Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.98 MB)

XML (3.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 348]
[p. 348]

Gedeon.



illustratie
IUDIC. 6.Ga naar voetnoot*


Hem verscheen den Engel des Heeren, ende sprack tot hem: de Heere met u ghy strydbaerGa naar voetnootRegel 1 held. Vers. 14. Gaet henen in deze uwe kracht: ghy sult Israel verlossen uyt der MidianitenGa naar voetnootr. 2 handen: ziet ick hebbe u gesonden.
[pagina 349]
[p. 349]

De held.

 
De smaed waerme tot noch Manasse was beiegent,Ga naar voetnootVs. 1
 
Om dat zyn broeder ryck was boven hem gezegent,
 
Ick Ephraim toeschoof: doen elck van ancxt en schrickGa naar voetnootvs. 3
 
Voor 't zweerd van Midian vlood in 't geberghte, en ick
5[regelnummer]
Den degen gorde op zy', nae dat wy aengesproken
 
Van d'Engel, hadden 's nachts 't hoogh altaer afgebroken,
 
Dat Baäl 't hooft ophiel: en na dat ons zyn trouwGa naar voetnootvs. 6-7
 
Den Hemel zwoer op 't vlies, nu nat, nu zonder douw:Ga naar voetnootvs. 7-8
 
Die [om betoonen dat den palm in 't bloedig vechtenGa naar voetnootvs. 9-vlgg.
10[regelnummer]
Alleen niet word gehaelt met menighte van knechten,
 
Noch met een heyrkracht, dat braverende te stout,Ga naar voetnootvs. 11
 
Met koper en met stael, met zilver en met goud
 
Zyn vyand d'oogen quetst, als of des oorlooghs zegenGa naar voetnootvs. 13
 
Alleen in 't harnasch waer, en niet in 't hert gelegen,
15[regelnummer]
En d'onverschrocken moed, die heymelyck gezieldGa naar voetnootvs. 15
 
Van God, niet aerslen kan, maer voorvoets 't al vernieltGa naar voetnootvs. 16
 
Wat opstaet tegen hem] geeft oorlof te vertreckenGa naar voetnootvs. 17
 
Die 't water met haer tongh niet als een hond oplecken.Ga naar voetnootvs. 18
 
Noch trooste my 'tgeloove, al was 't schoon dat ick vanGa naar voetnootvs. 19
20[regelnummer]
't Gantsch leger maer behiel thienmalen dertigh man:
 
Al was 't schoon dat ick zagh dat 't heyrkracht der vyanden
 
Lagh voor my als het zand aen d'aengevochten stranden:Ga naar voetnootvs. 22
 
Noch quamen wy by nacht recht op haer aengezet.Ga naar voetnootvs. 23
 
De kruycken scherfden wy, en staecken de trompet,Ga naar voetnootvs. 24-vlgg.
25[regelnummer]
En blaeckten met de toorts: dies der Midianiten
 
Zweerd op haer eygen borst van leer gingh door 't verschieten.Ga naar voetnootvs. 26
 
Zy stelden 't op een vli'en, verbaest door 't veldgeschrey,Ga naar voetnootvs. 27
 
En lieten afgeiaeght, haer Vorsten alle bey
 
Gevangen zonder ziel: en zoo zy we'er haer krachten,Ga naar voetnootvs. 28-29
30[regelnummer]
En 't overrompeld volck te zamelen bedachten,Ga naar voetnootvs. 30
 
Ick optoogh oostwaerts aen. daer vloden zij te spae,Ga naar voetnootvs. 31
 
Als Sebah bleef geva'en, en Koningh Zalmuna.Ga naar voetnootvs. 32
 
Dies Iacob danckbaer my aenbood 's lands heerschappije,
 
Doch ick behiel den roof, en liet God de vooghdije.Ga naar voetnootvs. 33-34
voetnoot*
Iudic. 6: liber Iudicum, 't boek der Rechters hfst. 6 (vs. 12 en 14).
voetnootRegel 1
strydbaer: strijdhaftige.
voetnootr. 2
Midianiten: Madianieten.
voetnootVs. 1
Manasse was niet zo aanzienlik als Ephraïm (de broeder van Manasse), die van ouds bevoorrecht werd (zie Jakob's zegen, Schepping 48:13-vlgg.).
voetnootvs. 3
Ick Ephraim toeschoof: verweet ik Ephraïm.
voetnootvs. 6-7
Op Gods bevel braken zij 's nachts 't altaar van Baäl af; Dat Baäl 't hooft ophiel: dat Baäl verhief, vereerde.
voetnootvs. 7-8
Gedeon vroeg God 'n bewijsteken van Gods hulp; de ene nacht zou alleen de schapevacht (vlies) bedauwd zijn (nu nat), de andere nacht zou alles bedauwd zijn, behalve de uitgespreide vacht (nu zonder douw); en zo geschiedde 't (Rechters 6:37-40).
voetnootvs. 9-vlgg.
God wilde niet dat zij na hun overwinning zouden roemen op eigen krachten (vs. 11), en liet alleen de 300 mee trekken, die met de hand 't water naar de mond brachten en dus niet (in 'n makkelike houding) 't water als honden uit de beek lekten (vs. 18).
voetnootvs. 11
een heyrkracht, dat: 'n leger, dat; te stout: heel stoutmoedig.
voetnootvs. 13
d'oogen quetst: verblindt.
voetnootvs. 15
gezield van God: gesterkt door God.
voetnootvs. 16
aerslen: terugdeinzen; voorvoets: vooruittrekkend; 't al: alles.
voetnootvs. 17
geeft oorlof: de Hemel die (vs. 7,8).
voetnootvs. 18
Die: aan hun die.
voetnootvs. 19
Noch trooste my 'tgeloove...: toch sterkte mij 't geloof, ofschoon ik...; (al was 't schoon dat: ofschoon 't was dat, ofschoon; zo ook in vs. 21).
voetnootvs. 22
‘Talrijk als 't zand aan 't strand der zee’ Bijbelse uitdrukking; maar op deze plaats Rechters 7:12 gezegd van de kamelen, en voor de talrijkheid der mensen: ‘als 'n menigte sprinkhanen’; Lagh: lag gelegerd; aengevochten: door de golven bestookt.
voetnootvs. 23
Noch: toch.
voetnootvs. 24-vlgg.
Rondom de legerplaats hadden zij zich opgesteld; op 'n teken van Gedeon bliezen ze de bazuinen, sloegen de kruiken (waarin de brandende fakkels beschut werden) in scherven (scherfden) en lieten de toortsen openlik branden; en God zette de vijanden tegen elkaar op (Rechters 7:19-vlgg).
voetnootvs. 26
van leer gingh: er op los ging, verg. blz. 113 vs. 235; door 't verschieten: door 't verschrikken, de plotselinge angst.
voetnootvs. 27
verbaest: verschrokken.
voetnootvs. 28-29
En lieten opgejaagd hun beide vorsten door de Joden gevangen nemen en doden (zonder ziel); zoo zy: toen zij (de Madianieten).
voetnootvs. 30
Niets van in de Bijbel; Flav. Josephus zegt: dat de overgebleven aanvoerders de soldaten weer vergaderd en zich niet ver van de vijand hadden gelegerd (Joodse Geschieden. 5:8).
voetnootvs. 31
te spae: te laat, te vergeefs (mogelik dacht Vondel aan de eerste slag, waarvan Fl. Josephus verhaalt dat de vijanden vast liepen tegen de moerassen).
voetnootvs. 32
Sebah en Zalmuna: Zebee en Salmana, vorsten der Madianieten.
voetnootvs. 33-34
Iacob: Israël bood hem de heerschappij aan, maar Gedeon vroeg 'n deel van de buit, en zei: ‘God zal over u heersen (liet God de vooghdije); Jehova was de koning van Israël’ (Rechters 8:22-vlgg.).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken