Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 584]
[p. 584]

J. V. Vondels Keurgedicht Op de Keurstehouderschap Van den doorluchtighsten Vorst en Heere J. Mauritius,aant.

Prince van Nassau, Vorst des H. Rijx, Stadthouder te Kleef, &c.

Toen zijne Vorstelijcke Doorluchtigheit, in den naem van Keurbrandenburgh, ter Keure van den Roomschen Koning trock:

PROFERET IMPERIUM.

 

t'Amsterdam,

Voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't jaer MDCLVII.



illustratie

[pagina 585]
[p. 585]

J. V. Vondels Keurgedicht Op de Keurstehouderschap Van den doorluchtighsten Vorst en Heere J. Mauritius,
Prince van Nassau, Vorst des H. Rijx, Stadthouder te Kleef, &c.Ga naar voetnoot*

 
Het Keurhof Brandenburgh, gesterckt door 't kinderbaerenGa naar voetnoot1
 
Der Keurvorstinne, stont nu vast op twee pylaeren;Ga naar voetnoot2
 
Europe en Christenrijck gewaeghden van de Faem,
 
Die Koningsbergen, om den tweeden erfgenaem
5[regelnummer]
Van Fredrick Willem, noode op die geboortefeestenGa naar voetnoot5
 
En staetsien des zoons, begroet van duizent geesten,Ga naar voetnoot6
 
Op 't dondren der kortouwe; als Maurits wiert verzochtGa naar voetnoot7
 
Zich ree te houden, om op 't heerelijckst den toghtGa naar voetnoot8
 
Naer Franckfort te bekleên, den Keurvorst aen te trecken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En 't armelijnen voêr, besprengt met schoone vlecken.Ga naar voetnoot10
 
Zoo braef een Vorst van 't Rijck, geschapen tegens lastGa naar voetnoot11
[pagina 586]
[p. 586]
 
En eere, weigert niet het geen zijn Hoogheit past,
 
Die willigh, Christenrijck en elck ten dienst, wil streven
 
Naer onverwelckbren palm, der helden lust en leven.
15[regelnummer]
Het weldoen aen 't geslacht der menschen voeght een' Godt,Ga naar voetnoot15
 
Die volcken wetten stelt, en stiert door zijn gebodt.Ga naar voetnoot16
 
Men zagh het voorspel van dees staetsie aen lievreien
 
Van zilver groen en root, aen pagie, en lackeien,
 
Aen paerden, en karros, trompet, en banderol,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En hofsleip, elck om 't braefste. al wat men ziet staet volGa naar voetnoot20
 
In pracht, en heerlijckheit. geweer en wapens blaecken,
 
En blickren van gesteente, en gout. gewaeden kraeckenGa naar voetnoot21-22
 
Van rijck borduurssel, als een koningsvaert vereischt.Ga naar voetnoot23
 
Zoo rijst de Vorst van 't licht des morgens, eer hy reist
25[regelnummer]
Ter kimme uit, op den glans der heldre morgenstarre,
 
Die ieders oogen weckt, om uit te zien van verre
 
Hoe 't eenigh schoon, de zon, op 't voortreên van den glansGa naar voetnoot27
 
Des blijden dageraets, zal steigren naer den transGa naar voetnoot28
 
Der heemlen, op den troon van haeren gouden wagen,
30[regelnummer]
Met gloeienden robijn en diamant beslagen;
 
Terwijl een frissche dauw van lelien, een wolck
 
Van roozen om haer zweeft, die van het juichend volckGa naar voetnoot32
 
Zal werden aengebeên, daer duizent nachtegaelen
 
Uit lustprieelen haer begroeten, en onthaelen;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dewijl zy 't al verlicht, en, vroegh en 's avonts spa,
 
Wat leven zoeckt verquickt, en aenqueeckt uit gena.Ga naar voetnoot36
 
Een stoet van Edelen, Vryheeren, Riddren, Graven
 
Staet reede, om op dien draf het Keurhooft naer te draven,Ga naar voetnoot38
 
In dit doorluchtigh stof, den Rijn op, die vast wijckt,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Daer elck een trots Romain in zulck een' drang gelijckt,Ga naar voetnoot40
 
Een adelaer in 't Rijck der Duitsche Roomsche Heeren,
 
Die onder Oostenrijck en Cesar triomfeeren,Ga naar voetnoot42
 
En stuiten door het zwaert van 't Keizerlijck gebietGa naar voetnoot43
 
Den wreeden Mahomet, die Christus grens beschiet,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En maghtiger in 't velt, door 't jammerlijck krackeelen
 
Der Christe Vorsten, vlamt om Christus rock te deelen,Ga naar voetnoot46
[pagina 587]
[p. 587]
 
Die heel en nadeloos van 't krijghsvolck wert verschoont,Ga naar voetnoot47
 
Toen Godt, aen 't kruis gehecht, met doornen hing gekroont.
 
De Scepterdraeger en Aertskamerling der kamer,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Voert, als Grootmeester van zijne Orden, nu geen' hamer,
 
Noch heirbijl, maer den staf, en rijdt naer 't keurpalais,
 
Gelijck een vader van den algemeenen pais,
 
Die blinckt hem liefelijck ten oogen uit, zoo zedigh
 
Dat elck bezadight wort door dit gezicht, en vredighGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
En vriendelijck verlangt en luistert naer den toon
 
Van zijne wijze stem, de stut van d'oude kroon;
 
Waeronder duizenden van vroome zielen schoolen,Ga naar voetnoot57
 
Die al te noode van den grijzen stam verdoolen:
 
En Otto d'eerste, die het Duitsche Keizerdom
60[regelnummer]
Zoo zegenrijck verhief, en Godts gebiet alomGa naar voetnoot60
 
Bevredighde, vermaent, zoo 't schijnt, het keurorakelGa naar voetnoot61
 
Dat nu geen Koningshooft veraerde van de schakel
 
En keten, die een ry van eeuwen achtereenGa naar voetnoot62-63
 
Germanje hielt verknocht, de Vorsten, en de steênGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Door liefde en trouw verbondt, gelijck een riem de lenden
 
En leden t'zamenbint. zoo stuit de Vre de benden
 
Van burgerlijcken twist door een voorzichtich hooft,Ga naar voetnoot67
 
Dat al de weerelt heil en zegening belooft.
 
De norsse Tweedraght [die de Goden holp aen 't hollen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Toen d'appel, root van gout en blozend root, quam rollen
 
Door 't feest van Pelion, daer Thetis met een' kransGa naar voetnoot71
 
Van wier om 't hangend hair, in 't midden van den dans,
 
De Godtheên danssen zagh,] zal uit een' nevel loeren
 
Om op haer twisttrompet de maghten aen te voeren,
75[regelnummer]
Te kanten tegens een. de hemel keer' die pestGa naar voetnoot75
 
Uit dezen hoogen Raet, en drijfze in Plutoos nest,
 
Dat niet dan slangen broet, en draecken, en Chimeeren,Ga naar voetnoot77
 
Alektoos, Tisifons, en razende Megeeren.Ga naar voetnoot78
 
De zwarte Helhont, die op menschespieren vast,Ga naar voetnoot79
[pagina 588]
[p. 588]
80[regelnummer]
En uit de nachtspelonck met zijn drie muilen bast,
 
Zy verre uit onzen dagh geketent, en verbannen.Ga naar voetnoot81
 
Men haet hier gruwelen, en purpere tyrannen,
 
Gewelt, dat schoon vergult, beholpen met wat schijns,Ga naar voetnoot83
 
Afgrijslijckheên bedeckt met een verniste grijns.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
De hantschoen rieckt van musk, en deckt, in schijn van handen,Ga naar voetnoot85
 
Den klaeuw van een Harpy, die met vergifte tandenGa naar voetnoot86
 
Metael en stael verbijt, en, altijt even graêghGa naar voetnoot87
 
En gulzigh naer den roof, haer onverzoenbre maegh
 
En balgh met wiltbraet van onnozelen wil paejen.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Men drijfze wegh die moort en brant en oproer kraejen,
 
En oorlogh, die verstockt eens menschen tijt verduurt.Ga naar voetnoot91
 
Germanje heeft, helaes, den krijgh te lang bezuurt,Ga naar voetnoot92
 
En ziet haere ackers noch te droef verwildert leggen,Ga naar voetnoot93
 
Begroeit met kreupelbosch, en doornehaege, en heggen.
95[regelnummer]
Zy ziet haer steden noch en merckten zonder glans,
 
Haer kercken omgewroet, de torens zonder trans,
 
De sloten diep in assche en bloedigh puin begraven,
 
En duizenden verarmt en uitgeput, als slaven,
 
Van stof en zweet begruist, met een vermoeide zielGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Herbouwen pijnelijck wat snel te gronde viel.
 
De hemel, nu verzoent, bestelle 't volck een' wachter,Ga naar voetnoot101
 
Die Mars geketent hou, zoo laet hy nimmer achter
 
Zijn' rugh een woestyny, en plat getreden gront,Ga naar voetnoot103
 
Daer 't heir een paradijs van weelde voor zich vondt.
105[regelnummer]
Mauritius, die wijdt ten Westen heen ging streven,Ga naar voetnoot105
 
En voor zijn aengezicht de woestheit heeft verdreven,
 
De menscheneeters temde, in 't noit getemt Brazijl,Ga naar voetnoot107
 
Geeft hoop aen 't Keizerdom dat hy, gelijk een stijl,Ga naar voetnoot108
 
Het Rijxrecht stutten zal, en stuiten dees Barbaeren,
110[regelnummer]
Die, onder Christus naem, het Christendom bezwaeren
 
Met een metaelen juck, veel lastiger alomGa naar voetnoot111
 
Dan oit de Heidenschap, en 't bloedigh Turckendom
 
Den neck der vroomen druckte: oock gaet het vast dat d'OrdenGa naar voetnoot113
 
Der Duitsche Ridderschap, zoo wijt befaemt geworden,
[pagina 589]
[p. 589]
115[regelnummer]
Ten hooghste was gedient met dien oprechten helt,Ga naar voetnoot113-15
 
Wiens dapperheit beproeft zijn oorloghsspoor in 't veltGa naar voetnoot116
 
Van d'andre weerelt liet, en plante zijn banieren
 
In 't midden van het spoock en 't brullen van de dieren,Ga naar voetnoot118
 
Langs d'Indiaensche kust, en hielt den vyant staen,
120[regelnummer]
In 't lant vol wildernis, en op den Oceaen,
 
Daer Portugezen, en afgrijsselijcke Wilden,Ga naar voetnoot121
 
Op hem hun grof geschut, en bitse pijlen spilden.Ga naar voetnoot122
 
De Koning aen de Belt vercierde noit de borst
 
En boezem van een' helt en zegenrijcken Vorst
125[regelnummer]
Met zijnen Olifant, rechtvaerdiger noch trouwer,Ga naar voetnoot123-25
 
Dan dezen rustigen en moedigen Nassouwer,Ga naar voetnoot126
 
Van Keizer Ferdinand verheven, tot een blijckGa naar voetnoot127
 
Dat deught dien Kruishelt zalft ten Vorst van 't Roomsche Rijck,Ga naar voetnoot128
 
Waer op de broederschap van zijn geheilighde Orden
130[regelnummer]
Getrooster 't heiligh zwaert ging op haer zijde gorden,
 
En zwoer de horens van de Turcksche halve maen
 
Te breecken, waerze 't licht van 't Kruis in 't licht quam staen.Ga naar voetnoot129-32
 
Toen scheen de Bosforus, gedeckt met kruisgaleien,Ga naar voetnoot133
 
Daer hy Europe houdt van Asien gescheien,
135[regelnummer]
Te juichen, en het hof van Ottoman vermantGa naar voetnoot135
 
Te vlughten door de lucht, en over zee en zant,
 
Met zijne pesten, en verdoemelijcke vloecken,Ga naar voetnoot137
 
Arabie, en het graf van Mahomet te zoecken.
 
Zoo moedight Mauritius, op het zwaejen van de vaen,
140[regelnummer]
Met zijn Grootmeesterschap de Christe Ridders aen.
 
De grens der waerheit vrees' noch ramp, noch ongevallen,Ga naar voetnoot141
 
Noch dat 's erfvyants heir te Weenen voor de wallenGa naar voetnoot142
 
De tenten spannen zal, zoo lang dees wachter leef,
 
En uit den toren waeckt van 't Vorstelijcke Kleef.
145[regelnummer]
Dees, gravende aen 't geberght naer versche watersprongen,Ga naar voetnoot145
 
En levende aders, die om strijt door d'aerde drongen,
 
Van hem tot eene bron vergadert in een vat,Ga naar voetnoot147
 
Ontdeckte ons zijn fortuin, den opgedolven schat,
[pagina 590]
[p. 590]
 
En in dien rijckdom een medalje, daer de lezer
150[regelnummer]
Noch Cajus Julius in las, en 't beelt van CezerGa naar voetnoot150
 
Zagh straelen uit metael, dus lang den dagh misgunt,Ga naar voetnoot151
 
En noch zoo klaer, als of de munt eerst was gemunt;Ga naar voetnoot152
 
Een heilzaem voorspoock, dat die vorstelijcke pandenGa naar voetnoot153
 
Der Roomschen, lang gestroit, noch vielen in de handenGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Van zulck een' dappren Vorst, die recht naer Cezar aert,
 
Wanneer de noot vereischt dat hy het wettigh zwaert
 
Voor 't algemeene best magh voeren en gebruicken
 
Op vyanden, voor wiens gewelt het Recht moet duicken.Ga naar voetnoot158
 
Toen gaf het beelt een' glans, en scheen dus Maurits aenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Te spreecken: groote Vorst, ick zie een weerelt staen
 
Gereet tot uwen dienst. ick zie op hooge troonen,
 
Eer 't jaer zijn ronde sluit, den Roomschen Koning kroonen
 
Te Franckfort met uw stem, op Fredrick Willems naem,Ga naar voetnoot163
 
In 't aenzicht van de Nijt; en Duitschlant zal uw Faem
165[regelnummer]
Verheffen aen de lucht, zoo hoogh zy stijght in 't vliegen
 
Ten top uit van uw hof, het vorstelijcke Siegen.Ga naar voetnoot166
 
Aenvaert hierop ons beelt, en zet het Cezar by,Ga naar voetnoot167
 
Als hy de kroon ontfangt, op onze profecy,
 
Gelijck een nazaet van den stoel, by ons bezeten,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
En, na de zestiende eeuw, noch gaef, en ongesleeten.
 
De Keizer Adolf, d'eer van uw' Nassauschen stam,Ga naar voetnoot171
 
Die, na de dertiende eeuw, zoo hoogh te steigren quam,Ga naar voetnoot172
 
Bewaerde d'eer van 't Rijck, het welck ten lange lesteGa naar voetnoot173
 
Verdooven wil den glans der Byzantijnsche veste,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Die nu van verre, alree gedootverft, beeft, en schudt,Ga naar voetnoot175
 
Dewijl ghy mijnen stoel in 't Westen onderstut
 
Met uwe schouderen, in 't midden van de Heeren,
 
Gemoedight op uw punt den dollen Mars te keeren,Ga naar voetnoot178
 
Die zelf voor 's Gravenwaert u dreighde met de doot,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
En met zijn karrabijn het oor in stucken schoot,
 
Waerom ghy waerdigh waert met Schencks geweer te proncken,
 
En 't harnas, daer hy me ter Waele in is gezoncken,
[pagina 591]
[p. 591]
 
Om Kleef te dienen tot een trotse zegeprael,
 
Zoo lang de zon verrijze, en schittere in 't metael.
185[regelnummer]
Gelijck de Zevenstar in 't Noorden en zijn pleckenGa naar voetnoot185
 
By wijlen eenen rock van gout schijnt aen te trecken,
 
Die heerelijcker blinckt, wanneer de nevel vlught,
 
De wint den hemel vaeght en zuivert aen de lucht,Ga naar voetnoot188
 
Die lang betrocken hing voor 't aengezicht der volcken;
190[regelnummer]
Zoo wil, op uwe komst, de Nijt, met al haer wolcken,Ga naar voetnoot190
 
Lang zwanger van 't gedroght en aengehitste spoock,Ga naar voetnoot191
 
Verdwijnen al verbaest, gelijck een vuile smoock,Ga naar voetnoot192
 
Die 't keurgezicht verblint, en, voedende 't mistrouwen,Ga naar voetnoot193
 
Belet den heldren glans der hemelen t'aenschouwen,
195[regelnummer]
Te letten op het heil der volcken, en de rust
 
Van 't lieve Vaderlant, met reden waert gekust,Ga naar voetnoot196
 
Als echte moeder van de vrygebore zoonen,
 
Die onder haer gezagh een zelve huis bewoonen,Ga naar voetnoot198
 
Gevoedt met eene melck, gequeeckt in eenen schoot,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Verdaedight door haer trouw in wederspoet, en noot.Ga naar voetnoot200
 
De Zevenstar des Rijx, om 't rijxgeschil t'ontwarren,
 
Nu aengegroeit tot acht, dry heilge myterstarren,Ga naar voetnoot202
 
Vijf weereltlijcke, klaert aen d'oevers van de Main
 
Nu op, daer d'oude stadt en 't mercktvelt valt te kleinGa naar voetnoot203-204
205[regelnummer]
Voor zulck een' dicken drang van allerhande staeten,Ga naar voetnoot205
 
En stercken t'zamenvloet des volcks, uit alle straeten.Ga naar voetnoot206
 
Hier rijdt d'Aertsschenker, die, by ieder wellekoom,Ga naar voetnoot207
 
De kroon des Muldaus voert en van den Donaustroom,Ga naar voetnoot208
 
Gesterckt met Godts gewijde, een trits Rijxkantzelieren,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Bewaerders van 't geheim, en zegels, en papieren;
 
d'Aertstruckses van het Rijck; dan die 's Rijx schat bewaert;Ga naar voetnoot211
 
d'Aertsmaerschalk, wijt en zijt ontzien door 't Recht van 't zwaert.Ga naar voetnoot212
 
Keur Brandenburgh, wiens zorgh de scepter wert gegeven,
 
Als 's Rijx Aertskamerling, ziet Maurits, aengedrevenGa naar voetnoot214
[pagina 592]
[p. 592]
215[regelnummer]
Van yver, om met lof zijn keurampt te bekleên,Ga naar voetnoot215
 
Zoo loflijck als dit huis oit aen de Main verscheen,
 
Waerom zijn edel paert nu hooger draeft, op 't praelenGa naar voetnoot217
 
Des scepters, root van gout, en d'oogen trotser straelen
 
Uitschieten, nu de zon van Nassau het berijt,
220[regelnummer]
Daer 't schuimbeckt, en, vol gloets, den gouden breidel bijt,
 
En knabbelt zijn gebit, oock zonder te verwilderen.Ga naar voetnoot221
 
Zoo kon Apelles kunst den Alexander schilderen,
 
Wien eene weerelt veel te naeu viel, en te kleen,Ga naar voetnoot223
 
Toen hy om d'andre docht, daer Maurits heeft gestreên,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Te water en te lande, en, in der Mooren oogen,Ga naar voetnoot225
 
Geblixemt met geschut, den hagel van hun boogen
 
Op zijne borst gestuit, en stadt, en slot gebouwt,Ga naar voetnoot227
 
Die noch naer zijnen naem den tijtel voert en houdt,
 
En eeuwigh houden zal, zoo lang zijn Batavieren
230[regelnummer]
Hun vlooten, rijck bevracht, rondom den aerdkloot stieren.
 
Een roock van wieroockgeur en offren en gebeên
 
Betreckt alom de lucht, en stijght, uit alle steên
 
En kercken, naer den stoel der Godtheit, daer AertsengelenGa naar voetnoot233
 
Hun hemelsch koormuzijck uit negen kooren strengelen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Gereet om d'Eendraght af te zenden naer beneên,
 
Uit liefde tot de rust, den welstant van 't gemeen.
 
Men ziet de Heeren en gehoorzaeme onderdaenen
 
't Gewijde marmer met den dauw van zilte traenen
 
Besprengkelen, om Godt te zoenen, nimmer moe;
240[regelnummer]
Te smeecken dat de straf, en 't snerpen van zijn roe,Ga naar voetnoot240
 
Zoo menigh jaer beproeft, den rugh des volcks verschoone,Ga naar voetnoot241
 
En niet de rijxkroon van den Koning in een kroone
 
Van distelen verkeer', die Christus hair en hooftGa naar voetnoot243
 
Misverft met sprengklen bloets, dien heldren glans verdooft,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
En 't heiligh licht bedroeft, dat neder plagh te schijnen;Ga naar voetnoot245
 
Terwijl hy uit een' troon van blijde Cherubijnen,
 
Ons jammeren aenschout, in dezen droeven tijt,
 
Vol oproer, haet, en twist, en onverzoenbren strijt.
[pagina 593]
[p. 593]
 
Schept moedt, ghy volcken van een tonge en menigh lantschap,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Een lichaem, door een ziel vereent, nu 't Keurgezantschap
 
Prins Maurits wort betrouwt, op eenen top, zoo steil,Ga naar voetnoot251
 
Zoo gladt in 't steigeren; verwacht van boven heilGa naar voetnoot252
 
En vollen overvloet met uitgeschudden horen.Ga naar voetnoot253
 
De rijpe muskadel, en ooft, en weeligh koren,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
En zilver, en fijn gout, en ertz, en wat de Mijn
 
In 's aerdtrijx aderen, voor lucht, en zonneschijn,
 
Zoo hellediep begroef, wort in uw' schoot gegooten.
 
De steden half verwoest, de lang vervalle sloten,
 
De woeste wildernis, en ackers, overgroeit
260[regelnummer]
Van klisse, en onkruit; hof, en wijngert, noit gesnoeit,
 
Herbouwt, herstelt, herploeght, herbint hy, dat de rancken
 
De telgen, stadt en dorp den goeden Maurits dancken.
 
Zijn lust is weldoen, door een onvermoeit beleit.
 
Hy weit zijn hart in 't gras, daer 't vee zich zat in weit,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
En baeckert in de zon, terwijl zijn uiers zwellen.Ga naar voetnoot265
 
De bykorf levert was en nektar uit zijn cellen.
 
Het snedigh kouter glimt, en glijt door vette klay.Ga naar voetnoot267
 
De herder weckt den galm met ruischpijp, en schalmey,Ga naar voetnoot268
 
En riet, en Duitsche fluit, in koele en frissche lommer,
270[regelnummer]
Ontslagen van verdriet, en vry van zorge en kommer.
 
Zoo piepte 't suickerriet, toen hy, der zeden stijl,Ga naar voetnoot271
 
Verdaedighde den Staet van 't leckere Brazijl,Ga naar voetnoot272
 
Dat onder hem het hooft zoo rustigh op dorst beuren,Ga naar voetnoot273
 
Als 't hing na zijn vertreck, en deerlijck sloegh aen 't treuren,
275[regelnummer]
En quijnen, toen het bleeck hoe braef een eenigh manGa naar voetnoot275
 
Van kloeckheit en beleit een nieuwe weerelt kan
 
Bevredigen door gunst en goetheit, daer geen menschen,Ga naar voetnoot277
 
Maer Wilden uit den aert om zulck een' vader wenschen,Ga naar voetnoot278
 
Die, meer dan mensch, een' Godt gelijckt in menschenschijn,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Wiens zegen vloeit, en groeit, gelijck by wijl de Rijn
 
Niet voor zich zelven stroomt, maar uitberst, om ten lestenGa naar voetnoot281
 
Het quijnende ackerlant te voeden en te mesten
[pagina 594]
[p. 594]
 
Met slib van zijnen stroom, en regen, uit de lucht
 
Gevallen in zijn kil, ten dienst van vee, en vrucht.Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Prins Maurits vaeght den pas en alle Heere straeten.Ga naar voetnoot285
 
De reizende magh zich op Nassaus zorgh verlaeten.Ga naar voetnoot286
 
De vrachtkar vaert gerust. de wagens kraecken vastGa naar voetnoot287
 
Met zijde, schat, en gout, en zilver overlast.Ga naar voetnoot288
 
De burger op zijn wacht magh vranck en veiligh slaepen.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Hy schijnt ter heerschappy geboren, en geschapen:
 
En, zoo zijn keur tot rust der weerelt iet vermagh,Ga naar voetnoot291
 
En luistert deze schael en zulck een overslaghGa naar voetnoot292
 
Naer 't woort, hem toebetrouwt; men hoeft niet eens te duchtenGa naar voetnoot293
 
Dat Duitschlant, overstroit van ydele geruchten,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Een Roomsche Koning sta te vreezen, die zijn' eedtGa naar voetnoot295
 
Min waert acht dan zijn kroon en glansrijck purpren kleet:
 
Dat zal men uit de Faem en keurtrompet verneemen.Ga naar voetnoot297
 
Zoo zy Prins Maurits by 't gekroonde hooft van BemenGa naar voetnoot298
 
En Hongeryen op dees hooghtijt wellekoom.
300[regelnummer]
Zoo houde al 't Keurgezagh de woestheit by den toom.Ga naar voetnoot300
voetnoot*
Van 1657. Volgens de tekst van de afzonderlike uitgave in 4o (Unger No. 561). Tussen 't titelblad, hiernaast typografies nagevolgd en déze bladzij heeft de oude uitgave natuurlik 'n blanke pagina. - Het titel-motto, ontleend aan Aeneis VI, 795, betekent: Hij zal het rijksbewind opdragen. In 1652 werd Johan Maurits door keizer Ferdinand III verheven tot de rang van Duits rijksvorst. Vijf jaar later vaardigde de Grote Keurvorst van Brandenburg (zie deel 5, blz. 154) hem af als zijn vertegenwoordiger bij de keizersverkiezing te Frankfurt. Het was aan de invloed van Johan Maurits te danken, dat Leopold, zoon van de overleden keizer Ferdinand III, gekozen werd. Zie voor de toelichting ook de voorafgaande Jaghtzang.
voetnoot1
Keurhof: keurvorstendom.
voetnoot2
Keurvorstinne; Louise Henriette, die in 1646 met Frederik Willem van Brandenburg trouwde (zie deel 5, blz. 154); twee pylaeren: de beide zoontjes, Karel Emilius (geb. 1655) en Frederik (geb. 1657), de latere opvolger.
voetnoot5
geboortefeesten: zie over deze feesten, het daarheen gezonden gezantschap van de Republiek en de gift: deel 5, blz. 849.
voetnoot6
staetsien: plechtigheden; geesten: vernuften, kunstenaars en geleerden.
voetnoot7
kortouwe: kanon.
voetnoot8
op 't heerelyckst: met grote praal.
voetnoot9
bekleên: aanvaarden; den Keurvorst aen te trecken: de plaats van de Keurvorst te bekleden. En in letterlike zin: 't armelijnen voêr (de met hermelijn gevoerde mantel) aan te trekken.
voetnoot10
besprengt met schoone vlecken: wit met donkere plekken afgewisseld.
voetnoot11
braef: voortreffelik; geschapen tegens last en eere: opgewassen tegen last en eer, van nature geschikt zowel voor lastige- als voor eere-posten.
voetnoot15
een Godt: nl. een ‘aardse god’, een vorst.
voetnoot16
stiert: bestuurt.
voetnoot19
banderol: smalle vaan, dikwels gevoerd aan een lans (Ned. Wdb. II, 961).
voetnoot20
hofsleip: gevolg; om 't braefste: wedijverend in voortreffelikheid.
voetnoot21-22
Geweer en wapens: degens en wapenrustingen; blaecken en blickeren: glanzen en schitteren.
voetnoot23
koningsvaert: tocht om een vorst te kiezen.
voetnoot27
voortreên: voorafgaan.
voetnoot28
steigren: opstijgen.
voetnoot32
van het volck: door de menigte.
voetnoot34
lustprieelen: lusthoven; onthaelen: verwelkomen.
voetnoot36
aenqueeckt: doet groeien.
voetnoot38
naer: na.
voetnoot39
vast: intussen.
voetnoot40
een trots Romain: een fiere Romeinse strijder; drang: dichte menigte.
voetnoot42
Cesar: de Keizer.
voetnoot43
stuiten van: afweren van.
voetnoot44
beschiet: in de ruimere, 17de-eeuwse betekenis: raakt, (reeds) bereikt (Ned. Wdb. II, 1976).
voetnoot46
vlamt om: er vurig naar verlangt; Christus rock: het onverdeelde Christenrijk.
voetnoot47
van: door.
voetnoot49
Aertskamerling: opperkamerheer, de titel van de Brandenburgse keurvorst.
voetnoot54
bezadight: rustig, vreedzaam gestemd.
voetnoot57
schoolen: een schuilplaats vonden.
voetnoot60
Godts gebiet: de Christelike landen.
voetnoot61
Bevredighde: de vrede schonk; het keurorakel: het college van keurvorsten, dat zich nog uit moet spreken over de keuze.
voetnoot62-63
veraerde van de schakel en keten: in de reeks van goede vorsten, die de schakels van één keten vormen, ongunstig moge afsteken door ontaarding, d.w.z. door gebrek aan vredelievendheid.
voetnoot64
verknocht: verbonden (in de keten).
voetnoot67
voorzichtich: vooruitziend, beleidvol.
voetnoot69
holp aen 't hollen: hun zelfbeheersing deed verliezen.
voetnoot71
't feest van Pelion: op de berg Pelion werd de bruiloft van Peleus en Thetis gevierd. Bij die gelegenheid wierp Eris (de godin van de Tweedracht), die niet genodigd was, een gouden appel met het opschrift ‘voor de schoonste’ op de feestdis.
voetnoot75
kanten tegens een: tegen elkaar op te zetten; die pest: dat verderf.
voetnoot77
niet: niets; Chimeeren: vuurspuwende monsters, van voren leeuw, in 't midden geit, van achter draak.
voetnoot78
Alekto, Tisiphone en Megaera zijn de namen van de Wraakgodinnen.
voetnoot79
vast op: belust is op(?)
voetnoot81
onzen dagh: het daglicht, dus: van de aarde.
voetnoot83
beholpen met: geholpen door; wat schijns: een schone schijn.
voetnoot84
grijns: masker.
voetnoot85
musk: muscus; in schyn van handen: alsof het handen zijn.
voetnoot86
vergifte: giftige.
voetnoot87
verbyt: stuk bijt; graegh: begerig, vraatzuchtig.
voetnoot89
balgh: buik; onnozelen: onschuldigen; paejen: bevredigen.
voetnoot91
verduurt: langer duurt dan.
voetnoot92
bezuurt: smartelik ondervonden.
voetnoot93
te droef: zeer treurig; leggen: liggen.
voetnoot99
begruist: bezoedeld.
voetnoot101
bestelle: verschaffe.
voetnoot103
woestyny: samensmelting van woestenij en woestijn.
voetnoot105
wijdt: ver.
voetnoot107
menscheneeters: vgl. Jaghtzang: vs. 88.
noit getemt: na de ontdekking van Amerika zond men aanvankelik slechts misdadigers en veroordeelden naar Brazilië, wat bij de strijd tegen de Indianen en de weerspannigheid der Portugese bestuurders tot grote wanorde leidde.
voetnoot108
stijl: stut, zuil.
voetnoot111
lastiger: drukkender.
voetnoot113
gaet het vast: is het zeker.
voetnoot113-15
Vgl. Jaghtzang, vs. 13; oprechten: rechtschapen.
voetnoot116
dapperheit beproeft: beproefde dapperheid.
voetnoot118
het spoock: de angstwekkende verschijning.
voetnoot121
afgrijsselijcke wilden: vgl. vs. 107.
voetnoot122
bitse: scherpe.
voetnoot123-25
Johan Maurits werd door de koning van Denemarken begiftigd met de orde van de olifant.
voetnoot126
rustigen: krachtige, flinke.
voetnoot127
Van: door.
voetnoot128
Kruishelt: Christelike strijder.
voetnoot129-32
Onder Soliman II (1620-1666) bereikte de Turkse macht haar hoogtepunt. De Turkse vloot hield door rooftochten in de Indiese Oceaan, de Portugese koloniën in voortdurende vrees.
voetnoot133
kruisgaleien: Christen schepen.
voetnoot135
vermant: overmand, overmeesterd.
voetnoot137
pesten: synoniem van vloecken: verderfelike machten of personen.
voetnoot141
De grens der waerheit: de grenzen van de Christenlanden, die de ware godsdienst belijden.
voetnoot142
Soliman II was in 1629 tot Wenen doorgedrongen.
voetnoot145
versche watersprongen: frisse bronnen. Johan Maurits had bij Kleef, aan de weg naar Nijmegen, een lustoord met waterwerken aangelegd.
voetnoot147
Van: door; in een vat: de bronnen waren geleid naar vier boven elkander liggende bakken, met kunstige fonteinen en watervallen.
voetnoot150
Cezer: met dezelfde verzwakking die het woord Keizer deed ontstaan.
voetnoot151
dus lang den dagh misgunt: zo lang aan het daglicht onttrokken.
voetnoot152
eerst: kort geleden.
voetnoot153
voorspoock: voorteken; panden: bezittingen.
voetnoot154
Roomschen: de oude Romeinen; gestroit: verstrooid.
voetnoot158
Op: tegen; wiens: heeft hier betrekking op een meervoudig woord; duicken: bukken.
voetnoot159
dus: aldus.
voetnoot163
op Fredrick Willems naem: uit naam van F.W.
voetnoot166
Siegen: dit vorstendom behoorde toenmaals aan een tak van het Nassause huis.
voetnoot167
hierop: in het vertrouwen hierop; zet het Cezar by: schenk het aan de Keizer.
voetnoot169
stoel: troon; by: door.
voetnoot171
Keizer Adolf: zie Jaghtzang, vs. 68.
voetnoot172
steigren: stijgen.
voetnoot173
Bewaarde: handhaafde.
voetnoot174
wil: zal.
voetnoot175
gedootverft: doodsbleek.
voetnoot178
Gemoedight: dapper bereid; op uw punt: met uw degen.
voetnoot179
voor 's Gravenwaert: het schiereiland waarop de Schenkenschans lag. Johan Maurits heeft er veel toe bijgedragen om die vesting in 1636 te winnen. Dat hij aan 't oor gewond werd, en dat hem de wapenrusting en degen ('t geweer) van Schenck geschonken werd, (vs. 181-82), vindt men nergens elders vermeld.
voetnoot185
en zijn plecken: en de omliggende streken.
voetnoot188
vaeght: schoon veegt.
voetnoot190
wil: zal.
voetnoot191
spoock: boze geesten.
voetnoot192
al verbaest: geheel verbijsterd, verschrikt.
voetnoot193
't keurgezicht: de juiste blik op de keuze.
voetnoot196
waert gekust: waardig om gekust te worden.
voetnoot198
een zelve: hetzelfde.
voetnoot199
Accent op eene en eenen.
voetnoot200
wederspoet: tegenspoed.
voetnoot202
acht: nl. in 1623 vermeerderd met Maximiliaan, hertog van Beieren; dry heilge myterstarren: de aartsbisschoppen van Keulen, Trier en Mainz.
voetnoot203-204
klaert op: begint te blinken; daer: waar.
voetnoot205
drang: drom, menigte.
staeten: standen.
voetnoot206
t'zamenvloet: samenstroming.
voetnoot207
d' Aertsschencker: de Koning van Bohemen voerde de titel van Opperschenker des H. Rijks.
voetnoot208
De kroon van Boheme en Hongarije.
voetnoot209
Godts gewijde (kroon?); trits: drietal.
voetnoot211
d'Aertstruckses: de Keurvorst van Beieren voerde deze titel. De Truckses (Mnl. drossatie, drost) had oorspronkelik het bestuur over 's konings tafel. Hij was ‘praepositus regiae mensae’ of ‘archidapifer’.
die 's Ryx schat bewaert: de Keurvorst van de Palts, met de titel Aartsschatmeester.
voetnoot212
Aertsmaerschalck: deze titel komt overeen met Opperstalmeester, maar werd in 't Duits voor legeraanvoerder gebruikt.
voetnoot214
Aertskamerling: vgl. Opperkamerheer; aengedreven van: bezield door.
voetnoot215
keurampt te bekleên: taak bij de verkiezing te vervullen.
voetnoot217
hooger: fierder.
voetnoot221
verwilderen: wild, weerspannig te worden.
voetnoot223
Accent op eene.
voetnoot224
d'andre (weerelt): het verre Oosten, door Vondel hier vereenzelvigd met Brazilië, voor hem eveneens aan de andere zijde van de wereld gelegen.
voetnoot225
Mooren: de Braziliaanse ‘wilden’.
voetnoot227
stadt en slot: Johan Maurits liet door Pieter Post, die hem naar Brazilië was gevolgd, op het eiland Antonio Vaz met de stenen van het afgebroken Olinda een nieuwe versterkte stad bouwen, Mauritsstad of Mauritia. Op hetzelfde terrein stond het paleis Vrijburgh (zie Jaghtzang, vs. 129).
voetnoot233
stoel: troon.
voetnoot234
strengelen: ineen doen vloeien.
voetnoot240
snerpen: het geluid door het snel heen en weer bewegen veroorzaakt.
voetnoot241
beproeft: ervaren.
voetnoot243
verkeer': verandere.
voetnoot244
Misverft: bezoedelt (erg. wankleurig maakt); verdooft: dof maakt.
voetnoot245
bedroeft: minder helder maakt. Droef betekende vroeger ook: troebel (Ned. Wdb. II, 1238).
voetnoot249
Accent op een; evenzo in vs. 250.
voetnoot251
betrouwt: toevertrouwd.
voetnoot252
steigeren: bestijgen.
voetnoot253
uitgeschudden horen: de hoorn des overvloeds.
voetnoot254
muskadel: zoete druif.
voetnoot264
Hij weit zijn hart: hij verlustigt zich. Woordspeling met het volgende weit; zat: tot verzadigings toe.
voetnoot265
baeckert: koestert.
voetnoot267
snedigh: scherpsnijdend.
voetnoot268
ruischpijp: doedelzak (Ned. Wdb. XIII, 1765); schalmey: herdersfluit.
voetnoot271
piepte: in Ned. Wdb. XII, 1547 letterlik opgevat, als geluid van een fluit. Mogelik is ook te denken aan de welige groei (woordspeling?), gelijk Vondel elders (deel 5, blz. 843, vs. 26) spreekt van het piepend gras (Ned. Wdb. XII, 1543); der zeden stijl: steun voor een ordelike samenleving.
voetnoot272
leckere: heerlike produkten leverend (?). In deze betekenis niet in 't Ned. Wdb.
voetnoot273
rustigh: krachtig.
voetnoot275
braef: voortreffelik.
voetnoot277
Bevredigen: in vrede besturen; gunst: genegenheid, toewijding.
voetnoot278
wilden uit den aert: van nature wilde stammen; zie vs. 106-110.
voetnoot279
in menschenschijn: in menselike gedaante.
voetnoot281
uitberst: buiten zijn oevers treedt.
voetnoot284
kil: bedding.
voetnoot285
vaeght den pas: de weg vrij maken (Ned. Wdb. XII, 615); Heerestraeten: vervorming van heerstraten: grote verkeerswegen.
voetnoot286
reizende: reiziger; magh: kan.
voetnoot287
vaert: rijdt; vast: voortdurend.
voetnoot288
overlast: rijk beladen.
voetnoot289
op zijn wacht: vertrouwend op zijn bewaking; vranck: vrij.
voetnoot291
zijn keur: de stem die hij zal uitbrengen; iet: iets.
voetnoot292
overslagh: overleg, beraadslaging (Ned. Wdb. XI, 2012).
voetnoot293
niet eens: zelfs niet, volstrekt niet.
voetnoot294
overstroit van ydele geruchten: waar (nu reeds) ongegronde praatjes rondgestrooid worden.
voetnoot295
sta te vreezen: te vrezen zal hebben.
voetnoot297
Faem en keurtrompet: de trompet (bazuin van de Faem, die de uitslag van de keuze zal verkondigen.
voetnoot298
Bemen: Bohemen.
voetnoot300
't Keurgezagh: het gezag dat van deze (weloverwogen) keuze zal uitgaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius