Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 451]
[p. 451]

[S. Agnes]



illustratie

S. Agnes.Ga naar voetnoot*

1 AGNES, een jongkvrouw te Rome, en uit Roomschen adel gesproten, wert, om hare dartienGa naar voetnootr. 1 2 jaren, vierighlijck aengezocht van Sophroon, een zoon van den overste der stadt; maer zy,Ga naar voetnoot2 3 wyzer beraden, een hemelsch huwelijck beoogende, sloegh alle bekoringen van staten rijck-Ga naar voetnoot3 4 dommen en wellusten af: waerom de vader des verliefden jongelings haer, ter vierschare 5 gedaeght, keur gaf; of, als een non, in Vestaes tempel te waecken; of in 't bordeel hare kuischeitGa naar voetnoot5 6 af te leggen: maer zy, naer geen van beide luisterende, wiert ter eerlooze plaetse gebroght,Ga naar voetnoot6 7 en daer beschut van den Engel, die den reuckeloozen jongelingk, voor hare voeten, doot terGa naar voetnoot7 8 aerde sloegh, en, op het gebedt der Maeght, weder opweckte: waer uit een groot oproer rees; 9 dies Aspaes, de Stadthouder, haer ten brant verwees: maer het vier, door Godts gehengenis,Ga naar voetnoot9 10 aen het smettelooze lichaem geen vatten vindende, zoo stack men dit onnoozel lam met denGa naar voetnoot10 11 degen den strot af, en offerde het gewyde bloet, aen 't altaer des eenigen Verlossers.

[pagina 452]
[p. 452]

Agnes aen Emerens, hare Zuighgenoot.Ga naar voetnoot*

 
Leergierige Emerens, ghy zijt uit Agnes oogen,
 
Maer geensins uit haer hart, met wie ghy hebt gezogen
 
Een zelve voesters melck, en moerbay eener speen.
 
Och hadt ghy zoo met my een waterbadt gemeen,Ga naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
En zegening der drie aenbiddelijcke namen
 
Van Vader Zoon en Geest, een Godt en godtheit t'zamen;Ga naar voetnoot6
 
Hoe zuiver zou uw ziel, uit dees gewyde bron,
 
Die Adams ooftsmet wascht, gelijck een morgenzon,Ga naar voetnoot8
 
Verryzen, en voor 't licht de schimmen zien verhuizen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Met eene bange wolck van uilen, vledermuizen,
 
En huibens, kinders van des werelts naren nacht,Ga naar voetnoot11
 
En stout by duister: een gansch averechts geslacht,
 
't Welck schricklijck huilt en piept, om uwe speelnoots ooren,
 
Die, met haer kuische torts, hun onkuisch hol quam stooren.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Doch 'k hoop, dat ghy, die stil aen Christus voeten zit,
 
Als leerkint van zijn school, waer in men vast, en bidt,Ga naar voetnoot16
[pagina 453]
[p. 453]
 
Oock, met de naeste feest, zult opgaen d'eerste trappen,Ga naar voetnoot17
 
En, onderdanigh en ootmoedigh, 's meesters stappen
 
En heirbaen gade slaen, die naer den heilbergh leit,Ga naar voetnoot18-19
20[regelnummer]
Door allerhande ramp, en wederwaerdigheit.
 
Daer toe help Jesus u en my, die heet geronnenGa naar voetnoot21
 
Myn loopbaen ben ten einde en zie den strijt gewonnen;Ga naar voetnoot21-22
 
En, grypende verheught den palm van 't paradys,
 
U toewensch eenen tack van geenen mindren prys.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Myn zuighgenoot, kon ick myn hart in 't uwe gieten,Ga naar voetnoot25
 
Hoe vrolijck zouden wy een' zelven troost genieten,
 
En voorsmaeck van 't bancket der Engelen om hoogh,Ga naar voetnoot27
 
Die voor mijn komst alreede ontsluiten 's hemels boogh,
 
Nu 't mes gewet wort, om in mynen strot te stooten;
30[regelnummer]
Op dat myn ziel geen bloet gebreck hebbe, om te vloten,Ga naar voetnoot30
 
En heen te zeilen naar het rechte vaderlant.Ga naar voetnoot31
 
Ick neem dan noch verlof van u, en kus uw hant,Ga naar voetnoot32
 
Door deze letters, versch met maeghdebloet geschreven;
 
Op datze van myn trouw getuigenisse geven,
35[regelnummer]
By andre maeghden, u en mynen geest bewust:Ga naar voetnoot35
 
En 't zal my wel doen, zoo ghy haer voor 't leste kust,
 
In mynen naem, en raet het beste pant der jaren,Ga naar voetnoot37
 
Den hemel toegewydt, zorghvuldigh te bewaren;
 
Indien 't gebeurde, dat haer eens gegeve trouw
40[regelnummer]
Van 't dwaellicht wiert bekoort, dat my verleiden wou,Ga naar voetnoot40
 
Daer ick, een meisken, noch geen dartien jaer magh halen;Ga naar voetnoot41
 
Een oude, die zoo licht door wulpsheit zou verdwalen,Ga naar voetnoot42
 
't En waerze aendachtigh ooghde, op 't licht van 't helder Lam,Ga naar voetnoot43
 
Dat aen de starren blinckt, van waer het nederquam
45[regelnummer]
Gewilligh dragen al ons zwackheên, en gebreken;Ga naar voetnoot45
 
En kent, gelijck het proefde, in wat gevaer wy steecken;Ga naar voetnoot46
 
Terwyl men ons bestormt, op allerley manier,
 
Door minnevleyery, of schennissen, of vier.Ga naar voetnoot48
[pagina 454]
[p. 454]
 
Uw Agnes is voor geen van deze drie bezweken.
50[regelnummer]
Sophroons verliefde zoon heeft duizent minnetrekenGa naar voetnoot50
 
Vergeefs te werck gestelt, en storte in 't quynend bedt;Ga naar voetnoot51
 
Dies myn onnoozelheit verdaeght wiert voor de wet,Ga naar voetnoot52
 
En 's vaders rechterstoel; die (rustigh afgeslagenGa naar voetnoot53
 
Van 't maeghdenhart, alreede een liever opgedragen)Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Het vonnis streeck, dat zoo een onverzetbre zielGa naar voetnoot55
 
(Nadien de reinigheit haer ooge alleen beviel)
 
In Vestaes reine kerck, by 't eeuwigh vier, most waecken,Ga naar voetnoot57
 
En 't schendigh lasterstuck des Christendoms verzaecken;Ga naar voetnoot58
 
Of staen het geil gezicht, in 't schandelijck bordeel,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ten spiegele, en ten doele, en als op stadts tooneel.
 
't Viel hardt een afgodin of schennis te verkiezen;
 
De ziel en 't lichaem, of de kuischeit te verliezen,
 
In 't lichaem: 't leste leet den allerminsten noot;Ga naar voetnoot63
 
Hoewel dit harder viel dan d'allerhardtste doot.
65[regelnummer]
Ick sprack: wat mooght ghy toch al van uw Vesta droomen?
 
't Zy die Saturnus baerde, of van hem afgekomen,Ga naar voetnoot66
 
Eer maeght dan moeder heet; een kroon van toornen voert;Ga naar voetnoot67
 
't Gespan der leeuwen toomt, en eene trommel roert.Ga naar voetnoot68
 
Wy oogen op een Maeght en zeestar, t'effens moederGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Van 't wonderbare Kint, den zekersten BehoederGa naar voetnoot70
 
Der menschen, die zoo licht zyn maeghden redden kan:Ga naar voetnoot71
 
Terwyl uw Vesta slaept, gelijck haer leeuwsgespan;Ga naar voetnoot72
 
Dat noit zyn manen schudde, of heeft bestaen te brullen,
 
Daer nonnen, dagh en nacht, de blinde lampen vullen,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Met oly, die den nacht der doling niet verjaeght.
 
Wanneer men 't lichaem schent, zoo blyft de ziel noch maeght,Ga naar voetnoot76
 
Door d'onbevleckten wil. De vierschaer raest, en dondert.
[pagina 455]
[p. 455]
 
Men voert, ten schimp, my om, van myn gewaet geplondert,Ga naar voetnoot78
 
Maer niet van 's hemels gunst, die, al te wonderbaer,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Met eene blonde wolck van myn neervloeient hair
 
De bloode schaemte kleet; terwyl alle oogen blaeckenGa naar voetnoot81
 
Op my, een beelt gelijck, bespreit met gouden laken.Ga naar voetnoot82
 
Zoo naeck ick Venus cel, daer my een kleet, van lichtGa naar voetnoot83
 
En glans geweven, deckt voor 't ongetoomt gezicht.
85[regelnummer]
De boelen staen verbaest, en vallen neêr, en bidden:Ga naar voetnoot85
 
Maer 's Rechters wulpsche zoon komt vliegen, in het middenGa naar voetnoot86
 
Der overtuighde schare, en wil de handen slaenGa naar voetnoot87
 
Aen Agnes, maer een strael des blixems tast hem aen,
 
En smackt het zielloos lijck voor myne voeten neder.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ick lever, door 't gebedt, den zoon zyn' vader weder.
 
Toen roemde een yeders tong den onverzierden Godt;Ga naar voetnoot91
 
Al t'onverdraeghelijck voor 't priesterlijcke rotGa naar voetnoot92
 
En offerwichelaers. gansch Rome is uitgelaten.Ga naar voetnoot93
 
Van Agnes waeght het al, de marckten, en de straten.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
De wichlaers schreeuwen: helpt dit ondier aen een zy.Ga naar voetnoot95
 
Het steurt den ysren slaep des doots door tovery,Ga naar voetnoot96
 
En ongoôn, opgeweckt door prevlen van gebeden.Ga naar voetnoot97
 
Aspaes, de vooght der stadt, door 't oproer heen getreden,Ga naar voetnoot98
 
En 's vollex dicken drang, en vreesselijck getier,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Veroordeelt my ten brant, ten aze van het vier.Ga naar voetnoot100
 
Maer d'aengeblaze vlam, die eerst zoo breet gingk weiden,
 
Door Godts onzichtbre kracht, op myn gebedt, gescheiden,Ga naar voetnoot102
 
Verzengt noch vel, noch vleesch, en zweeft rontom, en wort
 
Gebluscht van koelen dauw, uit 's hemels schoot gestort.
105[regelnummer]
De hemel zeker wel rechtvaerdigh niet gehengde,Ga naar voetnoot105
 
Dat d'uiterlijcke vlam beschadighde en verzengde
 
Het kuische lyf van my, wiens minneschuw gemoedtGa naar voetnoot107
[pagina 456]
[p. 456]
 
Noit blaeckte van de torts des wellusts, en haer gloet.Ga naar voetnoot106-108
 
d'Onstuimige gemeent, verbittert door dit wonder,
110[regelnummer]
Aen 't hollen, heen en weêr, en smyt het bovenste onder,
 
En dreight den heelen staet: dies d'overste al vervaert,Ga naar voetnoot111
 
Besluit de maegdekeel te speten aen het zwaert,Ga naar voetnoot112
 
Op dat het door haer bloet dit buldrende onweêr stille,
 
En velen te gevalle een ziel vergiete, en spille;Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Waer naer myn ziel verlangt, en wacht alle oogenblick
 
Den jongsten, om by Godt te varen zonder schrick.Ga naar voetnoot116
 
Ons Numentaensche hoef behoe myn kout gebeente.Ga naar voetnoot117
 
Maer Emerens, ick ken den aert van dees gemeente,
 
En uwen yver, naeu te houden van mijn lijck,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En grafstede; och voor u een ongewisse wijck,Ga naar voetnoot120
 
Zoo 't woest gepeupel u daer zuchten hoore, of weenen.
 
Ick hoor, of dunckt het my? een buy van hagelsteenenGa naar voetnoot122
 
Vast haglen op uw hooft. och zuster blyf er af,Ga naar voetnoot123
 
Eer u de razerny begrave by myn graf;Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Daer ghy in bloet gedoopt, en niet met waterdruppelen,Ga naar voetnoot125
 
Den geest geeft, en al 't graeuw, om 't warme lijf, komt huppelen.

voetnoot*
S. Agnes: De marteldood van dit jeugdig meisje viel voor te Rome onder de laatste en heftigste christenvervolging van Diocletianus, in 304. Haar feestdagen zijn 21 en 28 Januari. De eerste bron van haar geschiedenis is het tienregelig inschrift, door paus Damasus († 384) boven haar graf gedicht en ter plaatse aan de Via Nomentana nog aanwezig. Vlak na hem heeft de H. Ambrosius († 397) even fraai als uitvoerig Agnes' martelie verhaald in De Virginibus, Lib. I en heeft Prudentius († na 405) haar in zijn hymne Peristephanon, XIV bezongen, en sedert bleef zij zoowel in de Grieksche als in de Latijnsche Kerk een veel geliefde en hoogvereerde heilige, waarvan liturgie, kunst en literatuur getuigen. Ook Vondel had een meer dan gewonen eerbied voor Sint Agnes, zooals zijn vele verzen van vóór en nà zijn bekeering bewijzen; zie: Tot Lof vande kuische en Godvruchtighe Martelaresse Sint Agnes, Dl. 2, blz. 420 (blz. 847 aldaar staat, dat dit gedicht door Van Lennep niet is opgenomen; dit is een vergissing, want zie II, blz. 140; alleen staat Van Lennep niet stellig voor de authenticiteit in); Inwying der doorluchtige Schole t' Amsterdam, Dl. 3, blz. 372, vs. 7; Doorluchtige School (naar Schrijvers Latijn), ald. blz. 375; Lofzang van Sinte Agnes, Unger 1654-55, blz. 160; Op Sinte Agnes Feest aen Agnes Blok, Unger 1664-67, blz. 222, waarin Vondel met name naar den H. Ambrosius in 't Latijnsche Brevier verwijst.
voetnootr. 1
Roomschen: Romeinschen.
voetnoot2
Sophroon, een zoon van den overste der stadt: Vondel is hier en elders met de spelling en den drager van dezen naam in de war; in de vroegere gedichten spreekt hij van d'overste Symphroon, van De vader van Symphroon en in vs. 50 van 't hier volgend gedicht weer van Sophroons verliefde zoon. In de oude Acta is alleen sprake van Symphronius Praefectus, en de naam van den zoon, die op Agnes verliefde, wordt nergens vermeld.
voetnoot3
een hemelsch huwelijck: een huwelijk met Christus, maagdelijkheid; bekoringen: aanlokkingen.
voetnoot5
keur: keuze; een non, in Vestaes tempel: een Vestaalsche maagd, die 't heilig vuur moest bewaken.
voetnoot6
gebroght: gebracht.
voetnoot7
reuckeloozen: roekeloozen, brutalen.
voetnoot9
Aspaes, de Stadthouder: Aspasius, de plaatsbekleeder van den Romeinschen keizer; bij Ambrosius: Aspasius Urbis Romae Vicarius; gehengenis: Gods bestel.
voetnoot10
geen vatten: geen vat; onnoozel lam: onschuldig rein kind; beide woorden toespelingen op den naam Agnes, die in 't Grieksch rein, in 't Latijn lam beduidt; om onschuld en naam wordt de heilige met een lam afgebeeld.
voetnoot*
In 't opschrift: Emerens, hare Zuighgenoot: de H. Emerentiana, Agnes' zoogzuster (collactanea), die, nog niet gedoopt, op 't versche graf der heilige bad, werd daar door heidensche soldaten gesteenigd en aldus in haar bloed gedoopt; feestdag 23 Januari.
voetnootvs. 4
waterbadt: het Doopsel.
voetnoot6
een Godt: lees: één God enz.
voetnoot8
ooftsmet: zondeschuld door 't eten van de verboden vrucht.
voetnoot9
schimmen: schaduwen, duisternissen, als beeld van de dwaling.
voetnoot11
huibens: uilen, Fransch: hiboux; kinders van des werelts naren nacht: Vondel neemt als in de middeleeuwsche symboliek de genoemde chimeren als zinnebeelden van heidensche zonde en dwaling.
voetnoot14
kuische torts: licht van kuischheid; hun onkuisch hol: 't bordeel van vs. 59.
voetnoot16
leerkint: doopleerlinge of catechumena, zooals Emerentiana was.
voetnoot17
de naeste feest: het naaste, aanstaande feest; zoo noemt Agnes den naderenden dag van haar martelaarschap; zult opgaen d'eerste trappen: in de eerste waarheden van de christelijke leer zult worden ingewijd.
voetnoot18-19
's meesters stappen en heirbaen: de voetstappen op den weg van Christus, vgl. Joan. VIII, 12; heilbergh: berg des heils, berg des Heeren enz. bijbelsche uitdrukkingen voor de zaligheid.
voetnoot21
heet geronnen: warm geloopen.
voetnoot21-22
Vgl. I Cor. IX, 24 en II Tim. IV, 7.
voetnoot24
eenen tack enz.: een palm van niet minder waarde.
voetnoot25
zuighgenoot: zoogzuster.
voetnoot27
't bancket der Engelen: de hemelsche vreugde.
voetnoot30
vloten: vlot raken, drijven.
voetnoot31
het rechte vaderlant: het echte, ware vaderland, de Hemel.
voetnoot32
verlof: afscheid.
voetnoot35
u en mynen geest bewust: u en mij bekend.
voetnoot37
het beste pant der jaren: de maagdelijke jeugd.
voetnoot40
Van 't dwaellicht wiert bekoort: door de heidensche dwaalleer zou worden verlokt.
voetnoot41
Daer: terwijl.
voetnoot42
oude: ouderdom, leeftijd; wulpsheit: jeugdige dartelheid, onbezonnenheid; zou: kan.
voetnoot43
't En waerze: tenzij ze; ooghde: blikte; 't helder Lam: het onbezoedelde Lam Gods, Christus, met toespeling op Agnes' eigen naam en deugd.
voetnoot45
Vgl. Is. LIVI, 4.
voetnoot46
En kent, gelijck het proefde: en kent evenzeer als dat het ondervond.
voetnoot48
schennissen: onteering; vier: de vuurproef.
voetnoot50
Sophroons: juister is Symphroons, zie noot op regel 2 van 't proza; minnetreken: minnestreken.
voetnoot51
storte enz.: door Agnes' weigering werd de zoon ziek.
voetnoot52
Daarom werd mijn onschuld voor 't gerecht gedaagd.
voetnoot53
's vaders: nl. Symphroons.
voetnoot54
Van: door; een liever opgedragen: aan een inniger geliefde, nl. Christus, geschonken.
voetnoot55
onverzetbre: onverzettelijke, halsstarrige.
voetnoot57
Vestaes reine kerck enz.: de tempel van Vesta op het Romeinsche Forum, waar zes Vestaalsche maagden het heilig vuur dag en nacht moesten bewaken.
voetnoot58
't schendigh lasterstuck: het schandaal.
voetnoot59
het... gezicht: voor het gezicht.
voetnoot63
't leste enz.: lichamelijke schennis is minder dan schennis van de ziel.
voetnoot66
Men kende twee Vesta's, éen de moeder, en éen de dochter van Saturnus; de eerste is de Aarde en de andere het Vuur.
voetnoot67
Eer maeght dan moeder heet: Vesta, de maagdelijke godin der haardsteden, trad in het Romeinsche leven het meest op den voorgrond; een kroon van toornen: een stedekroon, omdat Vesta de beschermgodin van een stad was.
voetnoot68
't Gespan der leeuwen toomt: Vesta werd dikwijls vereenzelvigd met de Phrygische godin Cybele, die werd voortgetrokken door een leeuwenspan; deze hemerking gelde ook ter aanvulling van de noot bij vs. 1437 van Peter en Pauwels; en eene trommel roert: dezelfde Cybele heet ook de uitvindster van trommel en fluit.
voetnoot69
Wy: met klemtoon; een Maeght: een maagd bij uitstek, Maria; zeestar: maris stella, benaming van Maria in de kath. liturgie; t'effens: tegelijkertijd.
voetnoot70
Kint: Jezus; Behoeder: Heiland, Salvator.
voetnoot71
zoo licht: gemakkelijk.
voetnoot72
Terwyl uw Vesta slaept enz. tot 75: Agnes bedoelt, dat alle verhalen over de heidensche godheden verzinsels zijn.
voetnoot74
nonnen: maagden; blinde: die in het duister laten.
voetnoot76
maeght: ongeschonden.
voetnoot78
geplondert: beroofd.
voetnoot79
al te: hoogst.
voetnoot81
blaecken: schitteren.
voetnoot82
een beelt gelijck: zoo schoon en onbewegelijk; gouden laken: het goudblonde haar, dat Agnes omhult.
voetnoot83
Venus cel: het bordeel (lupanar) op den Circus Agonalis, nu een kerk ter eere van de H. Agnes op de Piazza Navona.
voetnoot85
boelen: wellustelingen.
voetnoot86
wulpsche: hier in de tegenwoordige beteekenis van wellustig.
voetnoot87
overtuighde: nl. van de waarheid der Christenleer.
voetnoot89
het zielloos lijck: hem als een ontzield lichaam (lijck = lichaam).
voetnoot91
onverzierden: onverzonnen, waarachtigen.
voetnoot92
't priesterlijcke rot: de heidensche priesters.
voetnoot93
offerwichelaers: augures en haruspices, die uit de ingewanden der dieren en de vlucht der vogels den wil der goden opmaakten.
voetnoot94
waeght: gewaagt; het al: alles, iedereen.
voetnoot95
helpt aen een zy: maakt van kant.
voetnoot96
steurt: verstoort; den ysren slaep des doots: den onverbreekbaren dood, verstoord nl. door Agnes' ten leven opwekking van Symphronius' zoon, vs. 90; tovery: de Christenen werden geregeld van tooverij beschuldigd. Ambrosius heeft: ‘Omnes aruspices.... una voce clamabant: Tolle magam, tolle maleficam’. (Alle wichelaars schreeuwden: weg met de tooveres, weg met de heks!). Acta SS. Jan. tom. II, p. 352.
voetnoot97
ongoôn: onechte goden.
voetnoot98
Aspaes, de vooght der stadt: Aspasius Urbis Romae Vicarius.
voetnoot99
's vollex dicken drang: de dichte volksmenigte.
voetnoot100
ten aze van het vier: tot voedsel van het vuur.
voetnoot102
gescheiden: Ambrosius: ‘Statim in duas partes divisae sunt flammae’. (Terstond scheidden de vlammen zich in tweeën).
voetnoot105
niet gehengde: stond niet toe.
voetnoot107
wiens: ook voor 't vrouwelijk wier.
voetnoot106-108
Deze gedachte, die ook voorkomt in het aan Vondel welbekende Vrouwelick Cieraet van St. Agnes versmaedt van J. Stalpert van der Wiele ('s Bosch, 1622): ‘Maer de leden, die den brand der wellustelinge hadden verwonnen, hebben oock int middel der vlammen verkoelinge gevonden’, gaat terug tot de Historia Passionis S. Agnetis Virginis et Martyris van Hroswitha van Gandersheim: ‘Sed corpus castum, nulla de sorde piandum, ardor carnalis quod non succendit amoris, ignis non laesit praesens nec tangere quivit’. (Maar het kuische, onbezoedelde lichaam, nooit door gloed van vleeschelijke liefde geblaakt, bleef ongedeerd en onberoerd van dit vuur). Migne, P.L. 137, blz. 1128.
voetnoot111
dreight: bedreigt; d'overste: Aspasius.
voetnoot112
speten: van spit, steken.
voetnoot114
een ziel vergiete: lees: één ziel (tegenover: velen te gevalle); het denkbeeld van ‘bloed vergieten’ loopt hier over in een ‘ziel vergieten’; spille: verspille, verspele.
voetnoot116
Den jongsten: nl. oogenblik, bij V. gewl. mann.; by: naar.
voetnoot117
Ons Numentaensche hoef: de ouders van St. Agnes begroeven haar lijk in hun hoeve aan de Via Nomentana, waar nog altijd de basiliek van S. Agnes staat.
voetnoot119
houden: weren.
voetnoot120
ongewisse wijck: onzekere, onveilige schuilplaats.
voetnoot122
hagelsteenen: steenen die neerhagelden.
voetnoot123
Vast: reeds.
voetnoot124
begrave by myn graf: het graf van de H. Emerentiana is inderdaad naast dat van S. Agnes in de kerk Sant' Agnese fuori le mura.
voetnoot125
Volgens de leer der kath. Kerk sluit het martelaarschap het doopsel in, vgl. hierachter S. Katarine, vs. 6-17.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys