Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 372]
[p. 372]


illustratie

Inwying der doorluchtige Schoole t' Amsterdam,aant.Ga naar voetnoot*

aen den heer Herman vander Pol,
Raed en schepen der selve stede.

 
Oprechte POL, de hemel heeft gespaertGa naar voetnootvs. 1
 
Uw rimpligh voorhoofd, en besneeuden baerd,
 
En stacitabberd, die stads Recht bewaert,Ga naar voetnoot3
 
Om noch te tuygen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Met u, in't ander leven, vry van leet;
 
Hoe ghy de bloem der jeughd, te min besteed,Ga naar voetnoot6
 
De suyvre borst van heylige Angeneet,Ga naar voetnoot7
 
Met lust, saeght suygen.
 
O vroome vader, glori van myn' luyt,
[pagina 373]
[p. 373]
10[regelnummer]
Vw' stemme steef dit loflyck Raedsbesluyt.Ga naar voetnoot10
 
Nu veeghtghe noch, van vreughd, een kreucksken wt,Ga naar voetnoot11
 
En word herboren:
 
Gelyck somtyds de guure winter plagh
 
t'Ontluycken, met een' somersonnelach;
15[regelnummer]
En 't hart t'ontdoyen, op een' soeten dagh,
 
Als 't was bevroren.
 
Myn' swaeneschacht, myn treckebecksken drincktGa naar voetnoot17
 
Sich droncken, in onsterfelycken inckt:Ga naar voetnoot18
 
Ons' wapenkroon veel heerelycker blinckt,
20[regelnummer]
Op d'eer der feesten.
 
De Wysheyd setmen op den hooghsten trap,Ga naar voetnoot21
 
Beschoncken met den glans der burgerschap,Ga naar voetnoot22
 
En toegejuycht, met vrolyck handgeklap,
 
Van braeve geesten.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Nu yckt de Deughd de sielen, met haer merck.
 
Nu sweetmen in 't Sokratisch worstelperck.Ga naar voetnoot26
 
Nu boutmen aen de zede-enredekerck,Ga naar voetnoot27
 
Doorgalmt van leering,
 
Die 't buyghsaem hart der jongkheyd vormt en sout,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En heylsaem voor verrotting onderhoud,Ga naar voetnoot30
 
En instort vroegh, 't geen onvermuft veroud,Ga naar voetnoot31
 
Door Deughds hanteering.Ga naar voetnoot32
 
Hier blaeckt het nonnenouter ongedooft.Ga naar voetnoot33
 
Hier stuyft de vorstenrenplaets, daermen slooft.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Partyschap hier geen' lamme guylen looft,Ga naar voetnoot35
 
Tot yemands voordeel.
 
De pallemtack en lover nimmer droefGa naar voetnoot37
 
Word toegeleyt, naer Recht, den vluggen hoef,Ga naar voetnoot38
 
Die glimt, als goud, na d'wtgestaene proef,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
In 't billyck oordeel.
 
Dit is 't doorluchtigh Argo, 't welck, bevrachtGa naar voetnoot41
[pagina 374]
[p. 374]
 
Met hemelsch puyck van ridderlyck geslacht,
 
Naer d'eere streeft van Kolchos gulde vacht,
 
Door Nereus weyden.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hier vindmen 't wettigh swaerd, dat, buyten hoop,Ga naar voetnoot45
 
In stucken hieuw den Gordiaenschen knoop;Ga naar voetnoot46
 
Oock 't kluwen, dat, in 's doolhofs ommeloop,Ga naar voetnoot47
 
Ons recht kan leyden.
 
Dees' schoolmeestres haer' schatten maeckt gemeen.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Se weet Natuurs geheymenis t'ontkleen,
 
S'ontleedse moedernaeckt, van top tot teen,
 
Voor 's leerlings oogen;
 
En wroet, op 's overouden Tales spoor,Ga naar voetnoot53
 
Haer' grondeloosen boesem door en door.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
De necktartong verleckert 't leersaem oor,Ga naar voetnoot55
 
Op soete toogen.
 
't Geschichtboeck wacht syn' beurt, in dees' kappel;Ga naar voetnoot57
 
Dat brengt Fortuyns lichtvaerdigheyd in 't spel;Ga naar voetnoot58
 
En toont 'er leeuwenhuyd en Vossenvel,
60[regelnummer]
Geweld en treecken;Ga naar voetnoot60
 
Oock hoemen heelt het ingekanckert quaed;
 
Wat vloecken syn, wat zuylen voor den staet;Ga naar voetnoot62
 
Hoe 't een verryst, en 't ander ondergaet,
 
Door landgebreken.
65[regelnummer]
D'ervaeren Chiron bant den blinden dwerghGa naar voetnoot65
 
Wt dees' spelonck en wackren oeffenbergh;
 
En voed het voesterkind, met dierenmergh,
 
Op dat het schrapperGa naar voetnoot68
 
Syn' krachten stel, voor 't land van syn' geboort,
70[regelnummer]
En verw den grond des vyands rood van moord;
 
Of hou in vredehandeling het woord,
 
Soo wys, als dapper.
 
D'eerwaerde Themis, op den rechterstoel,
 
In barning van krackeelen even koel,Ga naar voetnoot74
[pagina 375]
[p. 375]
75[regelnummer]
Verwerpt het valsch, en mickt op 't witte doel,Ga naar voetnoot75
 
En schift partye.Ga naar voetnoot76
 
Het doodse lyck, dat flus lagh wtgestreckt,Ga naar voetnoot77
 
Nu wt den ysren doodslaep opgeweckt,
 
Bedanckt den God, die 't leven schept en reckt,
80[regelnummer]
Door artzenye.Ga naar voetnoot77-80
 
De Poësy, het Goddelijckst van al,
 
Spant keel en snaer op sluysenwaterval,
 
En trippelt op fluweelen burreghwal,Ga naar voetnoot83
 
Die krielt van swaenen.
85[regelnummer]
Se dompelt Baerles kop in d'Amstelbron.Ga naar voetnoot85
 
Se schept, door hem, in Holland Helikon.
 
Ick quinckeleer, beschaduwt, voor de son,
 
In lindelaenen.
 
O goude lettereeuw! o wyse lent!
90[regelnummer]
O lucht vol geurs, na 's onweers dreygement!
 
Ick raeskal, of Apol is hier ontrent,Ga naar voetnoot91
 
Met negen nonnen;Ga naar voetnoot92
 
Die maecken tien met hem: of tel ick elf?
 
Gewislyck ja; daer sienwe Pallas selfGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Haer heylighdom betrouwen 't hoogh gewelf,Ga naar voetnoot95
 
Noch ongeschonnen.
 
 
Iustè.
 
I.V. Vondelen.
voetnoot*
Van 1632. Afgedrukt volgens de tekst van de afzonderlike uitgave in plano. Unger: Bibliographie No. 206.
De Doorluchtige Schole (Athenaeum illustre), ondanks het verzet van de Leidse hogeschool erkend, werd gevestigd in het verbouwde oude Sint Agnieten kloosterkerkje op de Oudezijds Achterburgwal. De beide hoogleraren Gerardus Vossius en Caspar Barlaeus, waren met Vondel bevriend. De inwijding, 8 Januarie 1632 was voor de dichter een heugelike gebeurtenis. Herman Gysbertsz van de Poll behoorde tot de eerste ‘Verzorgers der Schole’.
voetnootvs. 1
Oprechte: rechtschapen.
voetnoot3
bewaert: handhaaft.
voetnoot4
tuygen: getuigen.
voetnoot6
te min besteed: bij een voedster uitbesteed, nl. bij de heilige Angeneet, als beschermheilige van het gebouw de verpersoonliking van de School.
voetnoot7
suyvre: reine, kuise.
voetnoot10
steef: steunde.
voetnoot11
veeghtghe een kreucksken wt: veegt ge een rimpel weg.
voetnoot17
swaeneschacht: dichterpen (de zwaan als symbool van de dichter); treckebecksken: de pen die met de bek letters trekt.
voetnoot18
Verzadigt zich met de stof die haar onsterfelik zal maken.
voetnoot21
De wetenschap wordt nu hoog geëerd.
voetnoot22
Beschoncken met: omschenen door.
voetnoot24
braeve geesten: voortreffelike vernuften.
voetnoot26
't Sokratisch worstelperck: de school waar men wedijvert in wijsheid en welsprekendheid.
voetnoot27
zede-en-redekerck: een kerk waar men stichting vindt voor gemoed en geest.
voetnoot29
sout: pittige levenswijsheid bijbrengt.
voetnoot30
heylsaem voor verrotting: de verrotting werend (heylsaem: geneeskracht bezittend).
voetnoot31
En al op jeugdige leeftijd ingiet dat wat met de jaren onbedorven blijft.
voetnoot32
Deughds hanteering: beoefening van de deugd.
voetnoot33
nonnenouter: altaar van de Muzen (vgl. vs. 92), (met toespeling op de nonnen, die vroeger in dit klooster huisden).
voetnoot34
de vorstenrenplaets: waar de vooraanstaande geleerden hun krachten meten: herinnering aan de Olympiese spelen; slooft: zich inspant.
voetnoot35
geen' lamme guylen looft: hemelt geen sukkels op (guyl: oud paard, knol).
voetnoot37
droef: verdord (eig. somber).
voetnoot38
toegeleyt: toegekend (vgl. voor het beeld de renplaets in vs. 34).
voetnoot39
wtgestaene: doorstane.
voetnoot41
Argo: het schip waarmee de Argonauten naar Kolchos voeren om het gouden vlies (vacht) te halen.
voetnoot44
Nereus weyden: de zee.
voetnoot45
wettigh: echte, ware; buyten hoop: boven verwachting.
voetnoot46
den Gordiaenschen knoop, zo moeielik te ontwarren, maar door Alexander doorgehakt.
voetnoot47
't kluwen: door Ariadne aan Theseus gegeven, om de weg uit de doolhof te vinden.
voetnoot49
Dees schoolmeestres: de doorluchtige schole.
voetnoot53
Thales: een der zeven wijzen van Griekenland.
voetnoot54
Haer' grondeloosen boesem: het onuitputtelike gebied (van de natuur).
voetnoot55
De necktartong: de tong van de docent, die in zijn lering godendrank verschaft; van daar toogen (teugen) in vs. 56.
voetnoot57
't Geschichtboeck (germanisme): geschiedboek.
voetnoot58
brengt in 't spel: brengt ter sprake.
voetnoot60
treecken: listen, (correspond. met Vossenvel in vs. 59).
voetnoot62
Welke lieden (of welke beginselen) te beschouwen zijn als vloecken (verderf) en welke als steunpilaren.
voetnoot65
Chiron: de voornaamste der Kentauren, was de wijze opvoeder van Grieksche helden, o.a. van Achilles. Hij bant den blinden dwergh (Cupido) en voedt op tot mannelike kracht en dapperheid (dierenmergh: leeuwenmerg).
voetnoot68
schrapper stell': des te meer schrap zet. In vs. 65-72 wordt de opvoeding van de toekomstige leiders in oorlog en vrede bedoeld.
voetnoot74
In barning van krackeelen: wanneer de twist oplaait.
voetnoot75
't witte doel: het zuivere oordeel.
voetnoot76
schift partye: maakt een eind aan de partijschap.
voetnoot77
Het doodse lyck: de dodelik zieke, die als een lijk neer lag; flus: zo even.
voetnoot77-80
Slaan dus op de mediese faculteit.
voetnoot83
fluweelen burreghwal: de Oudezijds Voorburgwal (zo genoemd om de rijke bewoners), vanwaar men toegang had tot de Doorluchtige schole.
voetnoot85
d'Amstelbron wordt hier een tegenhanger van de Griekse hengstebron (hippocrene): Caspar van Baerle, als Latijns dichter door Vondel zeer hoog gesteld, schiep in Holland een Helikon (de berg waar Apollo zetelde).
voetnoot91
Ick raeskal, of...: als ik niet geheel van streek ben, dan aanschouw ik hier.
voetnoot92
negen nonnen: de negen Muzen.
voetnoot94
Pallas: Athene, de godin van de wijsheid.
voetnoot95
Haer heylighdom: haar wijsheid, geheel ongeschonden, toevertrouwen aan de hoge gewelven van deze kapel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • Amsterdam