Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 653]
[p. 653]

Zeemagazyn Gebouwt Op Kattenburgh t'Amsterdam.
Aen De weledele en mogende Heeren Zeeraeden ter Amiraliteit in de gemelde stadt.aant.Ga naar voetnoot*

Super et Garamantas & Indos Proferet Imperium.

 

t'Amsterdam,

Voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. 1658.



illustratie

[pagina 654]
[p. 654]

Zeemagazyn Gebouwt Op Kattenburgh t'Amsterdam.
Aen De weledele en mogende Heeren Zeeraeden ter Amiraliteit in de gemelde stadt.

 
Gy HEEREN, wien de zorgh der zeevaert is bevolen,Ga naar voetnoot1
 
Die uit geen winckelen noch vergelege holen,Ga naar voetnoot2
 
In 't perssen van den noot, het scheepstuigh t'zamenraept,
 
Maer op uw Magazijns gereeden voorraet slaept,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Geruster dan voorheene, en vloot op vloot kunt mannen,Ga naar voetnoot5
 
Tot heil der koopsteên, en ten schrick der zeetyrannen;Ga naar voetnoot6
 
Naerdien men, onder schijn van wettigheit, nu stoutGa naar voetnoot7
 
De vlagh voert, en de hoop van roof te haelen bouwtGa naar voetnoot8
 
Op uw gedult, gezint het ongelijck te slechtenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Door reden, liever dan uw Recht door 't zwaert te rechten:Ga naar voetnoot10
 
Gy RAEDEN, die den Raet ter waterkamer spant,Ga naar voetnoot11
 
En, onder 't hoogh gezagh van 't vrygevochten lant,
 
Den luister en den glans bewaert van zeven Staeten,Ga naar voetnoot13
 
Die op uw schiltwacht zich, naest Godt, gerust verlaeten;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Vergunt dat mijn klaeroen den toon op 't zeepaert zett',Ga naar voetnoot15
 
Gelijck 't de Bouwkunst leide aen 't scheeprijck Y te wedt,
[pagina 655]
[p. 655]
 
Om, als het Triton hoort den plonderhoren steecken,Ga naar voetnoot17
 
Door waterstormen en slaghordens heen te breecken,Ga naar voetnoot18
 
Te brieschen over 't vlack, te trappen, en te treênGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
De zeepest van den Staet der vrygebore steên.Ga naar voetnoot20
 
Het lustme 't schuim te zien neêrbruisschen langs zijn toomen,
 
Te hooren hoe het briescht, als d'oorloghsvlooten komen
 
Zeeghaftigh uit der zee, met nagesleipte vaenGa naar voetnoot23
 
En vlaggen, van den roof des vyants overlaên.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Natuur en Noot leert elck opwaecken in gevaeren,Ga naar voetnoot25
 
Zich zelven wapenen, en voor gewelt bewaeren,Ga naar voetnoot26
 
Te wercke stellen wat hem 's hemels voorzorgh gunt,Ga naar voetnoot27
 
Tot tegenweer van ramp en jammer. op dit puntGa naar voetnoot28
 
Let al 't gezielde, wat de reden is gegeven,
30[regelnummer]
Of een gevoelzaem, of alleen het groeizaem leven.Ga naar voetnoot29-30
 
Zoo wapent zich de boom, en vrucht met loof, en bast,
 
En schors, en schel, voor koude, en hitte, en overlast.Ga naar voetnoot32
 
Zoo wapent Godt de slang met schubbe, en spitse tongen,
 
En dootelijck venijn. zoo worpt de leeuw zijn jongenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
In schuilhoeck, en speloncke, uit vreeze voor verlies.
 
Zoo wort hy uitgerust met scherpen klaeuw, en kies.
 
Zoo houden d'oogen wacht voor 't lichaem. zoo beschermen
 
De menschen zich, met hulp van handen en van ermen,
 
Voor aenstoot, vier, en vloet. de Noot, al valt het zuur,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Ontziet geen moeite, en, in den boezem van Natuur
 
Gedrongen, ondertast al haer geheimenissen,Ga naar voetnoot41
 
En weet geweeren uit een' afgront op te vissen,Ga naar voetnoot42
 
Natuur te bezigen ten oirbaer, en tot nutGa naar voetnoot43
 
Van 't leven, en zijn' eisch. de reden onderstut
45[regelnummer]
De nootweer, die niet rust op veiligheit te letten,Ga naar voetnoot45
 
En kloecker tegens ramp, by tijts, zich schrap te zetten.
 
Zoo ging 't Athene, dat, van Pallas niet misdeelt,Ga naar voetnoot47
 
Zich op zijn' burgh verliet, en trots heldinnebeelt,
 
Een levend voorbeelt van de Wijsheit in haer wapen.
50[regelnummer]
Dees stadt scheen op haer' burgh en burgerwacht te slaepenGa naar voetnoot50
[pagina 656]
[p. 656]
 
Gerust en veiligh, eer de groote Xerxes quam
 
Aenvliegen met zijn heir uit Persen, als een vlam,Ga naar voetnoot52
 
Om weeligh Griecken, en Athene met zijn daeckenGa naar voetnoot53
 
Wraeckgierigh en verwoet, te branden, en te blaecken,
55[regelnummer]
Dat overmaghtigh volck te delven in een graf.Ga naar voetnoot55
 
Toen sprongenze uit den slaep, geweckt te hardt, en straf,Ga naar voetnoot56
 
En leefden raet om 't heir des vyants te verduuren.Ga naar voetnoot57
 
d'Orakels rieden hen terstont naer houte muuren
 
En vesten toe te vliên, zich, buiten alle zorgh,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Te bergen in 't begrijp van dezen vryen borgh.Ga naar voetnoot60
 
De burgh t'Athene, eerst hout, scheen in dien naem begreepen.Ga naar voetnoot61
 
Themistokles, hun hooft, verstont alleen de schepenGa naar voetnoot62
 
Met dezen naem bediet, en zagh de scheepsvloot aenGa naar voetnoot63
 
Voor dezen muur van hout, om 's vyants zwaert t'ontgaen.
65[regelnummer]
Hy riedt de burgery, tot voorstant van haer leven,Ga naar voetnoot65
 
De wal te slechten, zich te water te begeven,
 
Te scheiden uit de stadt, op Delfis raet en mont,Ga naar voetnoot67
 
Dewijlze in geen gebouw, maer eer in volck bestont,Ga naar voetnoot68
 
En brave burgery. zoo gavenze ten lesteGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zich t'schepe, en redden zich, den Grieckschen Staet ten beste.Ga naar voetnoot70
 
Ick mocht van Amsterdam en haer verbonde steênGa naar voetnoot71 vlg.
 
Dit tuigen, toenze, van 's eilanders nijt bestreên,Ga naar voetnoot72
 
En, zonder schijn van recht, baldadigh aengevochten,
 
Van duizenden gepreste en dolle zeegedrochten,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ontwaeckende uit den droom, noch rijper letten watGa naar voetnoot75
 
De mogentheit vermagh van zulck een houte stadt,Ga naar voetnoot76
 
En hoe de vrye Staet beschut wort, min door steenen
 
Dan door een eicke stadt, en afgehouwe greenen,Ga naar voetnoot78
 
Gemant met helden van maetroozen, en een helGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Van gruwzaem grof geschut, den afgront zelf te fel.Ga naar voetnoot80
 
De dogh der Britten, die bloetdorstigh op quam steecken,Ga naar voetnoot81
[pagina 657]
[p. 657]
 
Vatte onzen zeeleeuw aen, wien 't scheen aen kracht t'ontbreken.
 
Men merckte flux aen 't dier, hoe zulck een zeebrants gloet
 
Gereeder klaeuwen eischte, en wackerheit, en spoet,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Tot lessing van een vier, waer van ons kust en strandenGa naar voetnoot85
 
En wateren in 't ronde opflackerden, en brandden,Ga naar voetnoot86
 
Als of de gansche zee vol zwavel dreef, en peck.
 
De Leeuw gevoelt zijn' rugh verzengen binnen 't heck
 
Des zeetuins, daer hy ruste, een poos in slaep gevallen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Niet denckende aen de maght van zijne houte wallen,
 
Waerin het heil bestont van Batavier en Zeeuw
 
En ongedwongen Vries en 't volck, dat op zijn' schreeuwGa naar voetnoot92
 
Nu d'oogen opsloegh, en bevroede aen alle hoeckenGa naar voetnoot93
 
Hoe 't scheepstuigh in dien noot verdwaelt was, en te zoecken.
95[regelnummer]
Men pooght vergeefs een' dijck door 't laege lant te slaen,
 
Wanneer d'oploopentheit van vader OceaenGa naar voetnoot96
 
Met lossen toom, alrêe te hoogh aen 't overvloeien,
 
De weiden overzwalpt, en stulp, en dorp, en koeien,Ga naar voetnoot98
 
En vee, en velt verdrinckt; de lantzaet al verstijftGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Ten daecke uitschreit, of op een karnemelckvat drijft.Ga naar voetnoot100
 
Voorzichtigheit ziet uit, brengt, zonder eens te wijcken,Ga naar voetnoot101
 
De zoden by der hant, worpt dammen op, en dijcken.Ga naar voetnoot102
 
Zy houdt een' bergh van steen en rijs en paelen reedt,Ga naar voetnoot103
 
En wat de noot vereischt. zoo schutze ramp, en leedt.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Zoo slaeptze niet te lang op 's waters schijngenade,Ga naar voetnoot105
 
Terwijl d'onwijze traegh geleert wort met zijn schade.
 
De Maght van 't vrye lant, en Zeeraet, om den kamGa naar voetnoot107
 
Te heffen uit de vloên, vondt raetzaem t'Amsterdam,
 
Op 't nieuwe Kattenburgh, het wapenslot te bouwen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En 't Magazijn des lants haer scheepstuigh te betrouwen,Ga naar voetnoot110
 
Ten dienst van Nereus volck, dat op de dijning woelt,Ga naar voetnoot111
 
Die blaeuw en zeegroen om de zeekasteelen spoelt.
 
Men zou den rugh van 't Y, zoo veele en lange jaerenGa naar voetnoot113
 
Geploeght van kielen, en gekruist door stadigh vaeren,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Dees glori gunnen, als een' stroom, die, altijt ree,
[pagina 658]
[p. 658]
 
De zeilen wellekoomt, en weêr geleit in zee,
 
Geduurigh laedt en lost, en uit naeryver luistertGa naar voetnoot117
 
Waer 't hapert, als een wolck van roof de vaert verduistert,Ga naar voetnoot118
 
Op dat hy 't water schuim' van dit baldaedigh schuim,
120[regelnummer]
Van pesten, die den vloet bevlecken, en, te ruimGa naar voetnoot119-120
 
Op 't water weidende, de koopvaerdyen steuren.Ga naar voetnoot120-21
 
De kerck van Janus sloot weleer metaele deuren,Ga naar voetnoot122
 
En d'oorlogspoort aldus te Rome, in tijt van pais,
 
Daer Mars geketent zat in 't yzeren palais,
125[regelnummer]
Op 't bloedigh krijgsgeweer, en standert, vlagh, en vendels,Ga naar voetnoot125
 
En brieschte, en knarssetande op kopren boom, en grendelsGa naar voetnoot126
 
Met zijn' bebloeden beck. de volcken wijdt en zijt
 
Ontzagen zijne wraeck te tergen, en den strijt
 
Met hem t'ontginnen: want geraeckte d'oorlogh buitenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Zijn posten, zwaerlijck viel 't de poort in slot te sluiten,Ga naar voetnoot130
 
Of slootze, 't was met dwang en ondergang van 't Rijck,
 
Dat 's Tybers wapens terghde, en stelde in 't ongelijck.Ga naar voetnoot132
 
Zoo ziet hier Janus kerck door mist en waternevels
 
Met dubble tronjen, twee voorhoofden, en twee gevels,
135[regelnummer]
Van voore en achter uit, en voert voor ieder een
 
