| |
| |
| |
Een middag bij de buren
De grijze geribde bretels hangen slapjes over Onnos bejaardenbuikje, De klemmetjes van de grijze geribde bretels grijpen slechts gedeeltelijk in de broeksband. Hij heeft nooit met die krengen van grijze geribde bretels overweg gekund. Vroeger bleef zijn wijde broek met brede omslagen zo wel op zijn heupen hangen. Hij is nooit uitgesproken mager geweest. Maar toen hij een bejaardenbuikje kreeg moest hij er ook aan geloven. De broek bleef niet langer op zijn heupen hangen. Daarmee heeft Onno een vast nummer voor verjaardagen gekregen. Tegen het einde van de gezellige avond schieten plotseling de klemmetjes los, men springt op hem af, om hem te helpen, hij kan niet met die dingen overweg, men verstrikt hem hopeloos in zijn bretels. Men zegt dat men Onno sinds zijn bretels zo veranderd vindt. Hij heeft nog altijd een hekel aan die dingen, maar hij is er in elk geval aan gewend geraakt, in tegenstelling tot zijn uitspraken dat hij nooit van zijn leven aan die krengen van bretels gewend zou raken. De laatste tijd wil hij zelfs wel eens met zijn bretels spelen, bijvoorbeeld door zijn duim langs de binnenkant te laten glijden of met zijn nagels over de ribbels te krassen. Als hij aan het puzzelen is. Onno is gek op puzzelen. Puzzelen is ontspanning. Als Anna niet thuis is, boodschappen doen, legt hij zijn voeten op het ronde rooktafeltje. Het ronde rooktafeltje wordt ontsierd door een nopjeskleed. Anna is bijzonder gehecht aan het nopjeskleed. Maar de pul met goudsbloemen staat altijd en eeuwig scheef. De voet van de pul is net iets te klein om vier noppen te beslaan. De pul rust op drie noppen. En staat scheef. Puzzelen is gezonde ontspanning, je verruimt je blik. Spreekwoordslingers doet Onno het liefst, maar die zijn vrij zeldzaam, helaas, een kruiswoordpuzzel is een kruiswoordpuzzel, een cryptogram is een cryptogram, maar wanneer je een spreekwoordslinger hebt opgelost, heb je ook een waarheid gevonden. Oost west, thuis best. In het land der blinden is
éénoog koning. Eigen haard is goud waard.
Ze zijn nog niet op het aardgas aangesloten.
Onno zit in zijn rookstoel naast de haard te puzzelen, rookt een aromatisch sigaartje, en geen gewoon sigaartje, een superieure Regalia Rotschilds, het merk van zijn vader. Zoals gewoonlijk
| |
| |
deponeert hij de askegel herhaaldelijk naast de asbak. Anna is er als de kippen bij. Zonder te mopperkonten schuift ze de as op met de huls van een lucifersdoosje, waarbij ze het doosje in de huls laat zitten, dan kun je de as er ook weer gemakkelijk uitschieten, zegt Anna, al valt het doosje vol lucifershoutjes er zo wel eens uit, alle lucifers over de grond.
Gieteling, zegt Anna, als Onno meer aan zichzelf dan aan zijn vrouw een woord van negen letters vraagt, een merel, begint met ‘giet’ en eindigt op ‘long’.
Anna weet ongeveer alles af van de dierenwereld, voor zover die in kruiswoordraadsels voorkomt, en eens in de drie dagen reinigt ze grondig de goudvissenkom. Onno is allergisch voor kanaries en parkieten.
Wat is dat voor flauwekul, gieteling, het kan alleen maar gietelong zijn -
Anna weet het zeker. Een gietelong bestaat niet. Een gieteling bestaat. En een gieteling is een merel.
Natuurlijk twijfelt Onno geen moment aan haar kennis omtrent de fauna. Maar dan zitten we nog met die long. Long moet ling zijn. Even prakkedenken. Vierenveertig vertikaal, zich wijden aan, mijn hemel, sufferd die ik ben, dienen, natuurlijk, dienen, hoe ik aan die o gekomen ben -
De o heeft Onno gewoon over het hoofd gezien. Zie je wel. Zo kan een mens soms urenlang op een stommiteit zitten staren zonder het in de gaten te hebben.
De geluiden van de straat dringen nog door het gesloten venster, waarvoor lange onderbroekvitrages hangen, naar binnen. Tot aan hun straat is de buurt gesloopt. Achter de huizen aan de overkant ligt een verwoeste stad. De gemeente heeft beloofd, dat zij niet afgebroken zullen worden. De gemeente heeft beloofd, dat de geluidshinder beperkt zou worden. Wat de gemeente niet kan verhinderen is het opjuttende getoeter van de autoos, die elkaar konstant vastzetten, bijvoorbeeld wanneer twee autoos recht tegenover elkaar aan weerskanten van de rijweg geparkeerd staan en de melkwagen moet passeren, die op zijn beurt weigert achteruit te rijden, zodat van de andere kant het joodje met zijn driewielige petroleumkar er door zou kunnen, en de bestuurder van de melkwagen stapt uit, overtuigt de automobilisten achter hem, dat ze moeten aansluiten om het breed grijnzende joodje te dwingen -
Soms krijgt Onno het op zijn zenuwen.
| |
| |
Krijsende kinderen trekken elkaar de haren uit het hoofd. Een ruit sneuvelt. Tussen de middag. De lunchpauzes van banken en belastingen, vlak in de buurt, maar ook van de kleinere bedrijven, zoals Diepenvaart, schuimplastic. En na dat alles de sinaasappelkoopvrouw:
Moo-jèèè-sinaasappel-èèè!
Anna rent naar de keuken, zoekt de portemonnee in haar boodschappentas, vindt de portemonnee in de broodtrommel, rent terug naar de kamer, houdt in wanneer ze de kamer betreedt, loopt a.h.w. op gespitste tenen (dit is schromelijk overdreven) naar het raam, schuift het raam open, gaat op haar knieën liggen, buigt haar bovenlichaam naar buiten, ze wenkt de koopvrouw, die nog altijd een oranje sjaaltje om haar hoofd draagt, gooit een gulden naar beneden, in een hoekje krantenpapier.
De sinaasappelkoopvrouw maakt vragende gevaren.
Zittu?
Sinaasappelen voor de kinderen.
Zo, nu moet ik alleen nog maar vijfentwintig vertikaal, mompelt Onno tevreden, ofschoon hij, toen Anna zo schreeuwde, zijn linkerwenkbrauw fronste. Hij heeft de gulheid van zijn vrouw altijd nogal overdreven gevonden, het is een gewoonte geworden, de kinderen raken er aan gewend, ze bedanken nauwelijks meer, misschien lusten ze niet eens sinaasappelen, vijfentwintig vertikaal, onschuldig, naïef, begint met ‘ingen’, de twee laatste letters mag je zelf invullen.
Dat is een gemenigheidje, lacht Anna terwijl ze het raam dichtschuift, denken ze, daar komen ze toch nooit uit, denken ze, uit zo'n laatste woord, ingen, wacht eens. Het zou best iets Frans kunnen zijn.
Het is iets Frans.
Het Franse woordenboek!
Onno houdt zijn hand al op. Anna apporteert het Franse woordenboek. Het Franse woordenboek wordt opengeslagen.
Prop.
Lire.
Génie.
Hérodote.
Infamie.
Geduld nou maar.
Insoucieux.
Initiative.
| |
| |
Ja.
Ingestion.
Ingérence, ingénument, ingénuité, ingénu. Daar hebben we het. Ingénu. Ongekunsteld, naïef, argeloos, onschuldig.
Maar dat is één letter te weinig.
Vrouwelijk.
Wat?
Een e er achter.
Ja verdraaid. Klopt precies. Met een e er achter.
Vrouwelijk.
Als Anna het franse woordenboek weer op zijn plaats heeft gezet stoft ze vlug de boekenplank af, met de stofdoek die ze altijd (en eeuwig) in de zakken van haar onderjurken opbergt die meestal vlaggen, onder haar rokken uit, bij voorkeur donkergrijze plissérokken, niet dat ze nooit iets anders wil kopen, maar er is zo weinig keus in haar maat, ze kan niet alles dragen, en donkergrijze plissé staat altijd gedistingeerd, met een witte bloes, met kanten voorpand. Haar borsten hangen laag, alsof ze met een stapeltje kranten het kortgemouwde truitje (een uitzondering) heeft willen opvullen.
Breng je straks de nieuwe Denksport mee? vraagt Onno.
Zeg schat, ik heb bij de kruidenier een leuk puzzelboekje gezien, hondderdduizend veel voorkomende puzzelwoorden, slechts drie vijftig. -
Zodra Onno zijn superieure sigaartje heeft opgerookt neemt Anna de asbak met kwast en brengt hem naar de keuken. De hele santekraam deponeert ze in de pedaalemmer.
Onno kan lawaai slecht verdragen. Hij is een mens van de stilte. Vakantie op de Veluwe. Daarom wil hij ook niet naar Bakkum. Al zeggen Abe en Bebe honderd keer dat de natuur daar zo geweldig is. Zelfs het zachte gezellige tikken van het friese klokje is hem af en toe te veel. Zonder overigens daarin een reden te zien om de klok stil te zetten. Een mens moet weten hoe laat het is. Nee. Wanneer het hem te veel wordt liggen er in de badkamer propjes watten die hij in zijn oren kan stoppen. Anna draait er gewoonlijk een stuk of tien tegelijk, zodat hij zelden zonder zit. Het nadeel van propjes watten is, dat hij niet alles horen kan. Maar Onno hoort genoeg. Het is het idee, dat hij nog zelf in staat is om het lawaai te regelen, dat hem met propjes watten in de oren doet rondlopen. Op vilten pantoffels.
| |
| |
De plotselinge stilte is ook hem onaangenaam opgevallen. Een paar dagen al. Als Anna geen opmerking over de stilte had gemaakt zou het hem misschien niet zijn opgevallen, zou hij misschien gedacht hebben, zelfs met een zekere mate van voldoening, dat het hem eindelijk gelukt was, het lawaai zo te dempen dat het op stilte leek. Maar Anna heeft wel een opmerking over de stilte gemaakt. Anna heeft een niet mis te verstane opmerking over de plotselinge stilte gemaakt. En de plotselinge stilte is Onno onaangenaam opgevallen. Een paar dagen al. Oma Jakobs is van nature een herrieschopster. Zit haar in het bloed. Smijt met de deuren, niet opzettelijk. Laat dingen vallen, zoals bijvoorbeeld borden. Praat met een stemgeluid dat veel weg heeft van de bassen op de televisie bij de buren naast. De huizen zijn buitengewoon gehorig. Dat ze vrijwel nooit visite krijgt snoert haar de mond niet. Praat tegen zichzelf. Hardop. De ouderdom. Geloof dat ze een tikkeltje doof is. De radio keihard. Oma Jakobs is van nature een voortdurende bron van ergernis. En gespreksstof. Maar ze zijn aan haar en de bijpassende geluiden gewend geraakt. Dat is de reden waarom de plotselinge stilte onaangenaam is opgevallen. Dat is de reden waarom de plotselinge stilte niet aangenaam is opgevallen.
Nou dat je het zegt, zegt Anna.
Onno heeft geen woord gezegd.
Nou dat je het zegt, ik heb haar ook al in geen weken gezien - De stilte is nog niet tot een probleem geworden, als Onno midden in de kamer op zijn knieën gaat liggen. Behoedzaam brengt hij zijn hoofd omlaag. De grijze geribde bretels ondergaan een verandering. Over zijn buik hangen ze nog even slap, vermoedelijk zelfs slapper. Dat is een verandering. En over zijn rug staan ze gespannen als pezen. Als een kleinkind aan het elastiek zou trekken, en niet alleen trekken, als een kleinkind het elastiek dan los zou laten zouden de bretels met een venijnige pets pijnlijk tegen zijn rug kletsen. Onno drukt zijn linkeroor tegen het karpet. Er zijn geen kleinkinderen, ook niet op komst. Hij luistert aandachtig. Neemt het plukje watten uit zijn linkeroor. Luistert weer aandachtig. De inspanning vergt veel van zijn krachten en uithoudingsvermogen. De aniline stijgt (zakt) hem naar het hoofd. Bij Diepenvaart gebruikten ze alleen anilinepotloden.
Hoor je iets?
Anna is uit de keuken gekomen. Onno heeft niet gewild dat ze
| |
| |
hem zo zou zien. Krakend komt hij overeind. Hij heeft vaak last van zijn rug.
Ja, zegt Anna, een uitdrukking van op zijn minst bezorgdheid op haar gezicht dat sinds een paar maanden eindelijk is afbetaald, nou dat jij het zegt. Ik heb ook de hele dag beneden nog niets gehoord. Als ze naar haar dochter was geweest, zou ze de sleutel wel afgegeven hebben. Zeg Onno, je gelooft toch hopelijk niet -
Geruststellend schudt Onno van nee. Hopelijk gelooft hij niet. Een piek dun wittig haar glipt uit de scheiding, naar voren. Hij heeft alleen aandachtig geluisterd (als Anna even niet kijkt stopt hij snel het plukje watten met het goudgele korstje terug in zijn linkeroor), is er iets te horen, zoals bijvoorbeeld een geluid, kun je een speld horen vallen. Dan sloft hij in de richting van het hoge smalle raam dat vlak boven de grond begint en geen vensterbank heeft, zodat Anna en Onno nog altijd geen bevredigende oplossing voor het plantjesvraagstuk gevonden hebben. Boven op de kasten krijgen de cyclamen eigenlijk te weinig licht.
De sinaasappelkoopvrouw heeft plaats gemaakt voor het viswijf met haar bakfiets, die altijd een af gedankte stofjas of iets dergelijks draagt.
Heb je trek in een zoute haring?
O Onno, geloof je heus niet, ik bedoel maar zo, Oma Jakobs is al in de tachtig -
Kindje, er is van alles mogelijk. Misschien is het gewoon toeval dat ze geen herrie maakt. Misschien is ze eindelijk door schade en schande wijs geworden. Of zijn haar borden op.
Dit is een grapje.
Ja maar, sputtert Anna bezorgd, anders laat ze tenminste altijd wel iets vallen. En de radio.
Dat bewijst niets.
Onno heeft zijn lolbroek aan.
Een moordenaar zet gewoonlijk de radio keihard opdat men het lijk niet al te snel zal ontdekken.
Onno!
Toe nou, vrouw, jij weet beter dan ik dat Oma Jakobs een ouwe taaie is, een hele ouwe taaie mag ik wel zeggen, en moet je nou een zoute haring of niet? Direkt is ze voorbij en dan mag ik weer achter haar aan hollen met mijn stijve botten -
Maar de ongewone stilte blijft hen hinderen. Het lijkt of ook de wereld buiten meewerkt. De lunchpauzes van de banken en be- | |
| |
lastingen, maar ook van kleinere bedrijven zoals Diepenvaart, schuimplastic, zijn voorbij. Het oliejoodje heeft gewonnen. Lang geleden. Wanneer de visvrouw met haar ongefileerde keelstem uit het gehoor is volgen er geen andere venters. De melkboer is geweest. De bakker is geweest. De vuilnisman is niet geweest. De schillenboer is wel geweest. De postbode is geweest. De Getuige van Jehova is niet geweest. Het is geen zondag. De Chinees met pindablokken en schoenvetels en de Hofleverancier met zakkammetjes, borstels en pleisters zijn deels wel deels niet geweest. De Hofleverancier komt maar één keer per jaar. Het is nog geen jaar geleden dat de Hofleverancier is geweest. Het ziekenfonds is een week geleden geweest. De verzekering zal over een week geweest zijn. Ze hebben een rustige middag voor de boeg. Het weekblad komt vrijdags. Zelfs geen burenruzies in de buurt, van raam tot raam, moorden met woorden, kom naar beneden als je durft, wanneer mijn aardappelen niet opstonden zou ik je je ogen komen uitkrabben. Geen meisje dat gilt als een zeug nadat ze in een van de diepe portieken is aangerand. Dat staat in de krant. Geen straalvliegtuigen. Geen geluidshinder. Alleen de gongende slagen van de overigens vederlicht tikkende friese klok. Zoals het klokje thuis tikt tikt het nergens. Een stuk van Onno's vader, wiens strenge portret in een zwarte ovale lijst boven de schoorsteen hangt. Ook de vader van Onno is er geweest.
Onno?
Het is het idee, dat dat arme oude mens van vierentachtig wel eens beneden zou kunnen liggen kreperen, dat hen onrustig maakt. De buren hebben niet eens het telefoonnummer van haar dochter. Hoe vaak heeft Anna niet aangedrongen, Oma Jakobs, geef ons nou toch het telefoonnummer van uw dochter. Hoe vaak heeft Oma Jakobs niet geantwoord, als je maar niet denkt dat mij iets zal overkomen -
Onno?
Anna wordt nerveus.
Onno? Luister je, Onno?
Onno puzzelt weer.
Onno, zeg eens wat!
Aa, zegt Onno.
Wat? Waarom zeg je niets, Onno? Waarom ben je zo stil? Denk je na?
Ee, zegt Onno.
| |
| |
Wat?
Rivier in Nederland. Ik vergeet altijd welke het is.
Anna tilt haar rok op om haar stofdoek te zoeken. Haar onderrok (ze draagt alleen een onderrok omdat ze een truitje draagt, wanneer ze een bloes draagt draagt ze een hele onderjurk) zit gedraaid, de zak met de stofdoek op haar dij. De schoorsteen moet nodig afgestoft worden. De tientallen fotootjes in de lijstjes. De ouders van Anna, in het klein. Zie je wel, de schoorsteen moest hoognodig afgestoft worden.
Onno is in gedachten verzonken.
Zeg dan toch wat, Onno! Of luister je soms? Heb je iets gehoord? Hoor je iets? Zeg dan toch of je iets hoort, Onno -
Bedachtzaam schudt Onno van nee. Hij steekt een duim onder een bretel, laat hem langs de binnenkant glijden.
Nee, ik hoor niets -
Gelukkig, zucht Anna. Dat heeft geen betrekking op het feit dat Onno niets hoort. Dat heeft betrekking op het feit dat Onno iets zegt.
Ik dacht al dat je helemaal niets meer zou zeggen. Je hebt me gewoon laten schrikken, weet je dat, Onno, je hebt me gewoon laten schrikken. Het is ook zo stil ineens. Je kunt (onhandig steekt ze een wijsvinger omhoog, alsof ze wil voelen van welke kant de tocht komt) buiten de vogels horen fluiten. Een zeldzame dag, vindt je ook niet, lieve?
Onno slaakt een pufje van onverschilligheid. Niet van onverschilligheid. Van ergernis.
Vogels fluiten, hier in de stad zeker. Met al die verdomde gassen.
Maar Onno -
Het enige dat vogels hier nog kunnen doen is hoesten!
Klotje heeft anders een kanarie, stribbelt Anna een beetje verongelijkt tegen, en die zingt als een lijster -
Anna dekt ook de tafel. Een eenvoudige handeling. Anna dekt de tafel voor twee personen. Soms dekt ze de tafel voor drie personen. Wanneer Klotje is komen koffiedrinken en een boterhammetje mee blijft eten. Maar dat gebeurt slechts eens in de drie weken. En Klotje is vorige week pas geweest. Zodoende dekt Anna de tafel voor twee personen. Ze neemt het plastic tafelkleed uit de onderste la van het dressoir en spreidt het over de eettafel. Van het trouwservies resteren nog maar drie bordjes.
| |
| |
En twee dekschalen en een soepterrien die ze nooit gebruiken, behalve op verjaardagen. De tafel is gedekt.
Ze eten een boterhammetje. Ieder drie sneetjes, sinds jaar en dag, drie sneetjes bruin brood, waarvan in elk geval één met jongbelegen kaas, de beide andere naar keus, gewoonlijk cervelaat of gekookte worst, of, wanneer Anna en Onno aan de zoete zijn, aardbeienjam. Onno ligt met zijn ellebogen op de gedekte tafel. Hij schrokt, eet veel te snel voor zijn middelgrote maagzweer. Anna is nog altijd niet aan haar bovengebit gewend. Haar smakken vermengt zich met de stilte. Door de stilte valt het smakken op. Door het smakken valt de stilte op. De spanning blijft voelbaar. Er hangt iets in de lucht.
Vergeet je niet straks de nieuwe Denksport mee te brengen -
Een zwaar karpet van potentiele regenwolken wordt over de stad uitgerold, maakt de donkere huiskamer nog donkerder en somberder. Anna knipt het gele hoepelrokje van goed boven het dressoir aan. Eén van de zeven lampjes die de kamer zo warm en gezellig kunnen maken. Een schemerlampje met een rode pitrieten bol boven Onno's rookstoel. Een matglazen ijspegel op een hartje ven teakhout boven Anna's vaste zitje. Een kale peer achter de goudvissenkom waarin nog maar één stokoude goudvis rondzwemt. Een metalen trekarm naast het raam. Maar de trek is uit de arm. Aan de kale wand naast Here Jezus een koperen lamp met twee fleksibele armen en rood en geel verlepte tulpenkapjes. En dan nog de houten kaarsjeskroon boven de eettafel.
Het is onmogelijk stil -
Zelfs tijdens het kauwen luisteren ze, Onno ziet het aan Anna's oren die hoger staan dan normaal, hij ergert zich uit zelfverdediging, overweegt serieus een plotselinge spitaanval, afkeurend kijkt hij Anna het brood uit de mond, Anna weet, aan het smakken is hij gewend, al dat gedonder om een buurvrouw van vijfentachtig, denkt Onno, het wordt de hoogste tijd voor haar, vader was zesenzeventig toen hij in een rochel bleef en Oma Jakobs rookt nog als een ketter, het hele trapportaal stinkt er naar.
Boontje komt om zijn loontje -
Wie een kuil graaft voor een ander -
Nou ja, zou Anna goedig zeggen, als dat mens er nou behoefte aan heeft. Jij met je zogenaamde moderne opvattingen, zou Onno haar voor de voeten werpen.
| |
| |
Het is een positieve verrassing dat Anna moderne boeken leest. Wat Onno ook moeilijk verdragen kan. Hou je liever bij je puzzels. En verkoop niet nog eens zulke onwaarachtige smeerlapperijen wanneer we in gezelschap zijn. Ik schaam me een ongeluk. Je brengt onze kennissen in verlegenheid, heeft Onno gezegd.
Er komt zelden visite. Behalve Klotje. Gezelschap hebben Anna en Onno alleeen op hun verjaardagen. Wanneeer Anna geen gastvrouwe speelt voelt ze zich ook niet verplicht om haar gasten bezig te houden. Overigens heeft Onno ongelijk, vindt Anna. En Onno vindt dat Anna ongelijk heeft. Een zeer harmonisch huwelijk. Wat Onno echter niet kan ontkennen: dat ze het best leuk gevonden hebben. Het was weer eens iets anders. Er is er één jarig, hoera hoera, en lang zullen we leven in de gloria. Laten we het hopen. Maar voordat het zo ver is. Mannen hebben daar geen flauw benul van. Sta je eerst een hele middag in de keuken hartige hapjes klaar te maken. Toastjes met zalm uit blik. Groengekookte eieren met mayonaise. Kaas met gember. Leverworst met ananas en banaan, olijfjes en chokoladehagelslag. Recepten van Bets uit Jackson, Amerika, die nog ieder jaar een klapkaart gestuurd heeft.
Zeg Onno, hoe zou Bets het maken?
Hoe ze daar nu ineens op komt. Weet ik veel. Vraag dat maar aan Klotje -
En dan nog rolletjes cervelaat, om een augurkje gewikkeld, aan een plastic vorkje gespietst. En dan komt meneer van zijn wandelingetje terug. En dan vraagt meneer onnozel of ze daar zo'n drukte over moest maken. En dan vergeet meneer dat ook de bitterballen nog klaargemaakt moeten worden. Als je ze 's middags vast door het paneermeel rolt kun je ze 's avonds zo zonder meer in de pan gooien. Bitterballen mogen nooit ontbreken. Anders krijg je gegarandeerd zure gezichten. En dan begint meneer te mopperen dat alles 's middags al klaargemaakt moest worden. Dan wordt alles zacht. Je hebt die rommel toch altijd 's avonds klaargemaakt. En toen is Anna in haar wiek geschoten. Zacht en beheerst. Ze draait nooit op volle snelheid.
Omdat ik ook wel eens een keer een verjaardag niet de hele avond in de keuken wil hoeven moeten staan. Ik sta altijd en eeuwig de hele avond in de keuken.
Ergens heeft ze nog gelijk ook, heeft Onno gedacht. Daarom heeft Onno bokkig gezegd, dat het grote flauwekul was maar
| |
| |
dat ze maar moest doen wat ze niet laten kon. Vrouwen willen toch altijd het laatste woord. Wat niet wegneemt dat haar voordracht op zijn verjaardag nota bene ongehoord was. Toegegeven, het bracht de stemming er in. Oma Jakobs, die altijd nog wel goed is voor een lachertje, kon niet komen omdat ze longontsteking had. Anna bracht haar nog een stuk taart maar ze deed niet open, sliep zeker, en de hele avond liep Anna te sissen dat ze zachtjes moesten doen, vanwege Oma Jakobs. De fopartikelen van Klotje schiepen een paar vervelende situaties. Hans bleef aan zijn stoel plakken en bedierf zijn nieuwe broek. Alie zag de kunstwurm in haar glaasje niet op tijd en verslikte zich. En weer Hans die tot overmaat van ramp bijna echt over de plastic drol uitgleed. De bitterballen waren te gekruid en Alie zat voortdurend over haar nieuwe gaskachel te kletsen. Natuurlijk, na Anna's voordracht was de stemming er plotseling als bij toverslag, Bebe hield op met haar gewauwel over de mooie natuur, maar dat neemt niet weg dat er achteraf heel wat afgeroddeld zal zijn -
Een klokslag brengt de eerste eksplosie. Waaraan Anna intussen gedacht heeft is niet duidelijk. In elk geval springt ze van tafel op, waarbij haar stoel achterover kukelt.
Onno, dit houd ik niet uit!
Er is niets gebeurd.
We moeten de politie bellen, Onno, ik wil zekerheid hebben, ik voel dat er iets mis is, vrouwen kunnen dat voelen -
Vrouwelijke intuïtie.
Nu dat je het zegt, ik heb haar vanmorgen ook de gordijnen niet horen openschuiven. We moeten de politie bellen!
Onno is opgestaan en heeft de stoel overeind gezet.
We moeten ze vertellen, Onno -
Wat we weten. Natuurlijk, schat, je hebt volkomen gelijk.
Hij loopt met de vuile bordjes naar de petrolkleurige keuken, Anna dribbelt achter hem aan, de melkfles neemt ze mee, ze vergeet de jongbelegen kaas, die had ze best in één loop mee kunnen nemen, één hand is vrij, ze strekt haar arm naar voren, de vingers van haar hand gespreid, alsof ze Onno bij zijn bretels wil pakken.
Natuurlijk. Vertellen wat we weten. En wat weten we? Niets. Bel jij maar rustig vijf maal acht en vertel ze wat we weten. Geachte politie, wilt u onmiddellijk hierheen komen, we weten niets. Ik wed dat ze dat zeer op prijs zullen stellen.
| |
| |
Maar je kunt toch niet zo maar -
Het is jammer dat Onno zijn ironie niet volhoudt.
Ach mens, ga aan de afwas. Ik dank je feestelijk. Geen politie in mijn huis. Al die rompslomp voor zo'n opoe van zesentachtig. Kom nou.
Ja maar -
Kregelig duwt Onno zijn vrouw het Lola-borsteltje in de hand. Gehoorzaam begint ze af te wassen, automatisch, zonder te merken, dat ze nog geen Lux voor de vaat (met dermaline) in de plastic bak heeft gespoten. Onno haalt een theedoek uit de badkamer en wacht klaphandend op het eerste bordje. Hij laat haar het eerste bordje twee keer afwassen.
Maar Onno -
Ik zei, geen smerissen in mijn huis. Als je even je verstand had gebruikt. Er zit nog boter op de rand. Wat de gevolgen kunnen zijn. Politie. Hoepla. Nieuwsgierige overbuurtjes achter hun raampjes. Kun je niet wat opschieten. En maar konkelen en maar roddelen. Heb je dan nog nooit gemerkt. Mens, jij ziet ook nooit iets. Kleine potjes hebben grote oren. En die taart van de overkant, die met die twaalf katten, zit de godganselijke dag door een verrekijker te gluren. Dat is je niet opgevallen, hè? Zal ik er bij gaan zitten. Maar laat mij je dan verzekeren dat ze precies weet hoe laat wij naar de wc gaan -
Toch is hij zenuwachtig, denkt Anna terwijl ze nog maar net op het laatste nippertje kan verhinderen dat er weer een bordje van het trouwservies sneuvelt. Anders praat hij nooit zoveel achter elkaar.
Stel je voor, denkt Onno, Oma Jakobs had gewoon geen zin om op te staan, ze ligt lekker te pitten en wij slaan alarm, dan slaan we ook een prachtige flater.
Wat een gezegde, denkt Anna, alsof we altijd op een vast tijdstip naar de wc gaan.
Toch is het eigenaardig, denkt Onno, die plotselinge stilte.
Onno zit weer in zijn rookstoel naast de haard en analyseert een stel oude cryptogrammen. Ontevreden. Een onverklaarbare drang om te bevelen. Zo maar. Hij vraagt zich niet af hoe deze drang te verklaren zou kunnen zijn. Dat is zijn gewoonte. Een wurmpje in het hout steekt zijn kopje naar buiten en duikt meteen weer weg naar aantrekkelijker oorden. De drang is er. Anna staat in de keuken, de rommel op te ruimen. Hij zou zijn voeten
| |
| |
op het rooktafeltje kunnen leggen. Pesten is niet zijn gewoonte. Het analyseren van oude gedeeltelijk of geheel opgeloste cryptogrammen is niet zijn gewoonte. Maar de nieuwe Denksport moet nog gehaald worden. Hé, denkt Onno. Hij heeft een inhoud gevonden. Maar hij krijgt geen gelegenheid om hem uit te proberen.
De eerste regendruppels petsen diagonaal tegen de ruitjes, het karpet zal grondig uitgeklopt worden.
De dreun doet het huis op zijn grondvesten trillen. Later. Er is tijd verstreken, zoals er altijd tijd verstrijkt. Onno staat voor het raam. Ergert zich aan de regen waardoor hij op zijn Denksport moet wachten. Ergert zich aan het affiche op de muur naast de drogist. Miss Coca Cola, anno drieënvijftig, amerikaanse import, tandpastatanden, verleidelijke mond-tot-mond-glimlach die zich via de mondhoeken over het gehele gezicht uitstrekt. Fletse verbleekte kleuren. Anna zit op haar knieën voor het dressoir als de dreun weerklinkt. De la, die ze in haar handen heeft om hem eens grondig uit te mesten, laat ze vallen, godallemachtig, Onno, wat was dat, stapels oude fotoos waarvoor in de overvolle albums geen plaats meer was schuiven als rijen speelkaarten over het karpet, godallemachtig, Onno, wat was dat voor een klap, Onno's ruilboekje is opengevallen, postzegels dwarrelen in het rond, waar is Onno, Onno zit met een gezicht in zijn rookstoel, Onno zit met een van pijn vertrokken gezicht onderuit gezakt in zijn rookstoel, Onno, heb je die knal gehoord, het was geen knal, het was een dreun, met zijn handen probeert hij zijn rug te stutten, midden in de kamer draait Anna om haar as, een ongemanierde kreun gulpt uit zijn mond, het lijkt of Anna's armen versteend zijn, haar ogen staren angstig nergens heen, au verdomme, mijn rug, hij probeert op te staan, valt met een plof terug in zijn stoel, o Onno, dat was bij Oma Jakobs, ik weet het zeker, Lieve Heer, bij Oma Jakobs, er is een ongeluk gebeurd, Onno, God, dat arme oude mensje, we moeten wat doen, Onno, zevenentachtig, haar dochter bekommert zich nooit om haar. Onno -
Zou je niet eens als de donder Sloan gaan halen!
Onno, we moeten absoluut de politie bellen, misschien is er een ongeluk gebeurd, moet je die rommel nou toch eens zien -
Zou je niet eens -
Als Onno ziet dat Anna helemaal weg is, radeloos, redeloos, begint hij erbarmelijker te kreunen. Inderdaad met resultaat.
| |
| |
Anna heeft de fotoos en de postzegels op de grond al ontdekt. Van daar is het niet al te ver meer naar Onno.
God Onno, is er iets aan de hand?
Auw-wauw, kreunt Onno, spit, mijn rug!
Is er iets met je rug, Onno?
Mens, ga Sloan halen!
Dit is een bevel. Maar dit is niet het bevel dat hem bevrediging kan schenken en de drang kan wegnemen.
Waarvoor moet ik Sloan halen?
Voor mijn rug, godgloeiende -
Voor je rug, heve, wat is er dan met je rug?
Het regent dat het giet. De pannen worden nat. Zwepen kastijden het vensterglas. Het wordt tijd voor bombast. Tegen alle weersverwachtingen in. Alle andere geluiden van de straat worden natuurlijkerwijze buitengesloten.
Mens, ga Sloan halen -
Het klinkt al minder bevelend. Kommando zonder overtuiging. Anna, wie het huilen nader dan het lachen staat (in tegenstelling tot de almachtige auteur wie het lachen nader dan het huilen staat) weet het niet meer. Ze kan geen touw meer aan de situatie vastknopen.
Maar Oma Jakobs dan, Onno, er is een ongeluk gebeurd, er staat toch nog Sloan in de badkamer, moeten we nou niet - Onno probeert te redden wat er van zijn houding te redden valt. Ik wil geen Sloan uit de badkamer. Ik wil verse Sloan van de drogist.
Hij speelt woede. Als ze nou die klap (dreun) maar vergeet, Hoopt hij.
Zonder voldoening te voelen voelt hij voldoening. Dat ook die moderne boeken haar niet geleerd hebben hoe een mens krisissen kan overwinnen.
Anna staat in haar stofdoek te snikken. Ze snikt dat ze bang is. Ze snikt niet waarvoor ze bang is. Bang voor het einde. Het einde dat niets is als je weet dat je niet hebt geleefd zonder te durven toegeven dat je het weet.
Ik moet haar bedaren, denkt Onno. Hij staat in twijfel tussen doorspelen en opgeven. Hij kiest de weg van de minste weerstand. Hij geeft op. Hij heeft opgegeven.
Bang? Stel je niet zo aan, mens. Waarvoor in Godsnaam? We zitten hier toch zeker hoog en droog. Zo veilig als de Raiffeisenbank. De huur is betaald. Per giro. Er is niets gebeurd, hoor je,
| |
| |
er is helemaal niets gebeurd.
Hij staat een beetje moeizaam op.
Hier.
Klopt tegen de wand met het koffiekleurige behang. Er wordt direkt teruggebonsd.
Hier. Een degelijke vooroorlogse woning, oerstevig, hoor je. En hij wordt niet afgebroken. Bang!
Hij snuift en haalt zijn schouders op. Als hij langs het raam loopt ziet hij dat de kattenmelkster met haar verrekijker op haar post zit en hij neemt zich voor om, zodra de gelegenheid daartoe zich voordoet, het overgordijn dicht te trekken.
Maar Onno, die klap -
(Dreun)
Mens, je hebt te veel moeilijke boeken gelezen!
Hulpeloos staan ze tegenover elkaar. Een man en een vrouw. Denk aan de nieuwe Denksport. De goudvis kwijnt weg. De buurt wordt langzaam maar zeker afgebroken. Een troosteloze aanblik. Hier en daar kan men al niet meer onderscheiden of de lege plekken verdwenen zijstraten of gesloopte huizen zijn. Men heeft de bewoners gedwongen hun buurt te verlaten. De huizen zijn opengebroken. Symbolisch dekor. Onverschillige arbeiders hebben hun geheimen blootgelegd. Ergens, wat eens drie hoog is geweest, pendelt een spoelbak aan een roze muur. Wanneer het waait. Het roestwater is allang uitgedropen en heeft grillige bruine vlekken achtergelaten. Een rabbi met een lange baard en een hoge hoed. Elders tonen de wanden, nog beschut door een stukje dak, resten van voorwereldoorlogs bloemenbehang, leerachtig en onverwoestbaar, met bleke ovalen, waar eens de portretten van stamvader en stammoeder hebben gehangen. En Kunseh gewon Nimrod. En Arpachsad gewon Selah. En Selah gewon Heber.
Geheimen. Zoals ze zich ook geschaamd zouden hebben voor de verf. Een kleur tussen koude koffie en slappe chokolademelk.
Anna beweerde eens dat Oma Jakobs een joodse was. Ik dacht dat die altijd zo stilletjes waren, wierp Onno tegen. Al moest hij toegeven dat Oma Jakobs iets geheimzinnigs over zich had.
Zeg Onno, nu je het zegt -
Wat Anna nu weer, met een onheilspellende ondertoon in haar stem, wil vertellen, is dat Oma Jakobs in het bezit is (was) van een gammel keukentrapje. Van het keukentrapje zou ze al verscheidene malen afgevallen zijn. Klotje heeft ook al eens ge- | |
| |
dacht dat ze kon vliegen. Dat komt door die straalvliegtuigen. Anna probeert een verband te leggen tussen de knal (dreun) en het keukentrapje. Wat de meermaals genoemde straalvliegtuigen hiermee te maken hebben blijft min of meer in het duister. Het is Anna niet gegeven in haar verwarring de juiste bewoordingen te vinden. Het blijft bij een onsamenhangend gestamel.
Er wordt zachtjes op de deur van hun woning geklopt.
Geschrokken draaien ze zich om, staren naar de deur, alsof ze een wonder verwachten, wat heeft dat te betekenen, wie klopt daar, onbewust legt Onno een arm om een schouder van zijn vrouw, een beschermend gebaar.
De klink draait, langzaam. Een thriller. De deur wordt voorzichtig door een onzichtbare hand op een kiertje geopend. De onzichtbare hand blijft onzichtbaar. Ook wanneer de kier naar de zin van de onzichtbare groot genoeg is.
Ha mensen, lacht de buurman uit het benedenhuis olijk, u bent thuis, zie ik. Geschrokken, hè? Ik zie het. Was me dat even een knal (dreun), hè! God, wij wisten zelf niet hoe we het hadden, laat staan u, nietwaar, haha -
Anna en Onno staan nog altijd sprakeloos, versteend.
Nou, zegt de buurman met zijn joviale lach, ik wilde alleen maar even komen zeggen -
De buurman met zijn joviale lach wilde alleen maar even komen zeggen dat ze zich nergens ongerust over behoefden te maken. Hun gasgeiser in de keuken was alleen maar een beetje ontploft. Vandaar die dreun (knal, nee, hij heeft gelijk, dreun) uit het benedenhuis.
Het onberekenbare toeval heeft toegeslagen -
Ze trappen erin -
De regen was echter alleen een lokaal buitje in het westen des lands, zoals voorspeld.
Aardige man, verzucht Anna opgelucht als de buurman uit het benedenhuis de deur achter zich heeft dichtgetrokken. De film die enige tijd is stilgezet loopt weer verder. Het lijkt alsof er meteen meer haast met de bewegingen wordt gemaakt. Slapstick. Alsof de verloren tijd ingehaald moet worden. Aardige man. Dat heeft geen betrekking op eventuele gevoelens van sympathie van Anna jegens de benedenbuurman. Dat heeft betrekking op het feit dat hij het even is komen zeggen.
Onno zet zijn bokkepruik op. Dat is zijn burgerplicht.
Een pijnlijk moment. Onno peinst er niet over om zijn vrouw
| |
| |
opzettelijk dwars te zitten. Alleen, toen ze ‘aardige man’ zei, herinnerde hij zich plotseling ongewild de passage die hij in een van Anna's boeken had gelezen, gewoon, juist een superieure Regalia Rotschilds opgestoken, even de benen strekken, toevallig voorbij het boekenkastje gekomen, toevallig een boek eruit gepakt, toevallig een willekeurige bladzijde opgeslagen en gelezen, toevallig geen willekeurige bladzijde, geen willekeurig boek, geen willekeurige passage, het boek stond scheef tussen de andere boeken, alsof het kortgeleden gebruikt was, het boek viel open bij de bladwijzer, de passage was aangestreept, alsof Anna de passage voor een bepaald doel had willen gebruiken, en hoe bestaat het, ze had de passage voor een bepaald doel gebruikt, ze had de passage op Onno's verjaardag voorgelezen. Het is geen opzet dat Onno plotseling aan de passage moet denken. Het is een herinnering waaraan hij niets kan doen. Iets dat hem te binnen schiet. Het is belachelijk dat hij aan zijn vrouw zou twijfelen. Iedereen die Anna kent zou hem hartelijk uitgelachen hebben. Onno twijfelt ook niet aan Anna. Hij kan er niets aan doen dat hij plotseling aan die passage moet denken. Aardige man. Waarom smijt hij zo met de deur. Dat is zijn burgerplicht. Een pijnlijk moment. De grote stilte. Nou, zegt Anna, dan ga ik maar even Sloan kopen, hè. En een Denksport.
Nee!
Anna staart haar man ongelovig aan.
Nee?
Nee!
Dat is toch niets voor Onno, om openlijk zo inkonsekwent te zijn.
Nee? Maar ik moet nog eten halen.
Dan eten we vanavond maar blikjes uit de ijskast.
Dat zou ze wel willen, boodschappen doen, haha, ontbreekt er nog maar aan dat ze zegt, kun jij intussen een tukje doen (verdraaid, ze zegt het), en zodra ze buiten is een telefooncel binnenrennen en de politie bellen, o nee, Annaatje, die vlieger gaat niet op.
Het dringt pas later tot haar door wat Onno bedoelt. Voorlopig richt ze haar aandacht op de goudsbloemen die in de pul op het rooktafeltje staan. Bij wijze van uitzondering staat de pul niet scheef op het nopjeskleed. Maar de oranje bloemblaadjes vallen al uit. Dat heeft een mens snel bij goudsbloemen. En onder de luizen.
| |
| |
En toch is Anna veranderd. Sinds Onno bretels draagt of sinds Anna boeken leest. En voordraagt. Om eerlijk te zijn, Onno heeft de passage niet slechts één keer gelezen, toevallig. Hij heeft de passage zelfs nog een keer gelezen. Dat is helemaal geen toeval geweest. ‘Ik sloop naakt de kamer binnen, waar Margriet, mijn zuster, lag te slapen. Ze hoorde me binnenkomen, richtte zich op in haar bed, een straatlantaren projekteerde het afgebrokkelde raam en het patroon van de gordijnen op de wand en het plafond. (Adempauze). Stilletjes liep ik naar Margriets bed, ging naast haar zitten, en stilletjes betastten we elkaar, met ingehouden adem, ook Margriet trok haar hemd uit, en mijn handen gleden langs haar beginnende borstjes, streelden haar langzaam verstijvende tepels, beroerden haar buik en haar kinderlijk zachte geslacht, en toen gingen we tegen elkaar liggen, drukten ons vast, en zo lagen we, mond aan mond, terwijl onze ouders in hun slaapkamer ademden, kreunden.’
Die kinderen toch! riep Alie giechelig.
Vanaf dat tijdstip liep alles op rolletjes. Men werd het eens over de jeugd van tegenwoordig. Anna zette tevreden het boek op zijn plaats terug. Ze had al een paar glaasjes sherry op. Anders zou het haar opgevallen zijn dat het boek niet in het gelid stond. Klotje is begonnen met bij ons in de Jordaan te zingen. Wie het was die hem als eerste aan zijn bretels trok herinnert Onno zich niet meer. De kunstwurmen werden zonder meer naar binnen gegoten. Ze hebben hem de volgende dag zwaar op de maag gelegen. Het trouwservies stond op de theetafel mee te huppelen. Ze hebben gedanst. Dat was in jaren niet meer voorgekomen. Er is een schoteltje gebarsten. Hans heeft hikkend zijn eigengefabriceerde glycerinemoppen verkocht. Zegt een vrouw tegen een man, ik was bij de drogist. Anna heeft de scheerzeeptaart aangesneden. Men is er ingetrapt. Men heeft er gretig in gehapt. Nou, zegt de drogist, u moet wel bijzonder ruwe handen hebben, iedere dag een potje. Eerlijk gezegd. Het was een verjaardag zoals in geen jaren. Het werd een dolle boel, en zelfs Onno heeft van de herrie geen last gehad, tenminste, hij heeft er naderhand niet over lopen klagen.
Toch geschikt van Oma Jakobs, dat ze er niets van heeft gezegd, het was zo'n rumoer dat ze er wel wakker van geworden moet zijn -
Spreekwoorden in overvloed. Een vermaning aan een lezer.
| |
| |
Haastige spoed is zelden goed. Als er één schaap over de dam is volgen er meer. Of: een ongeluk komt zelden alleen. Een variatie: een toeval komt zelden alleen.
Er wordt weer geklopt.
Bijzonder is alleen dat iedereen die volgens het reglement zou kunnen kloppen al geweest is of niet kan komen kloppen. De melkboer is geweest. De bakker is geweest. De groenteman komt niet langs de deur, behalve wanneer Anna een boodschap heeft laten liggen. Maar Anna heeft nog geen boodschappen gedaan. De visvrouw is geweest. De sinaasappelkoopvrouw is geweest. Maar zij bellen niet eens aan. De vuilnisman komt op een andere dag. Die klopt evenmin. Wie er wel zou kunnen kloppen. Wellicht iemand van Diepenvaart, personeelsgebrek, ze hebben Onno weer nodig. Onwaarschijnlijk, hoogst onwaarschijnlijk. Wie klopt wil geld. Wie de buitenbel niet gebruikt wil geld. Wie profiteert van het feit dat het slot van de voordeur lam is wil geld. De Chinees, schoenvetels en pindablokken. De Hofleverancier. Alleen Klotje wil geen geld. Maar Klotje komt nooit 's middags. Het ziekenfonds is nog geen maand geleden geweest. De verzekering zal binnenkort komen. Het weekblad komt op vrijdag. Het kan dus geen vrijdag zijn. Het kan niet het weekblad zijn.
Maar er is geklopt.
(Oma Jakobs die geen sigaretten in huis heeft?)
Een heer met een aktentas en een enquêteursgezicht treedt binnen nadat Anna en Onno gezamenlijk ‘ja’ geroepen hebben. Een enquêteursgezicht is een opdringerig verlegen uitgestreken gezicht. Een aktentas is een aktentas.
(Oma Jakobs die zich niet goed voelt?)
Reeds de manier waarop hij zijn entree maakt, voeten in de startblokken, ja, deur open, niet direkt naar binnen gaan, aarzelend zweven van een voet boven de drempel, wachten tot u de gezichten heeft gezien, het startschot, de eerste indruk is de belangrijkste, en beleefd blijven, huppelt als een balletdanser de kamer in, slechts twee pasjes, kiespijnglimlach, de manier waarop hij binnentreedt is een onoprecht ekskuus.
Neemt u mij alstublieft niet kwalijk dat ik u een ogenblikje kom storen.
Maar intussen -
(We moesten die deur eens dichtspijkeren, verdikkeme!)
Maar Onno reageert anders dan iedereen had verwacht. Onbe- | |
| |
rekenbaar. Dit kan onmogelijk met zijn grijze geribde bretels samenhangen. Anna snapt er niets van. Als Onno ergens een hekel aan heeft, dan zijn het indringers. Maar nu.
Neemt u toch even plaats, stelt Onno voor, en hij maakt een uitnodigend gebaar naar zijn rookstoel.
Anna snapt er geen iota van. Maar ze speelt mee. Kan ik misschien ophangen? vraagt ze onderdanig, terwijl ze haar handen ophoudt om de jas van de heer in ontvangst te nemen. Het lusje is gebroken. Zal ik uw lusje even aannaaien, het is in een mum gebeurd en al die tutten in de rug zijn geen fraai gezicht. Ze vraagt het niet. De heer lijkt ontroerd en toont zijn dankbaarheid in een brede glimlach. Joviaal. Je wordt niet overal even vriendelijk ontvangen. Aan de deur wordt niet gekocht. Boem. Dames met krulspelden in het haar. Maar ik wil helemaal niets verkopen, mevrouw, meneer, ik zou alleen maar een ogenblikje van uw kostbare tijd, enzovoort. Hier heeft hij geluk. Misschien heeft het hem de hele dag tegen gezeten. Een samenloop van omstandigheden is afhankelijk van de omstandigheden.
Ook een geluk dat Anna niet alleen thuis is. Ze vindt de heer een engerd. Op de een of andere manier heeft ze hem herkend. Haar herkenning is niet op de werkelijkheid gebaseerd. Ze heeft de goede man nog nimmer ontmoet. Haar herkenning is op haar fantasie gebaseerd. Zo heeft ze zich de aanrander van Bebe altijd voorgesteld. Op grond van Bebes verwarde verhalen. Afschuwelijk. Een geluk.
De heer is op het puntje van de rookstoel gaan zitten (ben je bang dat je mijn stoel bevuilt, denkt Onno, hij heeft spijt van zijn wellevendheid, kan niet verklaren waarom hij de deur niet voor zijn neus heeft dichtgeslagen, zo moer je mijn kussens), kucht, ahum, werpt een verlegen blik op het echtpaar, een standbeeld, man en vrouw op leeftijd, op sterk water, zou de heer kunnen denken, ahum, knipt het slot van zijn klippertas open, haalt een paar vellen papier te voorschijn, lange witte foliovellen, denkt Onno, hij heeft er verstand van, ahum, heer sluit tas weer, zet de tas naast de stoel op de vloer. De tas valt om. Hij verontschuldigt zich glimlachend. Helpt de tas overeind. Ahum. De tas blijft staan. Mijn naam is Hogenood, als ik zo vrij mag zijn mij even voor te stellen, ahum, Hogenood, statistieken -
Onno geeft Anna een teken. Tenminste, het is als een teken bedoeld. Een lonk, Anna ziet het niet. Ze heeft haar onafscheide- | |
| |
lijke stofdoek weer uit haar zak genomen. Haar slachtoffers zijn deze keer de friese klok en Here Jezus aan het kruis. Het gele hoepelrokje boven het dressoir brandt nog altijd, hoewel het weer lichter geworden is. De fotoos en de postzegels liggen nog her en der verspreid. Normaal gesproken zouden ze allang opgeruimd zijn.
Een bewijs te meer -
Zeg vrouw, moest jij niet nog boodschappen doen?
Anna probeert te doen alsof ze het niet hoort. Trekt haar hoofd in. Durft Onno niet aan te kijken.
Eigenlijk had ik mevrouw ook een aantal vragen willen stellen, zegt de heer schuchter. Of zogenaamd schuchter. Zeker is dat hij de briljante geslepenheid van een verkoper mist. Zeker schijnt te zijn dat hij de briljante geslepenheid van een verkoper mist. Hij heeft zijn lesje geleerd. Hij schijnt zijn lesje geleerd te hebben. Ik kom namelijk niets verkopen, alleen een aantal uitermate belangrijke vragen stellen.
Vragen staat vrij -
Onno weet niet hoe hij het heeft. Hij merkt dat hij met zijn gedachten niet aanwezig is. Niet hier, niet nu. De man zit tegenover hem. De heer. Onno is in de stoel van Anna gaan zitten. Maar hij neemt de heer niet waar. Hij weet niet wat de heer zojuist gezegd heeft. Hij weet nauwelijks wat hij zelf geantwoord heeft, een vage herinnering, alsof het jaren geleden gebeurt, zijn gedachten zijn elders, hij weet niet waar, dat irriteert hem, maakt hem kribbig, agressief. Zijn gedachten dwalen af, ergens heen, maar ze waren nergens, natuurlijk ergens heen, hij probeert zijn gedachten te volgen, waarheen -
Sigaartje?
Een verraste glimlach veegt als een zoeklicht over het bleke kantoorgezicht van de heer. Hij glimlacht te veel.
Het spijt me, hoort Onno zich zeggen, maar we hebben geen sigaren in huis. Wij roken nooit. Er ligt as in de asbak. Maar gaat u toch verder. Ik ben namelijk van kindsbeen af al zeer geïnteresseerd in statistieken. Hoe kom ik op statistieken? Statistieken oefenen een grote aantrekkingskracht op me uit, meneer, ze zijn zo, hoe moet ik me uitdrukken, ze zijn zo zeker, zo onomstotelijk, een mens heeft iets om zich aan vast te houden, vind ik altijd.
Zie je wel, denkt Anna, hij praat te veel.
Inderdaad, onderbreekt meneer Hogenood hem, alsof hij bang
| |
| |
is dat hij door af te dwalen zijn lesje zal vergeten. De zaak zit zo. Weer een glimlach tot aan zijn oren. Alsof Onno hem in een andere kamer hoort praten. Achter een glazen wand. In het direktiehokje, meneer Diepenvaart. De lippen bewegen. Flarden. Af en toe vangt Onno woorden op. Weekblad. Waaraan ik op free-lancebasis verbonden ben. Reportage over een amoureuze verhouding. Boerinnetje uit Heerhugowaard. Ik mag een boon zijn. Wat zij er mee te maken heeft? Man, hou je smoel, je kletst uit je nekharen. Toekomstige kroonprins van Afghanistan. Wat er met hem aan de hand is. Een flits. Een beeld.
oma jakobs. Helaas, zegt de heer. Geen boerinnetje in Heerhugowaard die. Amoureuze verhouding, oma jakobs.
Tot straks, Onno! hoort hij Anna uit de verte roepen, meisjesachtig, onbewust zwaait ze met haar boodschappentas, ze gaat boodschappen doen, Onno ziet het gevaar niet, Onno reageert niet. oma jakobs. Daar waren zijn gedachten. Bij Oma Jakobs. Hij schrikt. Spit. Een vraag. Geen spit. Niet zo met de deuren slaan. Waarom. Een vraag.
Houdt u van puzzelen?
Pardon?
Of u van puzzelen houdt? Kruiswoordpuzzels.
Ach, stottert de heer.
Cryptogrammen -
Ja, die mag ik graag doen.
Honingraten -
Magische vierkanten -
Doorlopers -
Drie in de pan -
Pardon?
Rondedansen -
Spreekwoordslingers. Is het u nooit opgevallen dat er zo onnoemelijk weinig spreekwoordslingers in de tijdschriften staan? Neem bijvoorbeeld uw tijdschrift, staan er in uw tijdschrift regelmatig spreekwoordslingers?
Ahum, kucht de heer ongeduldig, schraapt zijn keel, ahum, wat ik dus zeggen wilde, faute de mieux heeft ons weekblad besloten een enquête op touw te zetten over het huwelijk en de huwelijksgewoonten in ons, haha, kleine landje, als u begrijpt wat ik bedoel.
Dus toch een weekblad. Maar niet het weekblad dat op vrijdag komt.
| |
| |
Het is twijfelachtig of heer Hogenood met het kiemende donkerharige snorretje op de bovenlip zijn verlegenheid, die o.a. tot uitdrukking komt in een preutserig kindraaien, alleen als kamoeflage gebruikt om de argeloze gastheer zijn bedoelingen op te dringen zonder dat deze het in de gaten heeft.
Onno presenteert hem een chokolaatje. Om te verhinderen dat hij het kistje superieure Regalia Rotschilds dat nog op het boekenkastje staat in het oog krijgt. Waarschijnlijk rookt de heer zelf niet. Maar hij zou een sigaartje aksepteren om het later verder te kunnen presenteren. Hij herinnert zich dat hij gezegd heeft dat er geen sigaren in huis waren. Hij realiseert zich, als de heer even zwijgt, dat het nog altijd ongewoon stil is. In huis. En buiten. Onbegrijpelijk. Oma Jakobs heeft altijd al iets geheimzinnigs over zich gehad. De stilte werkt weer even onheilspellend als aan het begin van het verhaal. Onno voelt in zijn oor of de watjes er nog in zitten. Eén watje zit nog in het oor. Het andere watje moet uit het andere oor gevallen zijn. En meteen hoort hij de heer zijn neus ophalen. Als er iets is dat Onno niet kan uitstaan -
Het moet uiteraard een opzienbarend artikel worden, legt de heer uit, als u begrijpt wat ik bedoel.
Dat begrijp ik.
Dus als ik dan maar direkt met de deur in huis mag vallen -
Toch zouden we het moeten kontroleren, denkt Onno. Veronderstel dat er inderdaad iets met Oma Jakobs aan de hand is. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Ik zou geen nacht meer rustig kunnen slapen. Een slecht geweten is een slecht hoofdkussen. Of iets dergelijks. Politie halen is overdreven. Er moet een andere manier bestaan. Zijn tijd is nogal beperkt, vertelt de heer. Steekproef, minstens vijfhonderd personen. Ach wat, ze kan natuurlijk gewoon naar haar dochter zijn. De friese klok gongt. Dat we daar niet aan gedacht hebben. Formulieren uitwerken, statistieken opbouwen, dievenwerk, editie van over veertien dagen, jaja, knikt Onno, maar dat kon niet, om de een of andere reden kon Oma Jakobs niet naar haar dochter zijn, waarom het niet kon is Onno vergeten, aard van de vragen wellicht niet voor iedereen even prettig, sommige mensen reageren averechts, slecht geweten, waarheid onder ogen zien, moed nodig, schiet op, kerel, waar is Anna gebleven, gisteren was ik nog bij een gezin, o ja, bood chappen doen, bij een gezin, meneer, net slaande ruzie, kwamen schietwapens aan te pas, kon nog
| |
| |
juist voorkomen, de vrouw bij mij uithuilen, op mijn schouder, meneer, op mijn schouder, hemel, als Anna het toch in haar hoofd haalt om de politie te bellen, Onno begint onrustig op Anna's stoel heen en weer te schuiven, hij laat de bretels tegen zijn pens klappen, echtgenoot stinkend jaloers, verklaart de heer, wilde kaakstoot geven, meneer, een kaakstoot, gelukkig, mijn judoervaring, dokter bellen, de arme man kon helaas niet vallen -
Valt u gerust met de deur in huis, meneer eh -
Hogenood.
Onno probeert Oma Jakobs uit zijn gedachten te zetten. Eerlijk gezegd vindt hij zich zelf meer dan belachelijk. Al dat gedoe om zo'n oud mens van tegen de negentig. Hij zou een Regalia willen opsteken. O nee, niet uit mijn rol vallen. Het feit dat hij ineens weer logisch kan denken (ik sla een figuur als hij ziet dat we wel sigaren in huis hebben) geeft hem meer zelfvertrouwen. Meneer Hogenood, als u zo vriendelijk wilt zijn om met uw wensen voor de dag te komen -
Hogenood gaat snel van start.
U bent boven de zestig?
Jawel -
Dan valt u in de leeftijdscategorie van boven de zestig.
Hogenood vertraagt het tempo. Dat is taktiek. Hij noteert. Boven de zestig.
Gepensioneerd natuurlijk.
Diepenvaart, schuimplastic. Onno had tot zijn vijfenzestigste willen blijven werken, zijn pensioen was niet al te hoog. Ze hadden hem niet meer nodig. Een horloge als dank voor de trouwe diensten.
Hebben u en uw vrouw regelmatig wat we dan maar seksueel kontakt zullen noemen, u begrijpt, meneer, dit blijft geheel onder ons.
Eh -
Onno bloost. Hij ergert zich dat hij bloost.
Ja of nee? dringt de heer aan.
Nou eh - vrij regelmatig, ja.
Dit is in strijd met de waarheid. Onno weet niet wat hij zegt. - Merkwaardig, denkt Hogenood en hij zet met een glimmende ballpoint een niet thuis te brengen krabbeltje op het formulier. Harmoniëren de opvattingen van u en uw vrouw over wat we dan maar het geslachtelijke zullen noemen?
| |
| |
Een toevalligheid? Dat Onno's blikken tijdens deze vraag op het bewuste boek rusten. Dat nog steeds niet helemaal recht tussen de andere boeken staat. Dat Onno als vanzelf aan de bewuste passage moet denken. Vraag vier: Vinden er in uw huwelijk nu en dan ongeregeldheden plaats door verschijnselen zoals bijvoorbeeld aftakeling en angst? Vraag vijf: Gebruikt uw vrouw of gebruikt u? Vraag zes: Heeft u kinderen? Vraag zeven: Heeft uw geloof er iets mee te maken? Vraag acht: Hoe vaak bedriegt u uw vrouw of uw vrouw u?
Meneer Hogenood, ik verzoek u dringend -
Onno is opgesprongen en loopt driftig naar het raam. Hij zoekt iets in de trant van een stofdoek. Maar Anna heeft de stofdoeken in haar onderjurk. Dan ademt hij tegen het glas en veegt de vermeende vlek met zijn zakdoek weg. Draait zich om, als hij aan de overkant de kattenmepster ziet zitten. Ziet de glanspapieren chaos. Op het karpet. En zijn postzegels -
Meneer, zegt Hogenood ongeduldig onderdanig, u moet natuurlijk wel meewerken, dit is een openhartig onderzoek, uw namen zullen vanzelfsprekend strikt anoniem blijven -
Meneer, mijn vrouw is zo trouw als een hond!
Onno schreeuwt.
O juist.
Dat is lang niet meer voorgekomen. Onno schreeuwt. Het sprookje van de trouwe hond. Volgt zijn baasje op de voet. Slaapt bij hem in bed. Eet van hetzelfde bord. Liefde en genegenheid. Brengt de krant en de sloffen. En trouw. Verrekt vervelend.
Wat? Hogenood noteert. Zo te zien. Heeft hij werkelijk verrekt vervelend gemompeld? Onno heeft verrekt vervelend verstaan. Heeft het gehoord met zijn door de stilte gespitste oren. Vervelend, meneer!
Hij raakt buiten zichzelf. Onno is veranderd. Ik weet niet of u geen greintje fatsoen bezit, meneer Hogenood (klemtoon op meneer), maar ik krijg sterk de indruk dat uw huwelijksmoraal -
Wat moet die kerel eigenlijk hier? Dit is gewoon absurd, te gek om los te lopen.
De heer frunnikt aan zijn revers, probeert zijn vergissing te herstellen, probeert zijn vermoedelijke vergissing te herstellen, probeert vermoedelijk zijn vergissing te herstellen, neemt u mij niet kwalijk, maar ons blad moet een opzienbarend artikel brengen, en voor een opzienbarend artikel moeten we met verbluffende
| |
| |
cijfers komen aandragen, zoals bijvoorbeeld honderd procent ontrouw, als u begrijpt wat ik bedoel.
Wel, sneert Onno, dan slaat u ons toch doodgewoon over.
De tenen van meneer Hogenood zwellen op. En de werkelijkheid geweld aandoen? Voor geen goud, meneer! Wij zijn geen flodderblad!
O nee?
Nee! Bij ons staat de waarheid nummer één op de hitparade. Geen kroonprins van Afghanistan, dan ook geen liefdesaffaire van de kroonprins van Afghanistan, basta, wat denkt u wel van ons, dat we -
Ssssst!
En dan wilt u dat wij in onze statistieken gaan zitten knoeien, de mensheid misleiden!
Onopgemerkt is ook hij gaan schreeuwen.
Onno legt bezwerend zijn wijsvinger op zijn lippen, vertikaal.
Meneer Hogenood, of u misschien een beetje zachter zoudt willen kunnen praten, we geloven dat onze benedenbuurvrouw is overleden.
O pardon.
De heer zet onmiddellijk zijn kondoleantiegezicht op. Van alle gemakken voorzien. Op alle eventualiteiten voorbereid. Maar hij vergeet Onno een hand te geven. Of hij weigert Onno een hand te geven. De grens tussen werkelijkheid en toneelspel is zelfs voor de alwetende weer niet vast te stellen.
Anna heeft boodschappen gedaan. Drogist en groenteman. Op de overloop luistert ze steels aan de deur van Oma Jakobs. Er is niets te horen. Ze zou op zijn minst toch even kunnen hoesten. Zou de buurman uit het benedenhuis ook niets gehoord hebben. Nee, Anna, niet gaan vragen, maak je zelf niet onsterfelijk belachelijk. Ergens beneden klapt een deur, jaagt haar op de vlucht, o God, nu heb ik toch nog de nieuwe Denksport vergeten.
Anna hoopt dat die vreemde heer verdwenen is. Moet tot haar teleurstelling konstateren dat de beide mannen zwijgend tegenover elkaar zitten, in hun respektievelijke stoelen. Daarvan kijkt ze even vreemd op. Als hij maar snel ophoepelt. Ik kan het Onno onmogelijk vertellen waar vreemden bij zijn. Meneer hier had jou ook nog een paar vraagjes willen stellen, zegt Onno scherp.
Ze hebben toch wel gelijk. Hij is de laatste tijd veranderd. Vroe- | |
| |
ger de goedheid zelve. Gluiperig mannetje. Zou er best zo een kunnen zijn die onder het mom van de woningen binnendringt om alleenstaande vrouwen. Zoals bij Bebe.
Hogenood heeft meteen weer een glimlach bij de hand, knikt instemmend, voegt de daad bij het woord:
(Geen woorden maar daden)
Ik wilde u vragen -
Onno veert op uit haar stoel, gaat tussen de heer en Anna staan, alsof hij haar wil beschermen. Zo erg was het dan toch ook weer niet met zijn rug.
Onno, doe toch niet zo onbeleefd. Alsof die heer hem iets gedaan heeft.
Maar niet waar ik bij ben. Ik ga zolang wel naar de keuken.
En hij grist Anna de boodschappentas uit de hand en verdwijnt stampend naar de keuken.
Ik had u willen vragen, mevrouwtje -
Anna frommelt met vochtige vingers de stof van haar plooirok tot knoedels. Ik had het niet mogen doen, Onno, waarom heb ik het gedaan -
En, roept Onno met overslaande stem, je mag die troep wel eens opruimen!
Wat troep. Ze is er met haar gedachten niet bij. Wat bedrogen. Ze tolt door de overvolle kamer, alsof haar stuurinrichting defekt is. Duizelig. Evenwichtsstoornissen. Bukt zich dan om de fotoos en de postzegels op te rapen. Wat een troep. Verbaast zich dat ze die boel niet al eerder heeft opgeruimd. Begrijpt zichzelf niet meer.
Kan ik u misschien helpen? informeert de heer behulpzaam, en als ze geen antwoord geeft, haar ogen verglazen, knielt hij naast haar op het karpet. Alles en iedereen knielt. Op één knie en een halve voet, zijn hand zweeft al boven haar schouder. Anna is bang, ziet de hand niet, weet niet wat ze moet doen.
Ik hoor toch niets -
Of uw man u of u uw man wel eens heeft bedrogen!
De heer schuift haar ongeduldig de fotoos toe, maar allemaal schots en scheef, en er zitten nog postzegels tussen, mooie grote postzegels, en driehoeken, vooral uit landen aan de Middellandse Zee. En verjaardagsfotoos, alle aanwezigen in een dilettantische poging tot symmetrie rond het doodernstig kijkende feestvarken gegroepeerd. We moeten ons laatste filmpje nog ontwikkelen. Waarom komt Onno niet binnen? Ze moet zijn aandacht
| |
| |
afleiden. Vragen.
Heb ik er goed aan gedaan de politie te bellen?
Heer Hogenood trekt zich enkele centimeters terug, haalt zijn schouders op. Hij heeft er schoon genoeg van. Waarschijnlijk. Zijn tijd is helaas nogal beperkt. Steekproef, duizend personen, editie van de volgende week, enzovoort.
Waarom zoudt u de politie bellen als ze toch al dood is?
Anna ziet hem aan. Verbaasd. Hun gezichten, het bleke ondoorgrondelijke vragenstellersgezicht van Hogenood, het dikkige hier en daar uit de rimpels en gleuven puilende van Anna, zijn vlak bij elkaar.
Maar we weten toch niet of ze werkelijk dood is, dat is het hem juist!
Heremetijd. Tegen zulke komplikaties blijkt ook heer Hogenood niet opgewassen te zijn. Daarom slaat hij zonder pardon zijn armen om Anna heen, allebei op de knietjes, drukt haar bovenlichaam naar achteren, zijn borst tegen haar borsten, krantenpapier, dit is absurd, kijkt haar diep in de ogen, in de poppetjes van haar ogen, ze beeft nauwelijks, dit is absurd, maar het absurde heeft geen macht over de mens wanneer de mens het absurde geen kans geeft, drukt haastig alsof hij een uitschuifbare hals heeft, een zoen op haar niet reagerende mond, geen lippenstift, laat haar onmiddellijk los, zodat ze bijna achterover valt. Anna zit op haar knieën, een non die tevergeefs om vergiffenis heeft gebeden en nu niet weet of ze moet danken of vloeken.
Heeft u het prettig gevonden, mevrouw?
Of u het prettig gevonden heeft -
Zenuwachtig kijkt hij achterom naar de deur waaruit de heer des huizes zou kunnen verschijnen.
Anna, verstijfd van schrik, knikt wezenloos, ja, alsof de wind een blaadje beweegt, ja.
De heer weet wat hij weten moet. Haalt opgelucht adem. Staat op. Anna volgt onwillekeurig zijn bewegingen, hij is opgestaan, viever dan mogelijk, hij pakt de papieren uit Onno's rookstoel, noteert een volmondig ‘ja’, maar dat kan Anna niet zien, grinnikt tevreden, de duivel, alle gespeelde verlegenheid is verdwenen, breng ons niet in verzoeking, wappert een pluisje van Onno's rookstoel, bergt de smak papieren weer op in zijn klippertas, slot schuift in gleufje, halve buiging, ik dank u hartelijk voor uw bereidwillige medewerking, bij de deur botst hij tegen Onno op.
| |
| |
Neemt u me niet kwalijk -
Pardon -
In de keuken heeft Onno op een manier zitten broeden om de heer de deur uit te werken. Ik ken dat soort. Plakkers. Hij wil zo veel zeggen dat hij geen woord weet uit te brengen. De heer profiteert van zijn zwijgen:
O ja, wat ik u nog zeggen wilde -
De brutaliteit. Wat heeft hij met Anna uitgespookt?
Als u dan per se wilt weten wat er met uw buurvrouw gebeurd is, waarom boort u dan geen gat in de vloer? Geen haan die er naar kraait als ze dood is, haha.
Zijn lach echoot nog na in het trapportaal. Onno aarzelt of hij de schoft nog iets achterna zal roepen. Dan ziet hij Anna half huilend op het karpet zitten.
Hé, wat moet dat, Zou hij? Wat is er met jou aan de hand? Heb je de nieuwe Denksport meegebracht?
Anna verbergt snikkend haar gezicht in haar gekloofde handen. O Onno, ik heb toch de politie gebeld!
Je hebt wat?
De politie gebeld!
Wel allemachtig nog aan toe -
Maar ze willen niet komen!
Je hebt het gewaagd om de politie te bellen terwijl ik -
Het loopt tegen etenstijd als Anna een besluit neemt. Geheel zelfstandig. Ze besluit om de goudsbloemen weg te gooien. Ze vallen zienderogen uit, oranje bloemblaadje na oranje bloemblaadje dwarrelt neer op het nopjeskleed, tussen de nopjes in, zodat je ze er maar moeilijk uit kunt peuteren, dan kun je ze inderdaad beter weggooien.
Maar eigenlijk zijn ze nog niet op -
Anna heeft een besluit genomen.
Alsof een proces van dagen maanden jaren in een paar uur samengepakt is.
Onno morst as, fluit geluidloos tussen zijn tanden door, maar niet met die verbetenheid, waarmee een stoere jongen een snerpende toon aan een schelp wil ontlokken. Grif bereid om aan iets anders te denken. Bijvoorbeeld aan de vakantie. De Veluwe. Geen onderwerp. Of aan de kermis. Geen onderwerp. Alleen maar seks en dood, angst en liefde. Patetischer kan het nauwelijks.
| |
| |
Zeg, hebben we niet binnenkort een verjaardag? Met zijn duimen streelt hij de binnenkant van zijn grijze geribde bretels. Als snaren. Pomperompompom. Nee, een pomperompompom zou de stilte verkrachten. Ofschoon deze stilte al niet meer alle hoeken van de kamer vult. Een lichte mist. De banken en belastingen (natuurlijk, ook Diepenvaart, schuimplastic) openen hun poorten. Brommers knallen als zevenklappers. Fietsen rinkelen alsof er een optocht ijskomannen door de straat trekt. De kinderen zijn uit school en spelen buiten, schreeuwen, inplaats van hun huiswerk te maken, hebben die ouders dan helemaal geen oog voor de toekomst van hun kinderen?
Anna ontdekt een witte vlek op de kop van de stokoude goudvis. Ze durft het niet te zeggen, hij heeft stip, Onno, hij heeft stip. We moeten hem maar doorspoelen. Wat zal Onno zeggen? Het arme beest is al stokoud, zeker acht jaar, als goudvissen zo oud kunnen worden.
De kamer is weer aan kant. Geen sporen. De la met fotoos en postzegels steekt in de voor hem bestemde opening in het dressoir. Het wordt tijd voor de schemerlampjes.
Achtentachtig, negenentachtig, knikkebolt Onno. Zo maar. Zijn gedachten. Die hij niet wil toegeven. En als Anna, ofschoon ze hem drommels goed heeft verstaan, ‘hè?’ vraagt, verliest hij nog een maal zijn zelfbeheersing:
Wij hebben het recht niet om de woning van een volkomen vreemde binnen te dringen. Dat heet huisvredebreuk -
De oude geitenmelkster aan de overkant stelt haar verrekijker op scherp.
Huisvredebreuk! Omdat er niks te horen is. Heb jij de politie gebeld. Waarom trekken we onze pantoffels niet uit. Misschien horen we dan wat er aan de hand is.
Mogelijke antwoorden voor Anna: Je bent een harteloze rotzak. Of: Misschien heb je wel gelijk. Of: Waarom doen we niet wat die heer heeft gezegd? Maar ook Anna verlangt naar het einde van het verhaal.
Ik ga het eten klaarmaken.
Onno steunt zijn kin met de palm van zijn hand. Een gat in de vloer boren, hè? Gekken en dwazen spreken de waarheid. En dan roepen we door dat gat naar beneden en wanneer ze antwoord geeft, maar hoe maken we een gat, zonder dat haar hele kamer onder de kalk, we kunnen een paraplu gebruiken, net als inbrekers op de film, nee, geen kwaad idee maar ook geen goed
| |
| |
idee, de buren zullen ons horen roepen, en wij zitten met een gat in de vloer, dan kunnen we nog beter gewoon aankloppen, zachtjes roepen zal weinig helpen. Oma Jakobs is hardhorend - Anna komt meteen uit de keuken hollen.
Zei je dat je wat hoorde, Onno?
En als hij weer geen antwoord geeft:
Je zou altijd Here Jezus aan het kruis lijmen, vandaag of morgen valt hij er nog af.
Toch was het een mooi idee, peinst Onno, een gat, ik zou eindelijk eens mijn nieuwe boormachine met bijpassende cirkelzaag kunnen gebruiken. Ach wat -
Hij slaat een bromvlieg weg die om zijn hoofd cirkelt. Misschien is het geen bromvlieg. Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. Dan springt hij ongewoon veerkrachtig uit zijn rookstoel en drukt zijn verbaasde vrouw een kus op haar voorhoofd. Ze reageert als bij de eerste kus die ze van hem kreeg, betast voorzichtig haar voorhoofd, bekijkt haar vingers, alsof die ineens vogeltjeszacht zijn geworden.
Dank zij dermaline -
Lieverd, lacht Onno, op weg naar zijn oude doen en een bioskoopje tweede voorstelling (als je maar niet denkt dat ik weer naar zo'n Frans stuk verveling ga), laten we die hele domme geschiedenis vergeten. Dit is werkelijk te gek om los te lopen. Als er toch echt iets aan de hand was geweest hadden we immers gewoon kunnen aankloppen. Ik ga even m'n ommetje maken en breng tegelijk een nieuwe Denksport mee. Had jij nog iets vergeten?
Tot zijn grote ergernis blijken er ook in de nieuwe Denksport weer geen spreekwoordslingers te staan.
amsterdam, 1967/68
|
|