Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduytsche spraakkonst (1708)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduytsche spraakkonst
Afbeelding van Nederduytsche spraakkonstToon afbeelding van titelpagina van Nederduytsche spraakkonst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduytsche spraakkonst

(1708)–Willem Séwel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

waarin de gronden der Hollandsche taale naauwkeuriglyk opgedólven, en zelfs voor geringe verstanden, zo ten aanzien der spellinge als bewoordinge, duydelyk aangeweezen zyn


Vorige Volgende

Van de Werkwoorden.

Een Ga naar voetnoot* Werkwoord is een Spraakdeel, betékenende te zyn, doen, óf lyden, als Ik Ben, Ik Bemin, Ik word gehaat. Hierom verdeelt men de Werkwoorden in Ga naar voetnoot† Bedryvende, Ga naar voetnoot‡ Lydende, en Ga naar voetnoot§ Geenerleye.

[pagina 126]
[p. 126]

De Bedryvende betékenen het doen van iets, als Onderwyzen, Hooren, Leezen, Slaan, Verachten.

De Lydende betékenen eene aandoening óf lyding van iets, als Onderweezen worden, Gehoord worden, Geleezen worden, Geslagen worden, Veracht werden.

De Geenerleye óf Onzydige Werkwoorden betékenen eygentlyk nóch doen nóch lyden, als Blinken, Flikkeren, Klimmen, Daalen, Stinken, Vaaren, Staan, Woonen, Blyven, Vertrekken, Komen, Durven.

De Werkwoorden zyn Persoonlyk en Onpersoonlyk: Persoonlyk is Hooren, waarvan men kan zeggen Ik Hoor, Gy Hoort, Hy Hoort, Wy Hooren. En Onpersoonlyk zyn Betaamen, Donderen, Regenen, Verdrieten, Vriezen. want men mag niet zeggen, Ik Betaam, Ik Donder, Ik Regen, Ik Verdriet, Ik Vries; maar Het Betaamt niet, óf 't Betaamt my; Het Dondert, Het regende; Het verdriet my, 't Verdroot hem; Het vroor fel. Het huys wordt bewoond.

Veele Werkwoorden zyn afgeleyd van Naamwoorden, als

Van AdemAdemen
Van AntwoordAntwoorden
Van BalsemBalsemen
Van DoelDoelen
Van EggeEggen
Van EnteEnten
Van FluytFluyten
Van GulpGulpen
Van HouwHouwen
[pagina 127]
[p. 127]
Van KampKampen
Van KrabKrabben
Van LasterLasteren
Van LymLymen
Van MuntMunten
Van NagelNágelen
Van OorlógOorlogen
Van PandPanden
Van PutPutten
Van SabelSabelen
VanVan SmeerSmeeren
Van StórmStórmen
Van StutStutten
Van TreedeTreeden
Van VischVisschen
Van WaterWateren
Van YsYzen
Van ZadelZadelen
Van ZalfZalven
Van Zegen,Zégenen
Van ZwalpZwalpen

Van Hand komt Behandigen, en van Hals, Onthalzen, mitsgaders het Kóppelwoord Rekhalzen.

Naardien nu zeer veele Werkwoorden dus van Naamwoorden afgeleyd worden, wat ongerymdheyd steekt 'er dan tóch in, dat men het woord Leeraaren, als afgeleyd van Leeraar, tracht door te zetten, te meer, vermids dit geen nieuwigheyd is, gelyk sommige, uyt onkunde, het genoemd hebben? Want behalven dat de Kamer in Liefde bloeijende, te Amsterdam, dit woord voor meer dan honderd

[pagina 128]
[p. 128]

twintig jaaren goedgekeurd heeft, zo vindt men 't ook verscheydenmaal in de Ontleedinge van Kabrolius, door V. F. Plemp vertaald, en in den jaare 1633. t'Amsterdam gedrukt. Ook heeft men dit woord ten hoogsten van noode, om de gebreklykheyd van 't woord Leeren, 't welk zo wel voor docere, als voor discere, wordt gebruykt, voor te komen: want Leeren is eygentlyk, kennis van iets te bekomen; en dat men het ook voor Onderwyzen gebruykt, schynt zynen oorsprong te hebben uyt de Hoogduytsche woorden Lernen en Lehren, welk laatste Onderwyzen betékent, en 't eerste is discere, waarvoor de Engelschen zeggen Learn, 't welk buyten twyfel afkomstig is van 't Hoogduytsch woord Lernen, waarvoor wy zeer gevoeglyk konnen zeggen Leeren. Dóch de tweevoudige betékenis, welke men aan dat woord geeft, te willen verschoonen met het Fransch Apprendre, is by my van geen' klem; doordien wy die gebreklykheyd zeer bequaamlyk met het woord Leeraaren konnen vervullen. Want dat een ander op eenen bultzak slaapt, behoeft ons niet te beletten een bed te gebruyken als wy 't bekomen konnen. Gelyk nu Leeraaren van Leeraar afgeleyd wordt, zo komt van Meester ook Meesteren, 't welk men gebruykt voor geneezen, omdat men gewoon is eenen Wondheeler, by uytneemendheyd, eenen Meester te noemen, even als men eenen Arts met den naam van Doctor noemt, waarvan insgelyks de werkwoorden Dókteren en Verdócteren gevórmd worden: want men zegt Hy heeft lang te vergeefs gedokterd: en Zy heeft veel gelds verdókterd en vermeesterd. Het woord Erinneren is ook één van die,

[pagina 129]
[p. 129]

welke sommigen, zo 't schynt, niet gevallen; Dóch Vondel heeft het gevoegelyk in 't Neerduytsch gebruykt; en wy moogen hem onbeschroomd daarin naavólgen, mids dat het niet al te dikwils, maar met bescheydenheyd, geschiede: want dit woord komt my immer zo naadrukkelyk voor, en is van veel minder omslags, dan Te binnen brengen, óf In de gedachten brengen, welke bewoordingen daarom evenwel gansch niet te verwerpen zyn.

De meeste Werkwoorden zyn op zeer veele zaaken toepasselyk, als Achten, Beschikken, Doen, Dwingen, Geeven, Houden, Inbeelden, Jaagen, Kennen, Leeren, Maaken, Neemen, enz. Maar des niettegenstaande zyn 'er in onze taale ook etlyke Werkwoorden, die maar tót een eenige zaak óf bedryf gebruykelyk zyn, als Balderen, Biggelen, Kabbelen, Prévelen, Reutelen, Ritselen, Sissen, Snorken, Suysen, Verbedden enz. sommige van welke men in 't Engelsch, (gelyk ik in 't maaken van myn Groot Engelsch en Nederduytsch Woordenboek bevonden heb) niet zonder omschryvinge uytdrukken kan.

Men maakt in de Spellinge onderscheyd tusschen Vercieren en verzieren; en nógtans schynt het één uyt het ander te spruyten; want verdichten bestaat in optooijen, en wat is verzieren tóch anders dan iets dat valsch is zoodanig te vercieren óf op te pronken dat het naar waarheyd gelykt, en daarom noemt men zulks ook stóffeeren.

De Werkwoorden worden door verscheydene Wyzen en Tyden veranderd óf verschikt, welke Verschikking in 't Latyn CONJUGATIO genoemd

[pagina 130]
[p. 130]

wordt, en by die benaaming best bekend is. Dóch alle die Wyzen en Tyden, en derzelver betékenissen, alhier omstandig te beschryven, acht ik noodeloos; dewyl men uyt de Voorbeelden, welke hier staan te vólgen, zulks best zal konnen begrypen. Nademaal nu tót het veranderen der Werkwoorden zekere Hulpwerkwoorden noodig zyn, zal ik de verandering daarvan laaten vooraf gaan, en beginnen met het gebreklyk Helpwoord Zullen.

 

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik ZalWy Zullen
Gy ZultGylieden Zult
Hy ZalZy Zullen

Onbepaalde Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Zou óf ZoudeWy Zouden
Gy ZoudtGylieden Zoudet
Hy Zou óf ZoudeZy Zouden

De Onbepaalende Wyze is Zullen, en het Deelwoord Zullende.

Het Helpwoord Hebben wordt aldus veranderd.

 

Ga naar voetnoot* De Aantoonende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik HebWy hebben
Gy HebtGylieden Hebt
Hy, Zy, óf Het HeeftZy Hebben
[pagina 131]
[p. 131]

Onvólmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik HadWy Hadden
Gy HadtGylieden Hadt
Hy HadZy Hadden

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Heb GehadWy Hebben Gehad
Gy Hebt GehadGylieden Hebt Gehad
Hy Heeft GehadZy Hebben Gehad

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Had GehadWy Hadden Gehad
Gy Hadt GehadGylieden Hadt Gehad
Hy Had GehadZy Hadden Gehad

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Zal HebbenWy Zullen Hebben
Gy Zult HebbenGylieden Zult Hebben
Hy Zal HebbenZy Zullen Hebben

Onbepaalde Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Zou HebbenWy Zouden Hebben
Gy Zoudt HebbenGylieden Zoudet Hebben
Hy Zoud HebbenZy Zouden Hebben
[pagina 132]
[p. 132]

De Ga naar voetnoot* Gebiedende Wyze.

Eenv.Meerv.
Heb, óf Heb GyHebbenwe, óf Laat ons Hebben
Hy Hebbe, óf Laat Hem HebbenHebt, óf Hebt Gylieden
 Laat ze Hebben

De Ga naar voetnoot† Aanvoegende, óf Wenschende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Dat Ik Hebbe, Gy Hebt, Hy Hebbe.
Meerv.Dat Wy Hebben, Gyl. Hebbet, Zy Hebben

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.
Dat Ik HaddeófHad Ik
Dat Gy HadtófHadt Gy
Dat Hy HaddeófHad Hy
Meerv.
Dat Wy HaddenófHadden Wy
Dat Gylieden HaddetófHadt Gylieden
Dat Zy HaddenófHadden Zy

Volmaakte Verleeden, en meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Dat Ik Gehad Hebbe en Hadde, óf Had Ik Gehad

Dat Gy Gehad Hebt en Hadt, óf Hadt Gy Gehad

Dat Hy Gehad Heeft en Hadde, óf Had Hy Gehad

[pagina 133]
[p. 133]

Meerv.

Dat Wy Gehad Hebben en Hadden, óf Hadden Wy Gehad

Dat Gyl. Gehad Hebt en Haddet, óf Haddet Gyl. Gehad

Dat Zy Gehad Hebben en Hadden, óf Hadden Zy Gehad

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Als óf Dat Ik HHebben ZalAls óf DatWy Hebben Zullen
Als óf Dat Gy Hebben Zult Als óf Dat Gyl. Hebben Zult
Als óf Dat Hy Hebben ZalAls óf Dat Zy Hebben Zullen

Tweede Toekomende Tyd.

Eenv.

Als Ik Gehad zal hebben

Als Gy Gehad zult hebben

AlsHy Gehad zal hebben

 

Meerv.

Als Wy Gehad zullen hebben

Als Gylieden gehad zult hebben

Als Zy gehad zullen hebben

 

Onbepaalde Tyd.

Eenv.

Schoon Ik Gehad zoud hebben

Schoon Gy Gehad zoudt hebben

Schoon Hy Gehad zoud hebben

[pagina 134]
[p. 134]

Meerv.

Schoon Wy Gehad zouden hebben

Schoon Gyl. Gehad zoudet hebben

Schoon Zy Gehad zouden hebben.

 

De Ga naar voetnoot* Onbepaalende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.Hebben
Verleeden TydGehad Hebben
Toekomende Tyd.Te Zullen Hebben.

Deelwoorden.

Tegenwoordige TydHebbende
Verleeden TydGehad
Toekomende TydZullende Hebben

Het Zelfstandig Werkwoord Zyn óf Weezen, voornaamelyk gebruykt tót behulp der Lydende Werkwoorden, wordt aldus verschikt.

 

De Aantoonende Wyze.

 

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik BenWy Zyn
Gy Bent óf ZytGylieden Zyt
Hy, Zy, Het IsZy Zyn

Onvolmaakte Verleeden Tyd

Eenv.Meerv.
Ik WasWy Waaren
Gy WaartGyl. Waart
Hy, Zy, Het WasZy Waaren
[pagina 135]
[p. 135]

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Ben GeweestWy Zyn Geweest
Gy Bent óf Zyt GeweestGyl. Zyt Geweest
Hy, Zy, Het Is GeweestZy Zyn geweest

Meer dan Volmaakte Verleeden tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Was geweestWy Waaren geweest
Gy Waart geweestGylieden Waart geweest
Hy Was geweestZy Waaren geweest.

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Zal Zyn óf WeezenWy Zullen Zyn óf Weezen
Gy Zult Zyn óf WeezenGyl. Zult Zyn óf Weezen
Hy Zal Zyn óf WeezenZy Zullen Zyn óf Weezen

De Gebiedende Wyze.

Eenv.Meerv.
Wees óf Wees GyZyn we, óf Laaten we Zyn
Dat Hy ZyWeest óf Zyt Gylieden
 Laat ze Zyn
[pagina 136]
[p. 136]

De Aanvoegende óf Wenschende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Dat Ik Ben óf ZyDat Wy Zyn
Dat Gy ZytDat Gyl. Zyt
Dat Hy Is óf ZyDat Zy Zyn

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat óf Als Ik WaareDat óf Als Wy Waaren
Dat óf Als Gy WaartDat óf Als Gyl.Waart óf Waaret
Dat óf Als Hy WaareDat óf Als Zy Waaren

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat Ik Geweest Ben óf ZyDat Wy Geweest Zyn
Dat Gy Geweest ZytDat Gyl. Geweest Zyt
Dat Hy Geweest Is óf ZyDat Zy Geweest Zyn

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv..Meerv.
Dat óf Als Ik Geweest waareDat Wy Geweest waaren
Dat óf Als Gy Geweest waartDat Gyl. Geweest waart
Dat óf Als Hy Geweest waareDat Zy Geweest waaren
[pagina 137]
[p. 137]

Toekomende Tyd.

Eenv.

Dat, óf Indien, óf Als Ik Zyn óf weezen zal

Dat, óf Indien, óf Als Gy zyn óf weezen zult

Dat, óf Indien, óf Als Hy zyn óf weezen zal

 

Meerv.

Dat, óf Indien, óf Als Wy zyn óf weezen zullen

Dat, óf Indien, óf Als Gyl. zyn óf weezen zult

Dat, óf Indien, óf Als Zy zyn óf weezen zullen

 

Tweede Toekomende Tyd.

Eenv.

Als Ik zal Geweest zyn

Als Gy zult Geweest zyn

Als Hy zal Geweest zyn

 

Meerv.

Als Wy zullen Geweest zyn

Als Gyl. zult Geweest zyn

Als Zy zullen Geweest zyn.

 

Onbepaalde Tyd.

Eenv.

Ik zou óf zoude zyn óf Weezen

Gy zoudt zyn óf Weezen

Hy zou óf zoude zyn óf Weezen

[pagina 138]
[p. 138]

Meerv.

Wy zouden zyn óf Weezen

Gyl. zoudet zyn óf Weezen

Zy zouden zyn óf Weezen

 

De Onbepaalende Wyze.

Tegenwoordig.Zyn óf Weezen
Verleeden.Geweest zyn
Toekomend.Zullen zyn

Deelwoorden.

Tegenwoordig.Zynde óf Weezende
Verleeden.Geweest
Toekomend.Zullende zyn óf weezen

Het Hulpwoord Worden óf Werden, 't welk gebruykt wordt om de lyding van iets te betékenen, wordt door zyne Wyzen en Tyden dus veranderd.

 

De Aantoonende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Word óf werdWy worden
Gy wordtGyl. wordt
Hy, zy, óf het wordtZy worden.

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik wierdWy wierden
Gy wierdtGyl. wierdt
Hy wierdtZy wierden
[pagina 139]
[p. 139]

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Ben GewordenWy zyn Geworden
Gy zyt GewordenGyl. zyt Geworden
Hy Is GewordenZy zyn Geworden

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik was GewordenWy waaren Geworden
Gy waart GewordenGyl. waart Geworden
Hy was GewordenZy waaren Geworden

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik zal wordenWy zullen worden
Gy zult wordenGyl. zult worden
Hy zal wordenZy zullen worden

De Gebiedende Wyze.

Eenv.Meerv.
Word óf werd GyWorden wy
Hy wordeWordt óf werdt Gylieden
 Dat zy worden
[pagina 140]
[p. 140]

De Aanvoegende óf Wenschende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat Ik wordeDat Wy worden
Dat Gy wordtDat Gyl. wordt óf wordet
Dat Hy wordeDat Zy worden

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat óf Als Ik wierde óf wierd Dat óf Als Wy wierden
Dat óf Als Gy wierdtDat óf Als Gyl. wierdt óf wierdet
Dat óf Als Hy wierdeDat óf Als Zy wierden

Volmaakte Verleeden Tyd.

Dat Ik Geworden ben óf zyDat Wy Geworden zyn
Dat Gy Geworden zytDat Gyl. Geworden zyt
Dat Hy Geworden is óf zyDat Zy Geworden zyn

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Dat Ik Geworden waare

Dat Gy Geworden waart

Dat Hy Geworden waare

Meerv.

Dat Wy Geworden waaren

Dat Gyl. Geworden waart

Dat Zy Geworden waaren

[pagina 141]
[p. 141]

Anders.

Eenv.

Toen Ik Geworden was

Toen Gy Geworden waart

Toen Hy Geworden was

Meerv.

Toen Wy Geworden waaren

Toen Gyl. Geworden waart

Toen Zy Geworden waaren

 

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Als óf Dat Ik worden zalAls óf Dat Wy worden zullen
Als óf Dat Gy worden zultAls óf Dat Gyl. worden zult
Als óf Dat Hy worden zalAls óf Dat Zy worden zullen

Tweede Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Indien Ik worden zoudeIndien Wy worden zouden
Indien Gy worden zoudtIndien Gyl. worden zoudet
Indien Hy worden zoudeIndien Zy worden zouden

Onbepaalde Tyd.

Eenv.

Als Ik zoude Geworden zyn

Als Gy zoudt Geworden zyn

Als Hy zoude Geworden zyn

[pagina 142]
[p. 142]

Meerv.

Als Wy zouden Geworden zyn

Gyl. zoudt Geworden zyn

Zy zouden Geworden zyn.

 

De Onbepaalende Wyze.

TegenwoordigWorden
VerleedenGeworden zyn
ToekomendeZullen worden.

Deelwoorden.

TegenwoordigWordende
VerleedenGeworden
ToekomendeZullende worden

Daar zyn nóg andere Hulpwoorden, als Konnen, Moeten, Moogen. Dóch ik acht onnoodig meer daaraf alhier te zeggen, dan dat Konnen in den Tegenwoordigen Tyd der Aantoonende Wyze heeft, Ik Kan, Gy kont, Hy kan; Wy konnen, Gyl. kont, Zy konnen. In den Onvolmaakten Verleeden Tyd, Ik Kon óf Konde, óf Kost, Gy Konde óf Kost, Hy Kon óf Kost; Wy Konden, Gyl. kondet, Zy konden. In den Volmaakten Verleeden Tyd: Ik Heb Gekonnen: In den Onvolmaakten Verleeden Tyd: Ik Had Gekonnen: In den Toekomenden Tyd, Ik Zal Konnen: De Deelwoorden zyn Konnende, en Gekonnen. Het woord Moeten, heeft in den Onvolmaakten Verleeden Tyd, Ik Most: en in den Volmaakten Verleeden Tyd, Ik Heb Gemoeten. En Moogen heeft in

[pagina 143]
[p. 143]

den Tegenwoordigen Tyd, Ik Mag, Gy Moogt, Hy Mag; Wy Moogen, enz. In den Onvolmaakten Verleeden Tyd, Ik Mogt; en in den Volmaakten Verleeden Tyd, Ik Heb Gemoogen. Ik gaa nu over tót de Verschikking van een Bedryvend en Lydend Werkwoord, waaruyt men het noodig gebruyk der voorgaande Hulpwoorden zal zien. Dóch ik zal hier niet reppen van Vier Conjugatien, vólgens den Latynschen trant, gelyk eens iemand ontrent het Nederduytsch heeft willen doen; maar hoe ongerymd, zal uyt het vervólg blyken; want het verschil der Verschikkinge bestaat voornaamelyk in den Onvolmaakten Verleeden Tyd, die op veelerley wyze naar de verscheydene hoedaanigheden der woorden uytgedrukt wordt, gelyk ik door eene meenigte van Voorbeelden zal toonen: zo dat men uyt dien hoofde zou konnen zeggen, dat 'er acht Conjugatien in 't Nederduytsch zyn. Maar ik acht dat men uyt het voorbeeld van een eenig Werkwoord de Verschikking van alle genoeg zal konnen begrypen: want zelfs het verschil der Onvolmaakte Verleeden Tyd is niet zo regelmaatig, dat men eenen vasten regel daar ontrent voorschryven kan; naardien de woorden Hoopen, Koopen, en Loopen eveneens in klank luyden, en nógtans in den Onvolmaakten Verleeden Tyd zeer veel verscheelen, als Ik Hoopte, Ik Kóft, Ik Liep. Zo is 't ook gelegen met Meeten, Weeten, Zweeten; want men zegt, Ik mat, Ik Wist, Ik Zweette. Hierom zal ik maar een Voorbeeld geeven, van het woord Leeren, vólgens 't welk men alle andere, als men slechts weet hoe de Onvolmaakte Verleeden Tyd is, in hunne Wyzen en Tyden Verschikken kan.

[pagina 144]
[p. 144]

De Aantoonende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Leer,Wy Leeren
Gy Leert,Gylieden Leert
Hy óf zy LeertZy Leeren

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik LeerdeWy Leerden
Gy LeerdeGyl. Leerdet
Hy LeerdeZy Leerden

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik heb GeleerdWy hebben Geleerd
Gy hebt geleerdGyl. hebt Geleerd
Hy heeft GeleerdZy hebben Geleerd

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik had GeleerdWy hadden Geleerd
Gy hadt GeleerdGyl. hadt Geleerd
Hy had GeleerdZy hadden Geleerd
[pagina 145]
[p. 145]

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik zal LeerenWy zullen Leeren
Gy zult LeerenGyl. zult Leeren
Hy zal LeerenZy zullen Leeren

Tweede Toekomende óf Onbepaalde Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik zou LeerenWy zouden Leeren
Gy zoudt LeerenGyl. zoudt Leeren
Hy zou LeerenZy zouden Leeren.

De Gebiedende Wyze.

Eenv.Meerv.
Leer óf Leer GyLeeren we
Hy LeereLeert, óf Leert Gylieden
 Dat zy Leeren

De Aanvoegende óf Wenschende Wyze.

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat Ik Leer óf LeereDat Wy Leeren
Dat Gy LeertDat Gylieden Leert
Dat Hy Leert óf LeereDat Zy Leeren
[pagina 146]
[p. 146]

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat óf Schoon Ik Leerde,Dat óf Schoon Wy Leerden
Dat óf Schoon Gy LeerdeDat óf Schoon Gyl. Leerdet
Dat óf Schoon Hy LeerdeDat óf Schoon Zy Leerden

Tweede Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Toen Ik Leeren zoudeToen Wy Leeren zouden
Toen Gy Leeren zoudtToen Gyl. Leeren zoudet
Toen Hy Leeren zoudeToen Zy Leeren zouden

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Dat óf Hoewel Ik Geleerd heb óf hebbe

Dat óf Hoewel Gy Geleerd hebt

Dat óf Hoewel Hy Geleerd heeft óf hebbe

 

Meerv.

Dat óf Hoewel Wy Geleerd hebben

Dat óf Hoewel Gyl. Geleerd hebt

Dat óf Hoewel Zy Geleerd hebben

 

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Indien óf Dat Ik geleerd had óf hadde

Indien óf Dat Gy geleerd hadt

Indien óf Dat Hy geleerd had óf hadde

[pagina 147]
[p. 147]

Meerv.

Indien óf Dat Wy geleerd hadden

Indien óf Dat Gyl. geleerd haddet

Indien óf Dat Zy geleerd hadden

 

Toekomende Tyd.

Eenv.Meerv.
Als Ik Leeren zalAls Wy Leeren zullen
Als Gy Leeren zultAls Gyl. Leeren zult
Als Hy Leeren zalAls Zy Leeren zullen

Tweede Toekomende Tyd.

Eenv.

Als Ik geleerd zal hebben

Als Gy geleerd zult hebben

Als Hy geleerd zal hebben

 

Meerv.

Als Wy geleerd zullen hebben

Als Gyl. geleerd zult hebben

Als Zy geleerd zullen hebben

 

Derde Toekomende Tyd.

Eenv.

Schoon Ik geleerd zoud hebben

Schoon Gy geleerd zoudt hebben

Schoon Hy geleerd zoud hebben

[pagina 148]
[p. 148]

Meerv.

Schoon Wy geleerd zouden hebben

Schoon Gyl. geleerd zoudt hebben

Schoon Zy geleerd zouden hebben

 

De Onbepaalende Wyze.

TegenwoordigLeeren
VerleedenGeleerd hebben
ToekomendeTe zullen Leeren

Deelwoorden.

TegenwoordigLeerende
VerleedenGeleerd
ToekomendZullende Leeren

Dit woord Leeren in een Lydend woord verkeerd, is Geleerd worden, het welk aldus verschikt wordt.

 

De Aantoonende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Ik word geleerdWy worden geleerd
Gy wordt geleerdGylieden wordt geleerd
Hy, zy, wordt geleerdZy worden geleerd

Alhier staat aan te merken, dat als men 't woord Ik Ben gebruykt, zulks de betékenis iets verandert; want Ik Ben Geleerd, is niet alleen te zeggen dat men onderrechting bekomen heeft, maar ook, dat men een Geleerde is, immers heeft zulks plaats als men zegt, Hy is Geleerd. Echter zyn 'er eenige Onzydige Werkwoorden die het woord Ik Ben tót zich

[pagina 149]
[p. 149]

neemen, als Ik ben gebleeven. Ik was vertrokken, Ik ben geklommen, Ik was gekomen, Ik was gedaald.

 

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik wierd GeleerdWy wierden Geleerd
Gy wierdt GeleerdGyl. wierdt Geleerd
Hy wierdt GeleerdZy wierden Geleerd

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik Ben Geleerd geweestWy Zyn Geleerd geweest
Gy Zyt Geleerd geweestGyl, Zyt Geleerd geweest
Hy Is Geleerd geweestZy Zyn Geleerd geweest

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Ik was Geleerd GeweestWy waaren Geleerd Geweest
Gy waart Geleerd GeweestGyl. waart Geleerd Geweest
Hy was Geleerd GeweestZy waaren Geleerd Geweest

Toekomende Tyd.

Eenv.

Ik zal geleerd worden

Gy zult geleerd worden

Hy zal geleerd worden

[pagina 150]
[p. 150]

Meerv.

Wy zullen Geleerd worden

Gyl. zult geleerd worden

Zy zullen Geleerd worden

 

Tweede Toekomende Tyd.

Eenv.meerv.
Ik Zou Geleerd wordenWy Zouden Geleerd worden
Gy Zoudt Geleerd wordenGyl. Zoudt Geleerd worden
Hy Zou Geleerd wordenZy Zouden Geleerd worden

De Gebiedende Wyze.

Eenv.Meerv.
Word GeleerdWordt [gylieden] geleerd
Dat hy Geleerd wordeDat zy Geleerd worden

De Aanvoegende óf Wenschende Wyze.

Tegenwoordige Tyd.

Als óf Dat Ik Geleerd word óf worde

Als óf Dat Gy Geleerd wordt

Als óf Dat Hy Geleerd word óf worde

 

Meerv.

Als óf Dat Wy Geleerd worden

Als óf Dat Gyl. Geleerd wordt

Als óf Dat Zy Geleerd worden

[pagina 151]
[p. 151]

Onvolmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Dat Ik Geleerd wierd óf wierde

Dat Gy Geleerd wierdt

Dat Hy Geleerd wierd

 

Meerv.

Dat Wy Geleerd wierden

Dat Gyl. Geleerd wierdet

Dat Zy Geleerd wierden

 

Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.Meerv.
Dat Ik Geleerd ben óf zyDat Wy Geleerd zyn
Dat Gy Geleerd zytDat Gyl. Geleerd zyt
Dat Hy Geleerd is óf zyDat Zy Geleerd zyn

Anders.

Eenv.

Was ik Geleerd geweest

Waart gy Geleerd geweest

Was hy Geleerd geweest

 

Meerv.

Waaren wy Geleerd geweest

Waart gyl. Geleerd geweest

Waaren zy Geleerd geweest

[pagina 152]
[p. 152]

Meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Indien óf Dat Ik Geleerd waare

Indien óf Dat Gy Geleerd waart

Indien óf Dat Hy Geleerd waare

 

Meerv.

Indien óf Dat Wy Geleerd waaren

Indien óf Dat Gyl. Geleerd waart

Indien óf Dat Zy Geleerd waaren

 

Tweede meer dan Volmaakte Verleeden Tyd.

Eenv.

Als Ik Geleerd geweest zoude zyn

Als Gy Geleerd geweest zoudt zyn

Als Hy Geleerd geweest zoude zyn

 

Meerv.

Als Wy Geleerd geweest zouden zyn

Als Gyl. Geleerd geweest zoudet zyn

Als Zy Geleerd geweest zouden zyn

 

Toekomende Tyd.

Eenv.

Als Ik Geleerd zal worden

Als Gy Geleerd zult worden

Als Hy Geleerd zal worden

[pagina 153]
[p. 153]

Meerv.

Als Wy Geleerd zullen worden

Als Gyl. Geleerd zult worden

Als Zy Geleerd zullen worden

 

Tweede Toekoménde Tyd.

Eenvoudig.

Indien Ik Geleerd zoude worden

Indien Gy Geleerd zoudt worden

Indien Hy Geleerd zoude worden

 

Meerv.

Indien Wy Geleerd zouden worden

Indien Gyl. Geleerd zoudet worden

Indien Zy Geleerd zouden worden

 

Derde Toekomende Tyd.

Eenv.

Als Ik Geleerd zal Geworden zyn

Als Gy Geleerd zult Geworden zyn

Als Hy Geleerd zal Geworden zyn

 

Meerv.

Als Wy Geleerd zullen Geworden zyn

Als Gyl. Geleerd zult Geworden zyn

Als Zy Geleerd zullen Geworden zyn

 

Vierde Toekomende Tyd.

Eenv.

Indien Ik Geleerd zou Geworden zyn

Indien Gy Geleerd zoudt Geworden zyn

Indien Hy Geleerd zou Geworden zyn

[pagina 154]
[p. 154]

Meerv.

Indien Wy Geleerd zouden Geworden zyn

Indien Gyl. Geleerd zoudet Geworden zyn

Indien Zy Geleerd zouden Geworden zyn

 

De Onbepaalende Wyze.

TegenwoordigGeleerd worden
VerleedenGeleerd worden
ToekomendGeleerd te zullen worden

Deelwoorden.

TegenwoordigGeleerd, Geleerd wordende
VerleedenGeleerd Geworden zynde
ToekomendZullende Geleerd worden

Vólgens dit voorbeeld van Conjugatie konnen alle andere Werkwoorden door hunne Wyzen en Tyden verschikt worden, mids dat men gade slaa dat de woorden in den Tegenwoordigen Tyd der Ga naar voetnoot* Aantoonende Wyze doorgaans in den tweeden en derden persoon van 't Eenvoudig, en alleen in den tweeden persoon van 't Meervoudig getal, eene T aanneemen, als Ik Woon, Gy Woont, Hy Woont: Wy Woonen, Gylieden Woont, Zy Woonen. Zo ook, Ik Benyd, Gy benydt, Hy benydt: Wy benyden, Gyl. benydt, Zy benyden, En Ik Adem, Gy ademt, Hy ademt: Wy ademen, Gyl. ademt, Zy ademen, enz. Als mede, Ik Blaas, Gy blaast, Hy blaast: Wy blaazen, Gyl. blaast, Zy blaazen. En Ik Hoor, Gy hoort,

[pagina 155]
[p. 155]

Hy hoort: Wy hooren, Gyl. hoort, Zy hooren. Daarby staat ook aan te merken dat de Onvolmaakte Verleeden Tyd in verscheydene woorden merkelyk verscheelt: want schoon het voegen van den uytgang de, aan den Tegenwoordigen Tyd der Ga naar voetnoot* Aantoonende Wyze, de regelmaatigste vórming schynt, om den Onvolmaakten Verleeden Tyd uyt te beelden, als Ik Leer, Ik Leerde: Ik Hoor, Ik Hoorde; zo maaken nógtans veele Werkwoorden den Onvolmaakten Verleeden Tyd anders, als blykt aan het woord Spreeken, 't welk heeft, Ik Sprak, Gy spraakt, Hy sprak: Wy spraken, Gylieden spraakt, Zy spraken. Het woord Treeden heeft Ik Trad, Gy tradt, Hy tradt: Wy traden, Gylieden tradt, Zy traden. Het woord Leezen heeft Ik Las, Gy laast, Hy las: Wy lazen, Gylieden laast, zy lazen. 't Woord Zien heeft, Ik zag, Gy zaagt, Hy zag: Wy zagen, Gylieden zaagt, Zy zagen. En het woord Komen heeft, Ik Quam, Gy quaamt, Hy quam: Wy quamen, Gyl. quaamt, Zy quamen. Dus wyken ook veele andere Werkwoorden van den gemeenen Regel af, gelyk hiernaa door eene menigte van voorbeelden, ter plaatse daar van de Ga naar voetnoot† Wortel-tyden gehandeld wordt, zal blyken. Ondertusschen acht ik dat iemand, die maar een weynig opmerkend is, uyt deeze aangetoonde voorbeelden wel zal konnen begrypen, hoe wanschikkelyk het is, dat men in den Onvolmaakten Verleeden Tyd tusschen 't Eenvoudig en Meervoudig getal geen onderscheyd maakt; het welk nógtans veel geschiedt, zelfs van Schryvers die men moet bekennen schrander te zyn: maar iemand, die zich

[pagina 156]
[p. 156]

zulk een quaade gewoonte niet heeft aangewend, komt het zeer walgelyk voor, als hy leest, Om dat ik oordeelden. Waar op ik hem antwoorden. Ik meenden hem te zien. Men hoorden U niet, enz. Waarvoor een kundige schryft, Oordeelde, antwoordde, meende, en hoorde. De woorden Sterven, en Verwerven, hebben in den Onvolmaakten Verleeden Tyd der Aantoonende wyze, Hy sturf, Ik Verwurf; en dien zelfden Tyd der Aanvoegende Wyze kan men dus uytdrukken: Zy meenden dat ik stierf. Het kóste my veel moeite eer ik het verwierf.

De Tegenwoordige Tyd der Ga naar voetnoot‡ Aantoonende Wyze, wordt gemaakt van de Ga naar voetnoot* Onbepaalende Wyze, door 't afsnyden van den uytgang en; als van Deelen, Ik Deel: Gelooven, Ik Geloof: Leeven, Ik Leef: Leezen, Ik Lees: Beminnen, Ik Bemin: Verneemen, Ik Verneem: Klóppen, Ik Klóp: Vatten, Ik Vat: Snyden, Ik Snyd óf Sny: Voeg hierby, Doen, Ik Doe: Gaan, Ik Gaa: Staan, Ik Staa: Slaan, Ik Slaa, enz. Sommige willen dat men den Tegenwoordigen Tyd der Aantoonende Wyze deezer woorden dus zal schryven, Ik Deele, Ik Geloove, Ik Leeve, Ik Leeze, Ik Beminne, Ik Verneeme, enz. Maar behalve dat dit een lamme spraak schynt, wat onderscheyd zal men dan maaken, om de Ga naar voetnoot† Aanvoegende óf Wenschende Wyze uyt te beelden: Immers is het veel beter dat men dat onderscheyd in acht neeme, dewyl onze taal zulks toelaat, Als, Ik Deel eenpaarig; Hy wil niet dat ik Deele. Ik Geloof u wel; Meent gy dat ik u Geloove. Ik leef Gerust; Hy benydt my

[pagina 157]
[p. 157]

dat ik gerust Leeve. Ik Lees veel; Zy wil niet dat ik veel Leeze. Ik Bemin haar; Staa toe dat ik haar Beminne. Ik Verneem 'er niets van; Vergun my dat ik 'er nâ verneeme. Ik vind dit onderscheyd tusschen de Aantoonende en de Aanvoegelyke wyze al waargenomen by Melis Stoke: want dus zingt die aaloude Kronykschryver in zynen Opdragt.

 
Omdat ik niet en wille
 
Dat mine sinnen yet leggen stille,
 
Ende verderven met ledichede,
 
Wil ic alhier ter stede
 
Seggen wie die Graven waren.
 
 
 
Hem bid ic die noyt began,
 
Ende die over gemeene man,
 
Om berechten sette Lantsheren,
 
Dat hi my dat moete leren,
 
Dat ic die waarheyt so verclare,
 
Dat men weten moet dat ware.

In zyne Inleydinge:

 
Hier lat' ic van den Kaerlingen
 
Mijn scriven bliven, ende mine dingen,
 
Ende heb u bi dien gheseit
 
Die reden, die hier is voerleit.

Elders Ga naar voetnoot* laat hy zich dus hooren:

 
Hier keer ic t'onsen Graven weder,
 
Dortien jaar (dus is 't getelt)
 
Had hi Holland in sijn gewelt.
[pagina 158]
[p. 158]

Daar zyn 'er die den Subjunctivus dus uytdrukken, Zie óf hy dat gedaan hebbe. Maar my dunkt het veel beter dat men zegge, Zie óf hy dat gedaan heeft: want de Subjunctivus wordt duydelyk uytgedrukt door de verplaatsing van 't Hulpwoord Heeft: doordien men in de Aantoonende wyze zegt, Hy heeft het gedaan; Hy is vertrokken: En men drukt de Aanvoegende Wyze volkomenlyk uyt als men, zegt, Zie óf hy dat gedaan heeft, Ik heb verstaan dat hy vertrokken is. Maar om de Ga naar voetnoot* Wenschende Wyze te betékenen, is het noodig te zeggen, Dat hy zyne wil hebbe; Dat hy te vreede gesteld zy, óf worde. Uyt het gezeyde zal men wel konnen begrypen dat ik het onnoodig achte, het woord Werd tót het betékenen van den Onvolmaakten Verleeden Tyd der Aantoonende Wyze te gebruyken, in plaatse van Wierd; onaangezien men zulks by den Historischryver Hooft, en eenige andere Schryveren, doorgaans vindt: want tót betékeninge van de Aanvoegende wyze heeft men niet anders te doen, dan het woordtje Wierd te verplaatsen, als, Ik wierd daartoe verzócht; En Eer ik daartoe verzócht wierd. Waaruyt dan zonneklaar blykt, dat men zich van zulk een arm behulp, als Werd voor het Praeteritum Imperfectum Indicativi, en Wierd alleen voor het Imperfectum Subjunctivi, (de Ongeletterden gelieven my dit Latyn ten goede te houden) niet behoeft te bedienen. Nóg staat my alhier te melden, dat onze taal zékere bewoordingen, óf tzamenvoeging van twee Infinitivi heeft, welke andere taalen niet toelaaten, als Ik heb hem zien sterven. Ik heb hooren zeggen.

[pagina 159]
[p. 159]

Ik heb haar weezen haalen. Ik heb 't hem doen brengen. Ik heb hem laaten staan. Ik heb het niet moogen doen. Ik heb'er niet konnen byzyn. Ik hebt 't niet willen hooren. Ik heb 't niet durven spreeken: want in dien zin te gebruyken de Deelwoorden Gezien, Gehoord, Geweest, Gelaaten, Gemoogen, Gekonnen, Gewild en Gedurfd, laat de eygenschap onzer taale niet toe. Maar des niettegenstaande zegt men evenwel, Ik heb 't begonnen te doen. Ik hebt gevreesd te zien.

Om nu de Werkwoorden door alle tyden naar behooren te veranderen, moet men derzelver Ga naar voetnoot† Wortel-tyden weeten, welke nu staan te vólgen.

 

I. De regelmaatigste wyze om den Onvolmaakten Verleeden Tyd te betékenen, geschiedt, gelyk reeds gezegd is, door de sillabe de achter den Tegenwoordigen Tyd te voegen, als

Ik AdemIk ademdeGeademdAdemen
Ik Ankerik ankerdegeankerdankeren
Ik Baarik baardegebaardbaaren
Ik Bouwik bouwdegebouwdbouwen
Ik Cyferik cyferdegecyferdcyferen
Ik Daalik daaldegedaalddaalen
Ik Derfik derfdegederfdderven
Ik Dienik diendegedienddienen
Ik Eerik eerdegeëerdeeren
Ik Eyndigik eyndigdegeëyndigdeyndigen
Ik Erfik erfdegeërfderven
Ik Faamroof,ik faamroofdegefaamroofdfaamrooven
[pagina 160]
[p. 160]
Ik Flikkerik flikkerdegeflikkerdflikkeren
Ik Gierik gierdegegierdgieren
Ik Graauwik graauwdegegraauwdgraauwen
Ik Handelik handeldegehandeldhandelen
Ik Hoorik hoordegehoordhooren
Ik Huurik huurdegehuurdhuuren
Ik Jammerik jammerdegejammerdjammeren
Ik Kaauwik kaauwdegekaauwdkaauwen
Ik Klaagik klaagdegeklaagdklaagen
Ik Leefik leefdegeleefdleeven
Ik Louterik louterdegelouterdlouteren
Ik Mazelik mazeldegemazeldmazelen
Ik Moedigik moedigdegemoedigdmoedigen
Ik Naderik naderdegenaderdnaderen
Ik Niesik niesdegeniesdniezen
Ik Oordeelik oordeeldegeoordeeldoordeelen
Ik Ordineerik órdineerdegeórdineerdórdineeren
Ik Pelik peldegepeldpellen
Ik Plonderik plonderdegeplonderdplonderen
Ik Queelik queeldegequeeldqueelen
Ik Quynik quyndegequyndquynen
Ik Rammelik rammeldegerammeldrammelen
Ik Rekenik rekendegerekendrékenen
Ik Reysik reysdegereysdreyzen
Ik Scheurik scheurdegescheurdscheuren
Ik Sluymerik sluymerdegesluymerdsluymeren
Ik Temik temdegetemdtemmen
Ik Tuymelik tuymeldegetuymeldtuymelen
Ik vloeiik vloeidegevloeidvloeijen
Ik Vreesik vreesdegevreesdvreezen
Ik Waagik waagdegewaagdwaagen
Ik Woonik woondegewoondwoonen
[pagina 161]
[p. 161]
Ik Ylik yldegeyldylen
Ik Ysik ysdegeysdyzen
Ik Yverik yverdegeyverdyveren
Ik Zaaiik zaaidegezaaidzaaijen
Ik Zegelik zegeldegezegeldzégelen

By deeze kan men voegen

Ik Jaagik jaagde en joeggejaagdjaagen
Ik Vraagik vraagde en vroeggevraagdvraagen
Ik raadik raadde en riedgeraadenraaden

II. De vólgende Verandering is, als men te, by den Tegenwoordigen Tyd voegt, als

Ik Bukik buktegebuktbukken
Ik Doopik dooptegedooptdoopen
Ik Drukik druktegedruktdrukken
Ik Eyschik eyschtegeëyschteyschen
Ik Fópik fóptegefóptfóppen
Ik Gisik gistegegistgissen
Ik Hinkik hinktegehinkthinken
Ik Hoopik hooptegehoopthoopen
Het Jeukthet jeuktegejeuktjeuken
Ik Jókik jóktegejóktjókken
Ik Kefik keftegekeftkeffen
Ik Kapik kaptegekaptkappen
Ik Leschik leschtegeleschtlesschen
Ik Merkik merktegemerktmerken
Ik Naakik naaktegenaaktnaaken
Ik Oogstik oogsttegeoogstoogsten
Ik Pasik pastegepastpassen
[pagina 162]
[p. 162]
Ik Predikik prediktegeprediktprediken
Ik Queekik queektegequeektqueeken
Ik Quetsik quetstegequetstquetsen
Ik Raakik raaktegeraaktraaken
Ik Schimpik schimptegeschimptschimpen
Ik Trótsik trótstegetrótsttrótsen
Ik Vischik vischtegevischtvisschen
Ik Vloekik vloektegevloektvloeken
Ik Wenschik wenschtegewenschtwenschen
Ik Ykik yktegeyktyken
Ik Zeepik zeeptegezeeptzeepen
Ik Zwikik zwiktegezwiktzwikken
Ik Zwetsik zwetstegezwetstzwetsen

Hierbij konnen gevoegd worden

Ik Lachik lachte en loeggelacht en gelachgenlachgen
Ik Trefik trefte en trofgetreft en getroffentreffen

III. De Derde Verandering is van Werkwoorden, die in den Tegenwoordigen Tyd eyndigen in d of t, en welker Onvolmaakte Verleeden Tyd gemaakt word door het verdubbelen dier letteren, dus dde, óf tte, óf door ede, achter den Tegenwoordigen Tyd te voegen, als

Ik Antwoordik antwoordde óf antwoordedegeantwoordantwoorden
Ik Achtik achtte óf achtedegeachtachten
[pagina 163]
[p. 163]
Ik Bloedik bloedde óf bloededegebloedbloeden
Ik Boetik boette óf boetedegeboetboeten
Ik Doodik doodde óf doodedegedooddooden
Ik Fluytik fluytte óf fluytedegefluytfluyten
Ik Groetik groette óf groetedegegroetgroeten
Ik Hoedik hoedde óf hoededegehoedhoeden
Ik Haatik haatte óf haatedegehaathaaten
Ik Jagtik jagtte óf jagtedegejagtjagten
Ik Kleedik kleedde óf kleededegekleedkleeden
Ik Knótik knótte óf knóttedegeknótknótten
Ik Laadik laadde óf laadedegelaadenlaaden
Ik Lustik lustte óf lustedegelustlusten
Ik Mydik mydde óf mydedegemydmyden
Ik Muytik muytte óf muytedegemuytmuyten
Ik Noodik noodde óf noodigdegenoodnooden
Ik Netik nette óf nettedegenétnetten
[pagina 164]
[p. 164]
Ik Pachtik pachtte óf pachtedegepachtpachten
Ik Quistik quistte óf quistedegequistquisten
Ik Redik redde óf reddedegerédredden
Ik Rustik rustte óf rustedegerustrusten
Ik Smeedik smeedde óf smeededegesmeedsmeeden
Ik Schatik schatte óf schattedegeschatschatten
Ik Troostik troostte óf troostedegetroosttroosten
Ik Uytik uytte óf uytedegeuytuyten
Ik Voedik voedde óf voededegevoedvoeden
Ik Vastik vastte óf vastedegevastvasten
Ik Wiedik wiedde óf wiededegewiedwieden
Ik Wachtik wachtte óf wachtedegewachtwachten
Ik Ziftik ziftte óf ziftedegeziftziften
Ik Zuchtik zuchtte óf zuchtedegezuchtzuchten
Ik Zweetik zweette óf zweetedegezweetzweeten
[pagina 165]
[p. 165]

IV. De Vierde Verandering is van Werkwoorden welker y van den Tegenwoordigen Tyd veranderd wordt in ee, om den Onvolmaakten Verleeden Tyd te vórmen; en als men dan Ge daarvoor, en en daar achter stelt, zo wordt het Deelwoord van den Verleeden Tyd daaruyt gemaakt, als

Ik Bytik beetgebeetenbyten
Ik Blyfik bleefgebleevenblyven
Ik Dryfik dreefgedreevendryven
Ik Glydik gleedgegleedenglyden
Ik Grypik greepgegreepengrypen
Ik Krygik kreeggekreegenkrygen
Ik Krytik kreetgekreetenkryten
Ik Kykik keekgekeekenkyken
Ik Kyfik keefgekeevenkyven
Ik Lydik leedgeleedenlyden
Ik Nygik neeggeneegennygen
Ik Nypik neepgeneepennypen
Ik Prysik preesgepreezenpryzen
Ik Quytik queetgequeetenquyten
Ik Rydik reedgereedenryden
Ik Rygik reeggereegenrygen
Ik Rysik reesgereezenryzen
Ik Rytik reetgereetenryten
Ik Schryfik schreefgeschreevenschryven
Ik Schynik scheengescheenenschynen
Ik Slytik sleetgesleetenslyten
Ik Smytik smeetgesmeetensmyten
Ik Strydik streedgestreedenstryden
Ik Stygik steeggesteegenstygen
Ik Vryfik vreefgevreevenvryven
[pagina 166]
[p. 166]
Ik Wykik weekgeweekenwyken
Ik Wysik weesgeweezenwyzen
Ik Wytik weetgeweetenwyten
Ik Zwymik zweemdóch de Volmaakte Verleeden Tyd is bezwymdzwymen.

Van deeze zyn uytgezonderd

Ik Hygik hygdegehygdhygen
Ik Hysik hystegehysthyssen
Ik Kryschik kryschtegekryschtkryschen
Ik Kryg (oorlóg)ik krygdegekrygdkrygen
Ik Lynik Lyndegelyndlynen
Ik Lymik lymdegelymdlymen
Ik Mydik myddegemydmyden
Ik Mynik myndegemyndmynen
Ik Pypik pyptegepyptpypen
Ik Rymik rymdegerymdrymen
Ik Twynik twyndegetwyndtwynen
Ik Vylik vyldegevyldvylen

V. De Vyfde Verandering is als uy van den Tegenwoordigen Tyd in oo veranderd wordt in den Onvolmaakten Verleeden Tyd, als

Ik Buygik booggeboogenbuygen
Ik Druypik droopgedroopendruypen
Ik Duykik dookgedookenduyken
Ik Kruypik kroopgekroopenkruypen
Ik Luykik lookgelookenluyken
Ik Ruykik rookgerookenruyken
Ik Schuyfik schoofgeschoovenschuyven
[pagina 167]
[p. 167]
Ik Snuytik snootgesnootensnuyten
Ik Sluytik slootgeslootensluyten
Ik Stuyfik stoofgestoovenstuyven
Ik Zuygik zooggezoogenzuygen
Ik Zuypik zoopgezoopenzuypen

Van deeze zyn uytgezonderd

Ik Buylik buyldegebuyldbuylen
Ik Huysik huysdegehuysdhuysen
Ik Huylik huyldegehuyldhuylen
Ik Kuypik kuyptegekuyptkuypen
Ik Pruylik pruyldegepruyldpruylen
het Puylthet puyldegepuyldpuylen
Ik Ruylik ruyldegeruyldruylen
Ik Ruymik ruymdegeruymdruymen
het Ruyschthet ruyschtegeruyschtruyschen
Ik Spuytik spuyttegespuytspuyten
Ik Stuytik stuyttegestuytstuyten
het Suysthet suysdegesuysdsuyzen
Ik Wuyfik wuyfdegewuyfdwuyven

Merk dat Kluyven en Schuylen hebben kluyfde óf kloof, en gekluyfd óf geklooven: en schuylde óf school, en geschuyld óf geschoolen.

 

VI. De Zelfde Verandering is als de Werkwoorden, om den Onvolmaakten Verleeden Tyd uyt te drukken, in in on veranderen, als

Ik Bindik bondgebondenbinden
Ik Blinkik blonkgeblonkenblinken
[pagina 168]
[p. 168]
Ik Dingik donggedongendingen
Ik Drinkik dronkgedronkendrinken
Ik Dwingik dwonggedwongendwingen
Ik Klinkik klonkgeklonkenklinken
Ik Spinik spongesponnenspinnen
Ik Springik spronggesprongenspringen
Ik Stinkik stonkgestonkenstinken
Ik Vindik vondgevondenvinden
Ik Winik wongewonnenwinnen
Ik Windik wondgewondenwinden
Ik Wringik wronggewrongenwringen
Ik Zingik zonggezongenzingen
Ik Zinkik zonkgezonkenzinken

By deeze mag men voegen

Ik Glimik glomgeglommenglimmen
Ik Klimik klomgeklommenklimmen
Ik Krimpik krompgekrompenkrimpen

VII. De Zevende Verandering is als men ie in oo verwisselt, als

Ik Bedriegik bedroogbedroogenbedriegen
Ik Gebiedik geboodgeboodengebieden
Ik Genietik genootgenootengenieten
Ik Gietik gootgegootengieten
Ik Kiesik koosgekoozenkiezen
Ik Liegik looggeloogenliegen
Ik Schietik schootgeschootenschieten
Ik Vliedik vloodgevloodenvlieden
Ik Vliegik vlooggevloogenvliegen
[pagina 169]
[p. 169]
het Vriesthet vroorgevroorenvriezen
Ik Verliesik verloorverloorenverliezen
Ik Biedik boodgeboodenbieden
Ik Ziedik zoodgezoodenzieden

Van deeze zyn uytgezonderd

Ik Niesik niesdegeniesdniezen
Ik Wiegik wiegdegewiegdwiegen

VIII. De Achtste Verandering is, als ee veranded wordt in a; zynde het Lydend Deelwoord onregelmaatig, als

Ik Breekik brakgebrokenbreeken
Ik Beveelik bevalbevolenbeveelen
Ik Eetik atgegeeteneeten
Ik Geefik gafgegeevengeeven
Ik Geneesik genasgeneezengeneezen
Ik Leesik lasgeleezenleezen
Ik Meetik matgemeetenmeeten
Ik Neemik namgenomenneemen
Ik Spreekik sprakgesprookenspreeken
Ik Steekik stakgestokensteeken
Ik Steelik stalgestolensteelen
Ik Treedik tradgetreedentreeden
Ik Vergeetik vergatvergeetenvergeeten
Ik Vreetik vratgevreetenvreeten

Van deeze zyn uytgezonderd

Ik Beefik beefdegebeefdbeeven
Ik Deelik deeldegedeelddeelen
[pagina 170]
[p. 170]
Ik Eerik eerdegeëerdeeren
Ik Kleedik kleeddegekleedkleeden
Ik Leefik leefdegeleefdleeven
Ik Leerik leerdegeleerdleeren
Ik Queelik queeldegequeeldqueelen
Ik Sneefik sneefdegesneefdsneeven
Ik Smeerik smeerdegesmeerdsmeeren
Ik Streefik streefdegestreefdstreeven
Ik Teerik teerdegeteerdteeren
Ik Veegik veegdegeveegdveegen
Ik Vreesik vreesdegevreesdvreezen
Ik Weefik weefdegeweevenweeven
Ik Zweetik zweettegezweetzweeten

Uyt deeze acht Veranderingen en haare verscheydene uytzonderingen blykt het, dat het zeer ongerymd is, het Nederduytsch aan Vier Conjugatien, volgens het Latyn, te bepaalen: want als iemand maar één Werkwoord wel kan Conjugeeren, dan kan hy ze alle naar de Tyden verschikken, byaldien hy hunnen Onvolmaakten Verleeden Tyd, nevens het Deelwoord der Verleedene Tyd, maar weet. Hierom is het dat ik zulk een menigte daarvan in de voorgaande lysten verzameld hebbe, om aan onkundigen een duydelyke leerwyze voor te stellen. Ondertusschen staat aan te merken, dat hoewel de lettergreep Ge doorgaans het téken is van het Deelwoord des Verleeden Tyds, de Werkwoorden nógtans die met Be, Ge, óf Ver, beginnen, daarvan uytgezonderd zyn, als Beminnen, Bemind: Begeeren, Begeerd: Bezoeken, Bezócht: Gebruyken, Gebruykt: Gelooven, Geloofd: Geschieden, Geschied: Verachten, Veracht: Verslinden, Verslonden: Verteeren, Verteerd.

[pagina 171]
[p. 171]

In t'Zamengezette woorden wordt deeze sillabe Ge naa het Voorzetsel geplaatst, als Aenwyzen, Aangeweezen: Afbreeken, Afgebroken: Doordringen, Doorgedrongen: Ingaan, Ingegaan: Mededeelen, Medegedeeld: Neerslaan, Neergeslagen: Naaspeuren, Naagespeurd: Omkeeren, Omgekeerd: Ophouden, Opgehouden: Overzetten, Overgezét: Toeschryven, Toegeschreeven: Uytwerpen, Uytgeworpen: Voorstellen, Voorgesteld: Voortbrengen, Voortgebragt: Wederkomen, Wedergekoomen: t'Zamenstellen, t'Zamengesteld.

Des niettegenstaande zyn 'er veele t'Zamengezette woorden die deeze lettergreep Ge verwerpen, als Doorgronden, Doorgrond; Doorschieten, Doorschooten: (want doorgeschooten is met een beschót afgeschooten). Herstellen, Hersteld: Omringen, Omringd; Ondervinden, Ondervonden: Ontkennen, Ontkend: Onthoofden, Onthoofd: Volharden, Volhard: Volbrengen, Volbragt: Wederleggen, Wederlegd.

Daar zyn ook verscheydene t'Zamengezette woorden, welker Onbepaalende Wyze, en het Lydend Deelwoord, eveneens zyn, als Doorlopen, Doorstooten, Geneezen, Herroepen, Onthouden, Ontkomen, Ontloopen, Ontslaapen, Verlaaten. Want men zegt, De Heelmeesters konden haar niet geneezen; en Zyne wonde wierdt geneezen. Hy mag haar niet verlaaten; en Zy heeft hem verlaaten.

Noopende de t'Zamengezette woorden is dit insgelyks aanmerkelyk, dat de Voorzetsels dikwils daarvan gescheyden worden, dóch niet in de Onbepaalende en Aanvoegende Wyzen; maar in de Aantoonende Wyze is zulks zeer gemeen, als, Zy gingen

[pagina 172]
[p. 172]

tzamen: Wy quamen aan 't huys: Hy week van den Heere af: Ik wys veele zaaken, die andere voorbygegaan zyn, aan. Dóch indien men deeze bewoordingen tót de Wenschende óf Aanvoegende Wyze overbrengt, dan heeft die scheyding geen plaats, als Ik wenschte dat wy tzamengingen: 't Was laat eer wy daar aanquamen: Hy ontkende dat hy daarvan afweek: 't Is een zwaarder werk dan veele denken, dat ik alles dus omstandiglyke aanwyze.

Nu zyn 'er nóg veele Werkwoorden welker Ga naar voetnoot† Worteltyden onregelmaatig zyn, en niet onder de acht voorgaande lysten konnen gebragt worden, als

Ik Bakik baktegebakken en niet gebaktbakken
Ik Blaasik bliesgeblaazenblaazen
Ik Bederfik bedurfbedurvenbederven
Ik Bidik badgebédenbidden
Ik Braadik briedgebraadenbraaden
Ik Brengik bragtgebragtbrengen
Ik Denkik dachtgedachtdenken
Ik Doeik deedgedaandoen
Ik Draagik droeggedraagendraagen
Ik Gaaik ginggegaangaan
Ik Hangik hinggehangenhangen
Ik Hebik hadgehadhebben
Ik Helpik hielpgehulpenhelpen
Ik Houd (teneo)ik hieldgehoudenhouden
Ik Houw (caedo)ik hieuwgehouwenhouwen
Ik Jaagik joeggejaagdjaagen
Ik Kanik kongekonnenkonnen
Ik Komik quamgekomenkomen
[pagina 173]
[p. 173]
Ik Koopik kóftgekóftkoopen
Ik Laatik lietgelaatenlaaten
Ik Lachik loeggelachgenlachgen
Ik Leg (jaceo)ik laggelegenleggen
Ik Leg (pono)ik leydgelegdleggen
Ik Loopik liepgeloopenloopen
Ik Magik mogtgemoogenmoogen
Ik Melkik molkgemolkenmelken
Ik Moetik mostgemoetenmoeten
Ik Raadik riedgeraadenraaden
Ik Roepik riepgeroepenroepen
Ik Scheerik schoorgeschoorenscheeren
Ik Schepik schiepgeschaapenscheppen

Merk, als Scheppen betékent putten óf opscheppen, dan heeft het schepte en geschept.

Ik Scheldik scholdgescholdenschelden
Ik Slaaik sloeggeslagenslaan
Ik Slaapik sliepgeslaapenslaapen
Ik Smeltik smoltgesmoltensmelten
Ik Staaik stondgestaanstaan
Ik Sterfhy sturfgesturvensterven
Ik Stootik stietgestootenstooten
Ik Trekik trokgetrokkentrekken
Ik Vaarik voergevaarenvaaren
Ik Valik vielgevallenvallen
Ik Vangik vinggevangenvangen
Ik Vechtik vochtgevochtenvechten
Ik Verlaatik verlietverlaatenverlaaten
Ik Vlechtik vlochtgevlochtenvlechten
[pagina 174]
[p. 174]
Ik Vraagik vroeggevraagdvraagen
Ik Was (cresco)ik wiesgewassenwassen
Ik Wasch (lavo)ik wiesch óf waschtegewasschenwasschen
Ik Weetik wistgeweetenweeten
Ik Weegik wooggewoogenweegen
Ik Werfik wierf óf worfgeworvenwerven
Ik Werkik wrócht óf werktegewrócht óf gewerktwerken
Ik Werpik wierpgeworpenwerpen
Ik Wordik wierdgewordenworden
Ik Wreekik wreektegewrookenwreeken
Ik Zegik zeydgezegd óf gezeydzeggen
Ik Zendik zondgezondenzenden
Ik Zieik zaggezienzien
Ik Zitik zatgezeetenzitten
Ik Zoekik zóchgezóchtzoeken
Ik Zweerik zwoorgezwoorenzweeren
Ik Zwelik zwolgezwollenzwellen
Ik Zwelgik zwolggezwolgenzwelgen

Sommige deezer Onregelmaatige Werkwoorden zouden onder één hoofddeel konnen betrokken worden, als Bid, zit. Blaas, slaap. Braad, raad. Bederf, sterf, werf, werp. Draag, vaar, vraag. Hang, vang. Loop, sloot. Melk, scheld, smelt, vecht, zend, zwel, zwelg, en Scheer, weeg.

[pagina 175]
[p. 175]

Onpersoonlijke Werkwoorden

Worden alleenlyk in den derden persoon verschikt, en zyn bekend door de voorzetting van het Ledeken Het. Sommige zyn Bedryvende, als

Het RegentHet Behoort
Het RegendeHet Schynt
Het heeft GeregendHet Blykt
Het had GeregendHet Vriest
Het zal RegenenHet Waait
Laat het RegenenHet Dondert

Sommige zyn Lydende, als

Het Berouwt myHet Verdriet my
Het heeft my berouwdHet heeft my Verdrooten
Het Walgt myHet Jammert my
Het Walgde myHet heeft my gejammerd
Het Spyt myHet Lust my
Het Speet my 

Etlyke Persoonlyke Werkwoorden worden ook in Onpersoonlyke veranderd, als

Men Zegt,
Men Hoort,
Men kan 't niet zien,
Men zeyd dat men 't niet wist,
Mag men 't wel weeten?
Men behoeft 'er geen geloof aan te slaan,
Men staat zich moede,
Het wordt gezegd,
Het wordt geloofd.

voetnoot*
Verbum.
voetnoot†
Activa.
voetnoot‡
Passiva.
voetnoot§
Neutra.
voetnoot*
Indicativus Modus.
voetnoot*
Modus Imperativus.
voetnoot†
Subjunctivus vel Optativus.
voetnoot*
Modus Infinitivus.
voetnoot*
Indicativus.
voetnoot*
Indicativus.
voetnoot†
Tempora Radicalia.
voetnoot‡
Indicativus.
voetnoot*
Infinitivus.
voetnoot†
Subjunctivus.
voetnoot*
Pag mihi 29.
voetnoot*
Optativus.
voetnoot†
Tempora Radicalia.
voetnoot†
Tempora radicalia.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken