Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goden en grenzen (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Goden en grenzen
Afbeelding van Goden en grenzenToon afbeelding van titelpagina van Goden en grenzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.71 MB)

Scans (3.71 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goden en grenzen

(1920)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

V
De spiegel zelf

 
Gij nadert mij en spiegelt u
 
En dacht ge waart een kind van nu,
 
Maar ziet uzelf als eeuwigheid,
 
Als naakt en rein en vrij van tijd.
 
 
 
Gij schreit en wilt niet dat dit beeld
 
Dat uw toevallige schoonheid heelt
 
En niets is dan uw blijvende aard
 
Door mij als 't uwe wordt bewaard.
 
 
 
En zegt: is niet een spiegeling
 
In waarheid een verganklijk ding?
 
En zóó verganklijk ben ik ook:
 
Een bloem die even openlook.
 
 
 
Waarom dan laat gij me enkel zien
 
Wat ik niet ben, wat ik misschien
 
Wanneer ik dood ben eens zal zijn:
 
Een onvergankelijke schijn?
[pagina 148]
[p. 148]
 
En ik: gij hebt wel nooit bedacht
 
Dat niemand met meer recht die klacht
 
Zou kunnen slaken dan ikzelf.
 
Ik zoek u vrouw, ik vind u elf.
 
 
 
Ik ben geboren met die ban
 
Waarbuiten ik niet treden kan.
 
Ik smacht naar menschelijke min
 
En zie alleen de mythe erin.
 
 
 
De mythe is in me als breukloos glas:
 
Zij spiegelt zich in al wat was,
 
In al wat is en toont elkeen
 
Het beeld aan hem en haar gemeen.
 
 
 
Zij maakt de tuin tot paradijs,
 
De wereld tot een vreemde wijs
 
Waarvan het hart de zin verstaat,
 
En toont in menschen 't godsgelaat.
 
 
 
En al wat toeval heet, valt af,
 
Als duivel of als aas voor 't graf,
 
Waarheen zij schouwt; maar iedre groei
 
Straalt voor haar oog in duurbre bloei.
[pagina 149]
[p. 149]
 
Zij is mijn Lente: ik heb om haar
 
Wreed getrotseerd herhaald gevaar
 
Van mijn lichamelijke dood,
 
Tot zij mij heel in de armen sloot
 
 
 
En sprak: zie nu, geen schepsel leeft
 
Waarnaar uw hart niet smacht en beeft,
 
Maar allen hebben iets van mij,
 
Dat en niet anders, neem ook gij,
 
 
 
Zoodat wie meest van mij bezit
 
Meest u behoort. Alleen nog dit:
 
Geen enkle mensch hoort andren heel:
 
Elk heeft aan de andre als aan mij deel.
 
 
 
Zoo zij. En nu staat midden-in
 
Mijn hart die Lente, en ik begin
 
De wereld als een deel van haar
 
Te zien, zoo naakt, zoo schuldloos klaar.
 
 
 
En gij staat voor me en wilt er zijn
 
Nog bloeiender dan dit festijn
 
Van onvergankelijke vreugd
 
Dat u omarmt. Een eeuwge jeugd,
[pagina 150]
[p. 150]
 
Schooner dan uw kortstondige praal,
 
Schijnt door uw wezen, zendt een straal
 
Van blijdschap door uw oogen uit,
 
Uw leden zijn een golf, die sluit
 
 
 
En opent de geheimenis:
 
Begeerte die een geven is,
 
En als een kussen, nu 't heelal.
 
Beweegt onder uw harenval,
 
 
 
Zijn landen en de groote zee,
 
Alsof er lokkende vergleê
 
Een meermin naar het flonkrend diep -
 
Hoor hoe zij riep, u riep, mij riep...
 
 
 
Maar zie, de zee is klaar, de plek
 
In 't boschje is als een feestvertrek,
 
En op een omgeworpen stam
 
Gaan onze woorden als een vlam
 
 
 
Die heen- en weertongt door het groen.
 
Het schoppen van uw kleine schoen
 
Ontrust een hagedis: die schiet
 
Langs 't kleurge mos naar 't donkre riet.
[pagina 151]
[p. 151]
 
Waarom is nu het duin zoo hoog?
 
Wat maakt de zee een groote boog
 
Van onafzienbre horizon!
 
En als een koning straalt de zon.
 
 
 
Ik weet niet wat ge nog begeert.
 
Mijn rijk is 't uwe. Zeewind keert
 
Zijn zilte lippen naar uw mond.
 
Wij staan zoo menschelijk gezond
 
 
 
En vol in 't leven: heel niet als
 
Gedroomde schimmen die met valsch
 
Gebaar en een verheven schijn
 
Zich goden huichlen die niet zijn.
 
 
 
Werklijk als wij is wel geeneen.
 
Zoo is mijn Lente. Als heerlijk leen
 
Gaf zij ons deze onsterflijkheid,
 
Dit oogenblik, deze eeuwigheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken