Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 281]
[p. 281]

2094. Een snoeshaan.

Een vreemde, rare snoeshaan is een vreemde snuiter, een malle vent, een kwibus; nd. snûshân, wijsneus; fri. snoeshoanne. Het woord komt in de 17de eeuw herhaalde malen voor en beteekent wellicht eig. iemand die overal met zijn neus bij is, een snuffelaar, een oude snoeper, een rare snuiter, een kwibus. Het eerste deel van dit woord moet dan worden opgevat in den zin van neus, snuit (vgl. dial. duitsch schnüss); vgl. den ook voorkomenden vorm snoetshaan en onze uitdr. ‘een snoes van een kind’ met ‘een lief bekje’, ‘een lief snoetje’ (fri. snutsje; dial. hd. schnute, schnutchen); snoezig naast snuitig, enz.Ga naar voetnoot1) en nuf, eig. neus, fijne neus, iemand met een fijnen neus (ndd. nüff, neus, snuit; oostfri. nüf (snüf) ndd. nif, pedante persoon (Franck-v. Wijk, 464).

voetnoot1)
Grimm IX, 1212; Franck-v. Wijk, 634; Noord en Zuid XXV, 269 en vooral De Jager, Frequ. II, 594-595 In de 17de eeuw komt het voor in den zin van iemand die snoest, snuffelt, snoept; dus een snoeper, iemand die naar mingenot haakt, een snuffer (Hoeufft, 559); zie Hooft, Warenar, vs. 958; De Gemeenzame Geest (anno 1679), bl. 5; vgl. Frequ. II, 594 en het de snuushane, einer der überal umherstöbert. Later wordt ook de vorm snoefshaan aangetroffen, die door de gedachte aan snoeven, snuiven, rondsnuffelen, is te verklaren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken