Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

[Gedichten]

De haven
aan Ioan Nikolaesz. en Anna Simons. aant. Ga naar voetnoot*

 
Gal met honigh overgoten,
 
Heiligh bitter, minnaars deel,
 
Naulix word uw soet genoten,
 
Of het walleght in de keel.Ga naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
't Heugt den blyen Bruigom noch,Ga naar voetnoot5
 
Hoe hy 't jawoord hoorde slippen
 
Met een sucht van Annaes lippen,
 
Sonder erregh of bedrogh:Ga naar voetnoot8
 
't Iawoord, 't welck door open ooren
10[regelnummer]
't Hart soo graagh en gierigh dronck,Ga naar voetnoot10
 
Dat het scheen in vreughd te smooren.
 
O hoe soet paart jongk by jongk.
 
Maar trompet en trommelslagh
 
Steurt dat vriendelick vergaren,
15[regelnummer]
En jaaght Anna over baren,
 
Daar sich kuischeid bergen magh:Ga naar voetnoot16
 
Daar geen teere jonffersielen
 
Schricken voor geschrey en moord:
 
Daar als mieren menschen krielen,
20[regelnummer]
Op den rijcken Amstelboord.
 
Denck hoe is haar lief te moe,
 
Dat hy dus sijn lief moet derven,
 
En verlaten ommeswerven.
 
Godloose oorloogh, minnaars roe,
[pagina 176]
[p. 176]
25[regelnummer]
Moet ick, sucht hy, als veel harten
 
Oock besuuren uwen haat?Ga naar voetnoot26
 
Blixem, die met duisend smarten
 
't Heerlick bloeiend Duitschland slaat.
 
Moet ick 't kostelixte pand
30[regelnummer]
Door gevarelicke vlagen
 
Vwent halven angstigh wagen,
 
Over zee en over land?
 
En mijn weelde en wellust missenGa naar voetnoot33
 
In het quickste mijner jeughd?Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
In dees Noordsche duisternissen,
 
Daar mijn son my niet verheught?Ga naar voetnoot36
 
Daar de wreede wintertijd
 
Schend met vloecken al mijn roemen,Ga naar voetnoot38
 
Al dees bruiloftlicke bloemen,
40[regelnummer]
Die mijn bed zijn toegewijt.Ga naar voetnoot40
 
't Bedde, dat my sal gedyen
 
Tot een doods en droevigh graf.Ga naar voetnoot41-42
 
Om t'ontgaan een eeuwigh lyenGa naar voetnoot43
 
Kies ick tijdelicke straf.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maar wat sterf ick sonder nood?
 
Is de wegh dan opgedolven?Ga naar voetnoot46
 
Soeck uw leven door de golven,
 
Door de paden van de dood.
 
Naulix krijght hy die gedachten,
50[regelnummer]
Of het woedende ongedultGa naar voetnoot50
 
Scheept hem, sonder af te wachtenGa naar voetnoot51
 
Dat de voorwind 't seildoeck vult.
 
O hoe krachtigh is de liefd,
 
Die Leander, niet om temmen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Naar sijn Hero toe doet swemmen.
 
Sie hoe 't vlot de vloeden klieft.Ga naar voetnoot56
 
O Neptuin, weest toch genegen
 
Desen vryer, dienge voert.
 
Streel hem met bedaarden segen,Ga naar voetnoot59
[pagina 177]
[p. 177]
60[regelnummer]
Die door 't minnen is beroert.Ga naar voetnoot60
 
Maar wy tergen eer den GodGa naar voetnoot61
 
Aller buien door het bidden.
 
's Bruigoms siele drijft in 't middenGa naar voetnoot63
 
Van het wilde woeste lot.
65[regelnummer]
Sie die barrening eens woedenGa naar voetnoot65
 
Op het aangevochten sand.Ga naar voetnoot66
 
Och de zeeman wenscht om vloeden
 
Sonder grond, en vloeckt het land.Ga naar voetnoot67-68
 
Mèt soo stoot en kraackt het hout,
70[regelnummer]
'tHart des stuurmans kraackt met eenen.
 
Mèt soo gaat het op een steenen.Ga naar voetnoot71
 
Elck is hondert jaren oud.Ga naar voetnoot72
 
En de Bruigom vol ellende
 
Stroit sijn klaghten in de locht:
75[regelnummer]
Liefste, die u voor sijn ende
 
Voor sijn dood eens kussen moght.
 
Willigh willigh sou ick soo
 
In dien ruimen plas versincken.
 
Liefst in engren stroom verdrincken.
80[regelnummer]
Bruigoms harten sterven noo.
 
't Water magh het leven blusschen,
 
Maar geensins het minnevier.
 
Moght ick slechs de liefste kussen,
 
Och ick voer getroost van hier.
85[regelnummer]
Venus hoorde 't suchten ras,
 
En bewogen door het treuren,
 
Soo begonse 't schip te beuren
 
Door de barning, door 't gebas
 
Van die blaauwe en zeegroen honden,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Die de Noordsche Scylle ophist;Ga naar voetnoot90
 
Daar veel sielen sijn verslonden;Ga naar voetnoot91
 
Daar de visscher lijcken vischt.
 
Eurus adem spande 't seilGa naar voetnoot93
 
En de hoop van onsen minner,
95[regelnummer]
Die als vrolick zeeverwinner
[pagina 178]
[p. 178]
 
Sagh van verre tot sijn heil
 
Anna op den oever blaken.Ga naar voetnoot97
 
Wacker, riep hy, Palinuur,Ga naar voetnoot98
 
Stier den steven naar dat baken,
100[regelnummer]
Naar mijn Noordstar, naar mijn vuur.
 
Anna, die van tranen nat,
 
Docht het meir heeft hem begraven,
 
Siet hem landen in de haven
 
Van ons segenrijcke stad.
105[regelnummer]
An grijpt Ian in bey haar armen.
 
Ian houd An gegrepen stijf,
 
En sy drucken vol ontfarmen
 
Mond aen mond, en lijf aen lijf.
 
Gal met honigh overgoten,
110[regelnummer]
Heiligh bitter, minnaers deel,
 
't Suur is al voorheen genoten,Ga naar voetnoot111
 
Gly nu lieflijck door de keel,
voetnoot*
Van 1627. Afgedrukt volgens de tekst van Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 286.
Joan Nikolaesz Outgers, zoon van Nikolaes Outgers en Anna Jansdr. Cloeck (20 Jaar) trouwde in Desember 1627 met Anna Simons (17 jaar), dochter van Simon Hendricksz. en Agnieta Simonsdr., geboren te Hamburg. Anna Simons was een nicht van Maeyken de Wolff, de vrouw van Vondel. (Zie Sterck: Oorkonden over Vondel). Uit het gedicht blijkt dat het jonggehuwde paar (vgl. vs. 39-40) zich ophield in Noord-Duitsland, misschien wel te Hamburg, waar Anna's moeder geboren was, en dat Anna wegens dreigend oorlogsgevaar naar Amsterdam terugkeerde, terwijl de jonge man, aanvankelik weerhouden (door zaken?), eerst later volgde, en na een gevaarvolle zeereis veilig aankwam.
voetnootvs. 4
Of de bittere galsmaak volgt. Zie de uitlegging van dit motief in vs. 5-vlg.
voetnoot5
Bruigom kan betekenen: jonge echtgenoot.
voetnoot8
Sonder erregh: oorspr.: zonder boze bedoeling; hier: oprecht.
voetnoot10
gierigh: gretig.
voetnoot16
bergen magh: in veiligheid kan brengen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 30, de oude uitgave heeft gevaarlicke, dus een lettergreep te weinig.
voetnoot26
besuuren: smartelik ondervinden.
voetnoot33
wellust: genot.
voetnoot34
quick: levendig, fris.
voetnoot36
mijn son: mijn liefste.
voetnoot38
vloecken: vervloeking, verderf; al mijn roemen: al datgene waarop ik zo trots ben.
voetnoot40
Die mij bij mijn huwelik geschonken zijn.
voetnoot41-42
gedyen tot: worden tot.
voetnoot43
een eeuwigh lyen: het lange leven zonder de liefste.
voetnoot44
tijdelicke straf schijnt hier te betekenen: de kort durende pijn van de dood.
voetnoot46
opgedolven: door opgraving versperd, afgesneden.
voetnoot50
woedende ongedult: het heftige verzet tegen een ondraaglike toestand.
voetnoot51
Scheept: doet hem zich inschepen.
voetnoot54
Leander zwom over de Hellespont om zijn geliefde te bereiken; niet om temmen: ontembaar.
voetnoot56
't vlot: het schip.
voetnoot59
Doe hem genieten van de kalmte op zee.
voetnoot60
Aansluitend bij hem: die door de liefde in hevige beroering geraakt is (opzettelike tegenstelling tussen bedaard en beroert).
voetnoot61
tergen: prikkelen (tot verzet); den God aller buien: Neptunus.
voetnoot63
Zijn leven is in gevaar te midden van de door het onverbiddelike lot bepaalde omstandigheden.
voetnoot65
barrening: branding.
voetnoot66
aangevochten: aangevallen, aangetast.
voetnoot67-68
vloeden sonder grond: de volle zee.
voetnoot71
Tegelijk ontstaat er een algemeen gekerm.
voetnoot72
Ieder voelt zich zo afgemat alsof hij stokoud is(?).
voetnoot89
De zeegolven.
voetnoot90
de Noordsche Scylle: de Scylla is de bekende gevaarlike rots in de Griekse wateren; hier is dus bedoeld: de zandbanken in de Noordzee.
voetnoot91
sielen: levens.
voetnoot93
Eurus: de Oostenwind.
voetnoot97
blaken: vol brandend verlangen.
voetnoot98
Palinuur: de stuurman op het schip van Eneas, toen hij naar Italië, zijn einddoel, voer.
voetnoot111
't suur: het onaangename; dus hier: de gal.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons