Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 830]
[p. 830]

Een pril talentje
Johanna Constantia Cleve
(Dordrecht, 4 december 1800 - Leiden, 14 februari 1822)

Vlak voor het Sint Nicolaasfeest werd Johanna Constantia Cleve op 4 december 1800 geboren als dochter van de Dordtse arts Joan Diderik Matthias Cleve en Ida Agneta de Stoppelaar. In haar korte leven maakte ze een snelle ontwikkeling als dichteres door. Ze overleed in 1822 te Leiden op 21-jarige leeftijd. Haar enthousiasme voor poëzie werd al vroeg door haar ouders onderkend. Haar vader werd haar eerste begeleider op het dichterlijke pad. Voordat Johanna zeven jaar oud was, schreef ze reeds het gedicht ‘Aan een roosje’.

In 1813 werd Cleves eerste bundel, Jeugdige dichtproeven, uitgegeven met een voorbericht door mr. Thomas van Limburg, de tweede mentor die zich over het jonge talent ontfermde. Het portret van de dichteres op de titelpagina, door R. Vinkeles in 1812 vervaardigd naar een tekening door C. van Cuylenburgh, toont een meisje met een band in donker, krullend haar, met oorbellen en een parelketting, in een witte jurk met een zwart lint over de borst gestrikt. Ze kijkt de toeschouwer aan met een ernstige glimlach op haar gezicht.



illustratie
146 Titelpagina van de Jeugdige dichtproeven (1813) en ‘echtheidsverklaring’ van de dichteres Johanna Constantia Cleve Bij wijze van reclame staat haar jeugdige leeftijd vermeld op het titelblad, boven de portretgravure van R Vinkeles naar C van Cuylenburgh.


[pagina 831]
[p. 831]

De gedichten in deze bundel zijn beschouwend en moraliserend van aard. Cleve geeft, veelal in gelegenheidsdichten, haar (christelijke) visie op de natuur, het huiselijk geluk, de ouderdom, het overlijden, de geboorte, het pinksterfeest, de vriendschap, het dichterschap, haar ouders, het menselijk leven en het huwelijk. Een speciale vermelding verdienen de gedichten naar aanleiding van het ontvangen van een ereprijs van het dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. De eerste maal gebeurt dat in 1810. Welk werk het betreft valt uit haar gedicht niet op te maken. Het jaar daarop ontvangt ze Heemse. Hof- bosch- en veldzang van Clara Feyoena van Raesfelt-van Sytzamao. In 1812 krijgt ze Feiths Lady Joanna Gray, en haar mentor Van Limburg schenkt haar in hetzelfde jaar de gedichten van Poot. In haar poëzie is de invloed van Van Alphen, Feith en Poot duidelijk merkbaar.

Cleves tweede bundel, Lentebloemen, verschijnt in 1817. Bij dit werk schrijft ze zelf een voorbericht, waarin ze de dood van Van Limburg in 1815 gedenkt. De gedichten in deze bundel zijn romantischer en universeler dan Cleves vroegere gedichten. Nog steeds geeft ze moraliserende lessen en wijst ze op Gods almacht, maar ze bespeelt nu verschillende stijlregisters. Vlammende natuurbeschrijvingen, klassieke en bijbelse beelden, zedekundige allegorieën en volkse taferelen wisselen elkaar af. De verandering in stijl gaat niet gepaard met een nieuwe stofkeuze: de verjaardag van haar ouders, de seizoenen, de geboorte, de dood van een bekende, de prijzen van het kunstgenootschap, het bezoek aan vrienden, het menselijk leven en gedrag, al deze onderwerpen komen terug. Van het dichtgenootschap ontvangt Cleve in 1813 L.W. van Merkenso David in XII boeken en in 1814 Claudius Civilis in zestien zangen door F. van Steenwijk. In 1815 wordt ze officieel lid van het genootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. Hieraan wijdt ze een dankdicht waarin ze zegt: ‘Neen, - nimmer zal mijn dank verflauwen / Zolang 'k een levensvonk ontwaar: / O helpt ook nog mijn lier volmaken, / Dat ze eens uw citer evenaar'!’. Enkele van haar gedichten verschenen apart: een ‘Dankzegging aan de heren bestuurderen der school van het departement 's-Gravenhage der Maatschappij tot Nut van het Algemeen, bij het verlaten van dezelve, op den 5 van slachtmaand 1814’ en postuum ‘Klaverblad van vieren’ in de Nederlandsche muzen-almanak van 1825.

Helaas doofde haar levensvonk uit voordat haar dichterschap tot volle bloei kon komen.

1. Ter gelegenheid dat aan mijnen leermeester (zo ik meende,) een zoon geboren was

Cleve schreef voor de vuist weg (‘ex tempore’) dit gedicht ter gelegenheid van de geboorte van de dochter van Van Limburg. In de eerste instantie dacht ze dat er een zoontje geboren was, maar deze vergissing herstelt ze op kinderlijk-elegante wijze.

Ter gelegenheid dat aan mijnen leermeester (zo ik meende,) een zoon geboren was
 
Meester! 'k wens u veel geluk
 
Met uw jonggeboren,
 
Hij zij uwe troost in druk,
 
Wil mijn wensen horen.
 
 
5[regelnummer]
Dat hij u genoegen geef'
 
En uw zorgen lone!
 
Dat hij God ter ere leef',
 
Dankbaarheid betone!
 
 
 
Dat hij moog' gelukkig zijn,
10[regelnummer]
En éénmaal hier boven,
[pagina 832]
[p. 832]
 
Vrij van aardse zorge en pijn,
 
Eindloos God mag loven!
 
 
 
Toen ik bij het overhandigen vernam dat het een dochtertje was.
 
 
15[regelnummer]
Laat het dan een meisje wezen,
 
Dit doet toch ter zake niet:
 
Denk slechts bij het hij in 't lezen
 
Dat het zij is dat gij ziet.

van Lentemaand 1810

Ex tempore

2. Mijn droom

In dit gedicht behandelt Cleve het probleem van gebrek aan inspiratie. Weer besluit ze met een relativerende opmerking: het gesprek met de muzen was slechts een droom, en in plaats van een lier houdt ze haar kussen in handen.

Mijn droom
 
't Was avond. - In een diep gepeinzen,
 
Zat 'k eenzaam op mijn kamer neer:
 
De poëzie had mij verlaten,
 
Zij stemde mijne lier niet meer.
5[regelnummer]
Ik bad vergeefs de zanggodinnen,
 
Ja fluiten!Ga naar voetnoot6 - Ik kon haar niet winnen,
 
Ik smeet het speeltuig weg, riep ‘Lig daar koppig ding!’
 
Terwijl me een zachte slaap beving.
 
 
 
Nog altijd vol van al die grillen,
10[regelnummer]
Dacht 'k me aan Parnassus voet te zien;
 
Ik zag me omringd van al de muzen,
 
Die zich verward mij lieten zien;
 
Terwijl ze 't speeltuig vrolijk snaarden,
 
En lieflijk hunne stemmen paarden,
15[regelnummer]
Ik roerde vol gevoel ook 't mijne driftig aan,
 
Maar ach, geen toontje konde ik slaan!
 
 
 
'k Zocht op der muzen berg te klimmen,
 
Dan - telkens struikelde mijn voet!
 
‘Ach!’ riep ik ‘ben ik dan verlaten?
20[regelnummer]
Verstoken van dat strelend zoet!
 
Kan 'k dan, Apol! uw gunst niet winnen?’
 
‘O ja,’ riep een der zanggodinnen,
 
Wees nedrig slechts en smeek zijn hulp ootmoedig af,
 
Gewis, dat hij u alles gaf!’
[pagina 833]
[p. 833]
25[regelnummer]
Maar steun niet meer op eigen krachten,
 
Zoek zonder ons nooit 't heilig loof:
 
Gij kondet onze gunst verliezen,
 
Apol bleef voor uw klachten doof:
 
Uw lier zou nimmer tonen geven,
30[regelnummer]
Zij was voorzeker stroef gebleven,
 
Zo hij tot uwe troost mij niet gezonden had,
 
Daar ge ons en hem zo stout vergat.
 
 
 
Nu, 'k wil voor 't laatst uw lier dan stemmen,
 
Maar doe het nimmer, nimmer weer. -
35[regelnummer]
Ziedaar!... nu kunt gij weder spelen,
 
Dit strekke u altijd tot een leer.
 
Zing onzen lof met dankbre klanken,
 
Nu hebt ge stof om ons te danken,’ -
 
'k Viel op de kniên, mijn geest was van verrukking warm,
40[regelnummer]
Maar 'k greep, in plaats der lier, mijn kussen in mijn arm.
 
 
 
3 van Herfstmaand 1812

3. Ter gedachtenis aan mijne Zeeuwse vrienden

Een gelegenheidsdicht waarin Cleve levendig de Middelburgse kermis schildert, en zichzelf tegelijkertijd in de traditie van de verheerlijking van het landleven plaatst.

Ter gedachtenis aan mijne Zeeuwse vrienden voor het gul onthaal aldaar genoten
 
Kom, zangster, zoudt ge niet eens zingen,
 
Op Middelburgs bevolkten wal?
 
Ja, stem de snaren van het speeltuig,
 
Zing 't kermisfeest en 't vreugdgeschal:
5[regelnummer]
Kom wandel eens door al de kramen,
 
Lees op elk aangezicht de vreugd:
 
Ei, hoor daarginds Paljas eens zingen,
 
Omringd van heel de Zeeuwse jeugd.
 
Hoor dáár weer 't jodenvolkje roepen:
10[regelnummer]
‘Tien stuivers 't pondje mang'lenGa naar voetnoot10 maar!’
 
Ginds schreeuwt een wijf in 't broederskraampjeGa naar voetnoot11,
 
‘Komt dames, eet wat! zij zijn gaar!’
 
Hoe krioelt de markt van jonge lieden,
 
Men spoedt om strijd naar 't kermisfeest;
15[regelnummer]
Dáár denkt men ware vreugd te vinden,
 
Hoezeer ze er nimmer is geweest! -
 
Neen zangster! zoek haar niet in steden,
 
Neen zoek haar in geen kermisfeest! -
 
Op 't eenzaam land is hare woning,
[pagina 834]
[p. 834]
20[regelnummer]
Ze ontvlucht de stad het allermeest.
 
O ja, gij vindt de ware vreugde
 
Op 't heerlijk park, zo bloeiend schoon,
 
Dáár heeft zij trouwe en eedle vrienden,
 
Dáár sticht zij zich een groenen troon.
25[regelnummer]
Kom zangster! ga eens door de dreven,
 
Zeg, vindt ge dáár de vreugde niet?
 
Ja, ze is er bij den heldren vijver;
 
Gij hoort ze in Filomele'sGa naar voetnoot28 lied,
 
Ge vindt ze op ieder zodenbankje,
30[regelnummer]
Ge ziet ze in gindse rozenlaan;
 
In WaterlandersGa naar voetnoot(*) gulle braafheid
 
Lacht u de vreugde vriendlijk aan.
 
Leg dan de vreugd van 't buitenleven
 
En die der kermis op een schaal;
35[regelnummer]
En zie dan of die eerste vreugde
 
Niet lager dan de laatste daal’? -
 
 
 
*
 
 
 
Mijn vrienden! 'k dank u voor de vreugde,
 
Die gij mij schonkt op 't heerlijk land;
40[regelnummer]
Ik nam ze met mij in de muren
 
En dáár ook leidde mij haar hand. -
 
Wilt me altijd uwe vriendschap schenken,
 
'k Zal dankbaar ook aan u gedenken!

Oogstmaand, 1813.

Bronnen
(1) Jeugdige dichtproeven van Johanna Constantia Cleve, oud elf jaren. Den Haag 1813. p. 17-18.
(2) idem p. 64-66.
(3) Johanna Constantia Cleve, Lentebloemen. Den Haag 1817. p. 9-11.

Literatuur
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Amsterdam 1911. Deel I, p. 610.
NM
voetnoot6
misgerekend
voetnoot10
amandelen
voetnoot11
poffertjeskraam
voetnoot28
nachtegaal
voetnoot(*)
De heer WATERLANDER, eigenaar van het lustverblijf ‘Het Park’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Jeugdige dichtproeven

  • Lentebloemen


auteurs

  • Nelleke Moser

  • over Johanna Constantia Cleve


datums

  • maart 1810

  • 3 september 1812

  • augustus 1813