Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 748]
[p. 748]

Het derde bedryf.

BURGEMEESTERS. AERTSBISSCHOP. REY VAN AGRIPPINERS.
Burgemeeester:
875[regelnummer]
Klim zacht, vermoeide Vorst, geef my uw rechte hand.Ga naar voetnoot875
 
Nu zet u hier. dees trans heeft over 't platte landGa naar voetnoot876
 
Zijn uitzicht. ick verneem alree des Konings tenten.Ga naar voetnoot877
 
Ick zie het Maeghdenheir, verdeelt aen regementen,
 
Als in slaghorden staen.
Aertsbisschop:
 
O Jesus, troost uw volck.Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Waer staenze?
Burgemeester:
 
Naer den Ryn.
Aertsbisschop:
 
Beneên die heldre wolck?
Burgemeester:
 
Al recht.
Aertsbisschop:
 
Getrouwe God, hoe kuntghe dit verdraegen?Ga naar voetnoot881
Burgemeester:
 
De vyand heeft een zeissenwagenburgh geslaegenGa naar voetnoot882
 
Naer Stad toe, als een wal, die stoot haer voor de borst.Ga naar voetnoot883
 
Het voetvolck van weerzy, gelijck een ysre korst,
885[regelnummer]
Bedeckt de lendenen. de ruiter, op de hielenGa naar voetnoot885
 
Van achter, kleed den rugh van dees gedoemde zielen.Ga naar voetnoot886
Aertsbisschop:
 
Zoo ziet men voor de banck een stomme kudde staen,Ga naar voetnoot887
 
Terwijl de slaeger zich gereed maeckt, om te slaen,Ga naar voetnoot888
 
En mes en reedschap slijpt.
Burgemeester:
 
Wat middel om beschermen?
890[regelnummer]
Wat raed? men hoort de Stad, en alle dochters kermen,Ga naar voetnoot890
 
Van torens, muur, en poort. het grimmelt 'er van liên.Ga naar voetnoot891
 
De daecken zitten zwart, om 't schouwspel aen te zien,
[pagina 749]
[p. 749]
 
Zoo verre d'ooghstrael reickt door eenen nevel traenen.Ga naar voetnoot893
 
Hoe stillen wy 't gekrijt van zoo veel onderdaenen?
895[regelnummer]
Men wringt de handen vast met jammerlijck misbaer.Ga naar voetnoot895
 
Men krabt den boezem op. de handen gaen in 't hair.Ga naar voetnoot896
 
Men kan het volck van wal, noch steile torens weeren.
 
Dit kermen moght ten leste in oproer wel verkeeren.
 
d'Oploopende gemeent vervloeckt de hoofden vast.Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
't En zy men middel raem, ick zie de Stad in last.
Aertsbisschop:
 
Toen dit verwaten Hoofd gereed stond met zijn schaeren,Ga naar voetnoot901
 
Om daetelijck, daer Paeuw, en Mincius vergaeren,Ga naar voetnoot902
 
Te zetten over stroom, recht toe naer Vatikaen,
 
En 't heiligh Capitool, zat elck om 't zeerst belaên.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Geheel Italien, verlaeten, en verlegen,Ga naar voetnoot905
 
Zagh deerlijck uit om troost: maer alle harten zeegen,Ga naar voetnoot906
 
Behalven 't leeuwenhart van Leo, die den StockGa naar voetnoot907
 
En Vlegel van Gods Stoel groothartigh tegens trock,Ga naar voetnoot908
 
Met zyn' gekruisten staf; gehult met myterstraelen;Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Gevolght van Bisschoppen, en pracht van Kardinaelen,Ga naar voetnoot910
 
En schutte op zijnen staf dien vreesselijcken slagh,Ga naar voetnoot911
 
Ja broght den schrick in 't hart, dat God noch mensch ontzagh.Ga naar voetnoot912
 
'k Voel Leoos yver brand in mijn gemoed verwecken.
 
Men laetme slechs begaen. ick wil hem tegenstrecken,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Zoo daetelijck. 't is tijd. men laetme slechs begaen.
 
Ick wil met mijn gezicht dien Bazilisk verslaen.Ga naar voetnoot916
Burgemeester:
 
De kudde geeft zoo licht den Harder niet ten besten.Ga naar voetnoot917
Aertsbisschop:
 
Quam Aniaen niet weêr behouden in zijn vesten? Ga naar voetnoot918
 
Schold hy dien Heremijt dat dreygement niet quijt?Ga naar voetnoot919
[pagina 750]
[p. 750]
920[regelnummer]
Heeft Lupus zoo zijn stad, zijn schaepskoy, niet bevrijt?Ga naar voetnoot920
Rey:
 
Verlaet de Harder ons, de kudde zal verstroien.
Burgemeester:
 
Die bloedmuil zwoer met tack, en wortel uit te roien,
 
En met zijn winterbijl te slechten, vlack als slijck,Ga naar voetnoot923
 
Dit doornen bosch, het welck den Roomschen tot een wijck,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
En oorlooghszetel streckt. hy scheld een bosch van doornen
 
Dees Stad, om datze draeght een kroon van spitse toornen,
 
Op haer gezalfde kruin. zy dreigenze algelijck,Ga naar voetnoot926-27
 
Om haer getrouwigheid aen Rome, en 't Roomsche Rijck,
 
Welx maght de Noorman zwoer te kneuzen, en verdelgen.Ga naar voetnoot929
Aertsbisschop:
930[regelnummer]
Ick kan 't in eeuwigheid verduwen noch verzwelgen,Ga naar voetnoot930
 
Zoo koel, zoo schandelijck, en zonder weer te bien,
 
Met goeden oogen dus, dit treurspel aen te zien.Ga naar voetnoot932
 
Een yeder volgh zijn' zin: ick wil my zelven quijten.Ga naar voetnoot933
Burgemeester:
 
Men zalme nimmermeer flaeuwhartigheid verwijten.
935[regelnummer]
Zoo wil ick liever zelf ('t is tijd om werck te spoên)Ga naar voetnoot935
 
Met al ons Ridderschap, een' stercken uitval doen,
 
En midden in den drang met al dees Maeghden sterven;
 
Zoo blijckt het noch, dat wy noch hart noch yver derven.
Rey:
 
Zoo waer de Burgery een lichaem zonder hoofd.
940[regelnummer]
Wy zijn noch niet geheel van ons verstand berooft.
 
De Burgers zullen u dat nimmermeer vergunnen.Ga naar voetnoot941
Aertsbisschop:
 
Wy moeten gaen, en doen altzaemen watwe kunnen.
 
Dit schichtich stuck vereischt een kort en snel beraed.Ga naar voetnoot943
 
Stijght af met my, ick hoor al weêr gerucht op straet.
[pagina 751]
[p. 751]
JULIAEN. ATTILA. BEREMOND.
945[regelnummer]
Ick heb, om vader Mars met heiloos bloed te zoenen,Ga naar voetnoot945
 
De maeghdevloot gedeelt in ellef Legioenen,
 
Omringt met ruitery, en voetvolck, in 't gezicht
 
Der Stad, die vol geschreis genade zingt, en zwicht.Ga naar voetnoot948
 
Men wacht op uw bevel, om strax dien roof te slaghten.Ga naar voetnoot949
Attila:
950[regelnummer]
Men dient, om Ursuls wil, een dagh of twee te wachten.
Juliaen:
 
De nood verbied het u. het krijghsvolck staet en vlamtGa naar voetnoot951
 
Op dit bekoorlijck slagh. het krijghsvolck raest, vergramtGa naar voetnoot952
 
Dat 's Konings oogen vast naer Ursuls oogen draeien,Ga naar voetnoot953
 
En zy van 's oorlooghs oeghst geen minnevruchten maeien.Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Indienghe 't Recht vertreckt, dit heir van wachten moe,Ga naar voetnoot955
 
Van geilheid aengeport, tast lichtlijck daedlijck toe.Ga naar voetnoot956
 
Ghy zult de dapperheid de zenuwen afsnyen,Ga naar voetnoot957
 
En langer niet met Mars, maer onder Venus stryen,Ga naar voetnoot958
 
Met eenen laffen hoop. der Joffren vleieryGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Zal 't leger om doen slaen, en trecken op haer zy.
Attila:
 
Och Juliaen, de Min verbied dit bloed te storten.
Beremond:
 
Ghy zult der Goden, oock uw eigen eer verkorten.
 
Waer suft nu Attila, die, met gelaersden voetGa naar voetnoot963
 
Eens stampende, van schrick den aerdboôm davren doet?
965[regelnummer]
Zijt ghy 't niet in wiens deughd wy Scythen zijn gehouden?Ga naar voetnoot965
 
Die 's grooten Caesars stoel zyn' moedwil hebt vergouden?Ga naar voetnoot966
 
En doen bekennen, dat al 't Noorden roemen magh,Ga naar voetnoot967
 
Hoe Rome niet meer zy onwinbaer, als het plagh?
 
Ick wou den Koning wel ['t belief hem op te mercken]
970[regelnummer]
Met een niet veer gezocht en levend voorbeeld stercken.
 
Uw' voorzaet zelf, die zege op 't godloos bloed bevocht,Ga naar voetnoot971
[pagina 752]
[p. 752]
 
Werd uit den Ioffrenroof, de bloem daer uit gezocht,Ga naar voetnoot972
 
Een schoone maeghd vereert. Die krijghsheld, zoet op 't minnen,Ga naar voetnoot973
 
Docht langer om geen kroon, maer slechs om 't hart te winnenGa naar voetnoot974
975[regelnummer]
Van 't allergoelijckst beeld, dat in zijn harte lagh.Ga naar voetnoot975
 
Een Vorst, die 't al gebood, een boel naer d'oogen zagh,Ga naar voetnoot976
 
Werd slaef van zijn slaevin. zy bond het zwaerd in scheede,
 
Met vlechten van heur hair, en oorelooghde in vrede;Ga naar voetnoot978
 
Waerom het heir geterght, in 't ende aen 't morren viel:
980[regelnummer]
Dat hy verwijft, niet meer de rechte heirbaen hiel;Ga naar voetnoot980
 
Het Rijck veel afbreuck leed, ja schendigh most vervallen,Ga naar voetnoot981
 
Ten waerm'er in verzagh. zy stonden met hun allenGa naar voetnoot982
 
Gereed, om tot de keur van een rechtschapen hoofdGa naar voetnoot983
 
Te gaen, 't en waer de Vorst der Wyzen raed gelooft,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
En 't oproer daedelijck gestuit had, en bejegentGa naar voetnoot985
 
Met Venus wederga, met schoonheid rijck gezegent;Ga naar voetnoot986
 
Betoonende, dat zy, met recht beminnens waerd,Ga naar voetnoot987
 
Noch niet verbasterd had zijn' eersten heldenaerd;
 
En leggende eene hand op 't hoofd, de Schoone onthoofde
990[regelnummer]
Met d'ander, en dit vier in 't bloed der boelschap doofde.Ga naar voetnoot990
 
Dat voorbeeld streck een baeck, en ghy den onderdaenGa naar voetnoot991
 
Een spoor. men vang van u dien Maeghdenoffer aen,Ga naar voetnoot992
 
Dan Ursuls doode lijf aen eenen pael geslaegen,
 
Om door 't gezicht de Stad verbaestheid aen te jaegen;Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
En als de zonne zinckt voor d'opgereze maen,
 
De gansche maght van 't heir gedreven stewaert aen,Ga naar voetnoot996
 
Om met een' avondstorm dees zidderende wallen,
 
Vol schrix, door zoo veel moords, al t'effens t'overvallen.
Attila:
 
Ick zweer het by mijn hoofd, 'k en zal niet minder zijn,
1000[regelnummer]
Dan eenigh voorzaet was, al waer het slechs in schijn.Ga naar voetnoot1000
 
Als ick dien degen zwaey, zoo pas mijn spoor te volgen.Ga naar voetnoot1001
 
De Min woed allerfelst, wanneerze word verbolgen.Ga naar voetnoot1002
[pagina 753]
[p. 753]
REY VAN AGRIPPINERS.
Zang:
 
De wijnpers van Gods grimmigheidGa naar voetnoot1003
 
Zal witte en purpre druiven parssen,
1005[regelnummer]
En met een' rooden dauw vervarsschenGa naar voetnoot1005
 
Dit veld, dat om vervarssing schreit.Ga naar voetnoot1006
 
Gods snoeimes strecken zwaerd, en spiessen;Ga naar voetnoot1007
 
Zijn wijnbergh 't Ellefduizendtal,
 
De druiven, die hy parssen zal,
1010[regelnummer]
En aen den wijnstock Jesus wiessen.
 
De paerdevoet dreight in dees druifGa naar voetnoot1011
 
Te trapplen met bloeddroncke hoeven
 
(Helaes hoe dracken ons dees schroeven!)Ga naar voetnoot1013
 
Dat hen het sap om d'ooren stuif.
1015[regelnummer]
Die most wil ons te bitter smaecken,Ga naar voetnoot1015
 
Maer alle Hunnen droncken maecken.
Tegenzang:
 
't Is Wijnmaend, 't is de rechte tijd.
 
Laet dien Wijngaerdenier betyen,Ga naar voetnoot1018
 
Die maet kan stellen yeders lyen.
1020[regelnummer]
Hy zet den merckpael van den strijd.Ga naar voetnoot1020
 
Hy geeft by beurte zon en regen,
 
Dan zonneschijn, dan regenvlaegh.
 
De zonne schijnt niet alle daegh,
 
Noch juist wanneer 't ons valt gelegen.
1025[regelnummer]
Het water leit niet eeuwigh vlack.
 
Het onweêr weet zijn tijd, en stonden.
 
't Staet al aen tijd, en maet gebonden,
 
Wat voorvalt onder 't hemelsch dack.
 
Gods roeden, die het lichaem plaegen,
1030[regelnummer]
Zijn bezems, om de ziel te vaegen.Ga naar voetnoot1030
Toezang:
 
Ghy zalige Englen altemael,
 
Ten dienst der vromen, uitgelezen,
 
Daelt neder, yeder met een schael.
[pagina 754]
[p. 754]
 
Koomt, schept het sap der zuivre bezen,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
En mengelt dit, dat bidden wy,
 
Met bittre traenen, die wy schreien.
 
Daelt neêr, onsterffelijcke Reien.
 
Verkeert dees gal in leckerny.
 
Verquickt ons, midden in doods pijnen,
1040[regelnummer]
En parst uit alssem puick van wijnen.Ga naar voetnoot1040

voetnoot875
rechte hand: rechterhand.
voetnoot876
dees trans: waarschijnlik van een der wachttorens op de vestingmuur (vgl. de steile torens in vs. 897).
voetnoot877
verneem: bemerk.
voetnoot879
troost: geef moed.
voetnoot881
Al recht: juist.
voetnoot882
zeissenwagenburgh: een aaneengeschakelde reeks zeissenwagens, dat zijn: strijdwagens waarvan de wielen met zeisen voorzien zijn, die bij het indringen op de vijand een slachting aanrichten.
voetnoot883
die stoot haer voor de borst: die in het front de aanval moet beginnen.
voetnoot885
Bedeckt de lendenen: houdt hen van ter zijde ingesloten; op de hielen: aan de achterzijde.
voetnoot886
kleed den rugh van dees gedoemde zielen: heeft post gevat in de rug van deze ten dode gedoemden.
voetnoot887
banck: slachtbank.
voetnoot888
slaen: slachten.
voetnoot890
dochters: maagden.
voetnoot891
grimmelt: wemelt.
voetnoot893
ooghstrael: blik.
voetnoot895
vast: voortdurend.
voetnoot896
op: open.
voetnoot899
d'Oploopende gemeent: het oproerig geworden volk; vast: reeds.
voetnoot901
verwaten: vervloekte.
voetnoot902
Paeuw: de Po; Mincius: Mincio, Noordelike zijrivier van de Po.
voetnoot904
belaên: in angst.
voetnoot905
verlegen: wanhopig.
voetnoot906
alle harten zeegen: aller moed zonk.
voetnoot907
Stock: roede.
voetnoot908
Vlegel: zie bij de Opdraght, vs. 11; Gods Stoel: de pauselike troon; groothartigh: heldhaftig.
voetnoot909
zyn' gekruisten staf: de van een dwarsstok voorziene staf, als teken van zijn geestelike waardigheid; gehult met myterstraelen: een stralende myter op het hoofd.
voetnoot910
pracht van Kardinaelen: Kardinalen in prachtige kledij.
voetnoot911
schutte: weerde af.
voetnoot912
in 't hart: nl. van Attila.
voetnoot914
tegenstrecken: tegenstrecken: tegemoet gaan.
voetnoot916
Bazilisk: een soort giftige adder, die volgens het volksgeloof, met zijn adem en zelfs met zijn blik iemand kon doden.
voetnoot917
geeft ten besten: geeft prijs.
voetnoot918
Aniaen: Bisschop Anianus ging tijdens het beleg van Orleans door Attila, de veldheer in zijn kamp opzoeken om over de voorwaarden te onderhandelen. Attila liet hem ongedeerd terugkeren.
voetnoot919
dien Heremijt: vóór de slag op de Catalauniese velden raadpleegde Attila een Christelike hermiet over de toekomst. Deze noemde hem een gesel Gods en voorspelde zijn nederlaag, die hem zou doen gevoelen dat hij zijn macht slechts aan God ontleende. Ook hem liet Attila ongedeerd.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 921 In de oude uitgave staat na ons geen komma.
Achter vs. 936 ten onrechte een punt.
voetnoot920
Lupus: een bisschop die Attila, op weg naar Troyes, tegemoet trok en door zijn smeken verkreeg dat de stad gespaard bleef; schaepskoy: waarvan deze Lupus (d.i. wolf!) de herder was.
voetnoot923
winterbijl: deze naam is mij niet duidelik. Misschien in verband met de Noorman (vs. 929)?
voetnoot924
den Roomschen: de Romeinen; wijck: wijkplaats.
voetnoot926-27
een kroon van spitse toornen op haer gezalfde kruin: hier is weer aan de Stedemaagd gedacht, die een kroon, met torens versierd, draagt. De vele Christelike kerken waren Attila een ergernis; gezalfd: als bisschopstad; dreigenze algelijck: bedreigen ze alle te samen.
voetnoot929
de Noorman (vgl. de Noordvorst in vs. 13): Attila.
voetnoot930
verzwelgen: verkroppen.
voetnoot932
Met goeden oogen (oorspr. goedgunstig): kalm, berustend.
voetnoot933
my zelven quijten: mijn plicht doen.
voetnoot935
spoên: bespoedigen.
voetnoot941
nimmermeer: volstrekt niet.
voetnoot943
Dit schichtich stuck: deze plotseling opgekomen noodtoestand (Ned. Wdb. XIV, 551).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 951 De oude uitgave heeft een komma achter vlamt.
voetnoot945
heiloos: heilloos, goddeloos.
voetnoot948
genade zingt, en zwicht: om genade smeekt en op het punt van overgave is.
voetnoot949
strax: weldra; roof: buit.
voetnoot951
staet en vlamt op: staat met begerige blikken te kijken naar.
voetnoot952
slagh (eig. soort): maagdenschaar.
voetnoot953
vast: steeds weer.
voetnoot954
geen minnevruchten maeien: geen maagden als oorlogsbuit krijgen.
voetnoot955
't Recht vertreckt: de uitoefening en het (oorlogs) recht uitstelt.
voetnoot956
aengeport: aangevuurd.
voetnoot957
de zenuwen (spieren) afsnyen: verlammen.
voetnoot958
onder (de heerschappij van) Venus.
voetnoot959
vleiery: smeekbeden, de vriendelike woorden.
voetnoot963
Waer suft nu Attila: hoe is Attila nu zo verslapt?
voetnoot965
aan wiens dapperheid wij Scythen zijn verplicht?
voetnoot966
stoel: troon, zetel; dus: Rome; moedwil: vermetel optreden; vergouden: vergolden.
voetnoot967
bekennen: beseffen; al 't Noorden: al de volken van het Noorden (onder Huns gezag).
voetnoot971
Uw'voorzaet: op welke voorvader dit verhaal slaat, is niet duidelik. Van Lennep wijst er op, dat dit verhaal op naam staat van de vijftiende-eeuwse sultan Mahomed II; bloed: geslacht.
voetnoot972
Ioffrenroof: buit van maagden.
voetnoot973
zoet op: verzot op.
voetnoot974
Docht: dacht.
voetnoot975
't allergoelijckst beeld: de allerliefelikste maagd.
voetnoot976
boel: minnares.
voetnoot978
oorelooghde in vrede: zij overwon hem, maar deed hem tegelijk alle strijd staken.
voetnoot980
de rechte heirbaen hiel: het rechte spoor volgde.
voetnoot981
ja (dat het Rijck) schendigh most vervallen; schendigh: schandelik.
voetnoot982
er in verzagh: maatregelen er tegen nam.
voetnoot983
rechtschapen: rechtgeaard.
voetnoot984
Te gaen: over te gaan; 't en waer: als niet.
voetnoot985
en bejegent: en hun tegemoet getreden was.
voetnoot986
Venus wederga: de schone slavin.
voetnoot987
Betoonende: doende blijken.
voetnoot990
dit vier: het minnevuur; boelschap: hetzelfde als boel (vs. 976).
voetnoot991
een baeck: een waarschuwend voorbeeld.
voetnoot992
Een spoor: een prikkelend voorbeeld; van u: bij u, d.w.z. bij uw geliefde.
voetnoot994
verbaestheyd: ontsteltenis.
voetnoot996
maght van 't heir: legermacht.
voetnoot1000
al zou het niet van harte gaan.
voetnoot1001
pas: draag zorg.
voetnoot1002
word verbolgen (nl. door de tegenstand van het geliefde voorwerp).
voetnoot1003
Gods grimmigheid: Gods toorn. De rampen door de Hunnen veroorzaakt, worden beschouwd als een straf voor de zonden. Het beeld van de wijnpers waarin God zijn druiven perst, is ontleend aan de Kerkvaders.
voetnoot1005
rooden dauw: het bloed van de martelaressen.
voetnoot1006
dat om vervarssing schreit: dat verlangt naarhet bloed van de zoenoffers.
voetnoot1007
Zwaard en spiesen dienen als snoeimes in de wijngaard. Jezus was de wijnstock, waarvan de maagden de druiven zijn, die geperst worden.
voetnoot1011
De paerdevoet: van het Hunnenleger.
voetnoot1013
schroeven (van de pers).
voetnoot1015
most: jonge wijn; wil: zal; te: zeer.
voetnoot1018
betyen: zijn gang gaan.
voetnoot1020
merckpael: grenspaal: hij kan aan de strijd een einde maken.
voetnoot1030
vaegen: reinigen, (van zonde) te zuiveren.
voetnoot1034
bezen: druiven (beziën).
voetnoot1040
alssem: bitter leed.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank