Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8,97 MB)

ebook (6,37 MB)






Genre
sec - taalkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett

Vorige Volgende

2095. De snuf van iets (in den neus) hebben (of krijgen),

d.w.z. de lucht van iets krijgen, iets in de gaten hebben, mnl. iet smaken; iets in de neuze krijgen (De Bo), in de(n) snuf hebben (Joos, 85; Antw. Idiot. 1143), neuze, snuite hebben van iets (De Bo), in de gaten (neusgaten) krijgen, in het snotje hebben (Boekenoogen, 964; Nkr. I, 15 Sept. p. 2; V, 16 April p. 2; IX, 17 April p. 2; Schakels, 120: Hoor je 't kind? Die het 'm ook al in 't snotje); in den snuifer hebben (in Menschenw. 513); een snuf in den neus hebben (in Jord. II, 109); in 't snuitjen hebben (Antw. Idiot. 1144); eig. ‘de inademing van den reuk der dingen, of het genot van dien reuk’. Vgl. Hooft, Brieven, 271: Als hun (de paarden) de snof der stallen in den neus slaat; Warenar, vs. 102: Krijchtse de snof vande Pot mit ghelt inde neus, ick bin armer man as de ghevanghen slaven; Ned. Hist. 339; Mouf. 393; Pers, 419 a; 534 a; 606 a; Paffenr. 87: Den ouwe heeft de snuf al in den neus, en past op je handel naer ik merk; Sewel, 734: Hy heeft 'er de snuf van, he has the scent of it; het oostfri.: hê hed 't al in de snüf; hê hed d'r snüf fan kregen (Ten Doornk. Koolm. III, 249 a); in het nd. ook versnuff krigen; zie Grimm IX, 1385 en vgl. no. 1624.


Vorige Volgende