden,
 
Neerdale en ook aan 't hoofd van uwe legers strijdt.
 
'k Zie reeds de trotse maan, die al te langen tijd,
 
Den spot dorst drijven met de Euroopse leger-machten,
 
Door u verwonnen, in een zee van bloed versmachten
95[regelnummer]
Van hare aanbidders, om nooit weder op te staan.
 
O wat vertoning! wat vervoering grijpt mij aan!
 
Zijn onze broeders reeds verlost.... zijn hunne boeien
 
Verbroken?... ja.... ik voel mijn vreugdetranen vloeien.
 
't Geroep klinkt mij in 't oor als de eelsteGa naar voetnoot99 melodij:
100[regelnummer]
Leef lang verdelgers! der barbaarse dwinglandij.
Bron
Barbaersheyd der Afrikaenen, of Laetsten Dicht-Stryd van het Kunst-Verdrag, tusschen de Maetschapyen van Rhetorica, der Steden Brugge, Ieper, Kortryk en Oostende. Plaets gehad hebbende in de laestgemelde Stad, Den 7. Hooy-Maend 1816. Oostende 1816. p. 24-26.

Literatuur
Lijkrede op Jufvrouw Clara Anna Hofman, lid der Koninklijke Maatschappij van Rhetorica te Kortrijk, ter redezaal uitgesproken den 19 van Herfstmaand 1827. Kortrijk 1827.
W. Simaey, ‘Leven en tijd van Jan Hofman, Kortrijks toneeldichter’. In: De Leiegouw 7 (1965), p. 129-156, inz. p. 148-152.
PC
voetnoot3
artistiek verdrag of overeenkomst tussen de vier kamers bij de rederijkerswedstrijd
voetnoot9
plan
voetnoot20
losgemaakt
voetnoot29
hoofse
voetnoot35
zilt
voetnoot48
ondernemen
voetnoot58
machthebbers
voetnoot67
belasteren
voetnoot71
de oude muur van Jeruzalem (door de kruisvaarders veroverd)
voetnoot72
het Turks-Ottomaanse rijk
voetnoot72
zekere
voetnoot74
Algerijnse zeerovers
voetnoot77
heirscharen, legers
voetnoot79
het Turkse rijk, de islam
voetnoot87
de vrouwelijke kunne, het vrouwelijk geslacht
voetnoot99
edelste

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Barbaersheyd der Afrikaenen, of Laetsten dicht-stryd van het kunst-verdrag, tusschen de maetschapyen van rhetorica, der steden Brugge, Ieper, Kortryk en Oostende. Plaets gehad hebbende in de laetstgemelde stad, den 7. hooy-maend 1816


auteurs

  • Piet Couttenier

  • over Clara Anna Hofman


datums

  • 7 juli 1816