Haer ampt en ooghmerck, daer zy rijst, in marmersteen
 
Gehouwen door Quellijn, des Aemstels beeldehouwer,
 
Tot licht en kennis van den keurigen aenschouwer.Ga naar voetnoot134-38
 
Aen d'eene zijde staet 's lants Zeebewint ten toon
140[regelnummer]
Op eene waterschulp, verheerlijckt met een kroon
 
Van schepen op het hooft. de rechte vingers grepenGa naar voetnoot141
 
Een jaght, de slincke 't roer, den breidel van de schepen.Ga naar voetnoot142
 
De schulp op anckers rust, die kruiswijs aen het strant
 
Gehecht zijn door 't gebit van hunnen ysren tant.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Het bootsvolck voert de vlagh, en wimpel, zwaeit de zwaerden,
 
Rolt tonnen buskruit voort, of zadelt roode paerden,Ga naar voetnoot146
 
Ontsteeckt den rooden haen, die moort kraeit al den dagh.Ga naar voetnoot147
[pagina 659]
[p. 659]
 
Men laedt 'er 't grof geschut, dat steent zoo luide als 't magh,Ga naar voetnoot148
 
Grof zwanger van bederf, en donderkloot, en donder,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En blixem. 't watervolck komt borrelen van onderGa naar voetnoot150
 
Met hagel, en kompas, en riem, en kokerrol.Ga naar voetnoot151
 
Zoo rustze een krijghsvloot uit: zoo staet de zeekracht vol.Ga naar voetnoot152
 
Neptuin, aen d'andre zy ter schulp uit, trotst op 't waterGa naar voetnoot153
 
Wat zijnen drytant terght, en elcken handelhaeter.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
's Lants Zeebewint, met kroone en zeekompas om 't hooftGa naar voetnoot155
 
Gekroont, verzoeckt zijn gunst, uit minne haer belooft.Ga naar voetnoot156
 
De Zeegodt, die gestreelt zijn woort niet wil verkorten,Ga naar voetnoot157
 
Gebiet de Waternimf zich rustigh uit te stortenGa naar voetnoot158
 
Met eenen horen, rijck van schat, en vloot op vloot,
160[regelnummer]
In 's lants gezegenden en wijt ontvouwen schoot.
 
De Levenwecker, aen des Zeegodts rechte zijde,Ga naar voetnoot161
 
Begroet 's lants Zeegezagh, en blaest, verheught en blijde,
 
Een lucht van roozen, en van allerhande heil,Ga naar voetnoot163
 
En dertlen geur van weelde in 't opgezwollen zeil.
165[regelnummer]
Men ziet 'er Amsterdam, ten trots van entlooze eeuwen,Ga naar voetnoot165
 
Met 's Keizers kroon gekroont, braveeren op haer leeuwen,Ga naar voetnoot166
 
En beide Watergoôn, grontleggers van haer' Staet.Ga naar voetnoot167
 
De zeeschaer levert haer wat Middelzee, en Straet,Ga naar voetnoot168
 
Europe, en Asien, onvaste en vaste landen,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
De Zuid- en Noorder-as, de stroomen, en de strandenGa naar voetnoot170
 
Uitlevren: zy bestelt de vracht van overal,
 
Ontlaên met vlotschuit, boot, en lichter, op de wal,Ga naar voetnoot171-72Ga naar voetnoot172
 
In packhuis, kelder, en op zolders, en in schuuren.
 
De balcken buigen van den last. de dicke muuren
175[regelnummer]
Bezwijcken door 't gewight van kruidery, en graen,
 
En schat, haer toegevoert van vader Oceaen,Ga naar voetnoot176
 
Genegen vloot op vloot met rijckdom te bestoppen,Ga naar voetnoot177
 
Kanaster, zybael, kist, en koffer vol te proppen;Ga naar voetnoot178
 
Als of hy tol van al de Watervloên ontfing,
180[regelnummer]
Om eene zeestadt, zijn verkore voesterling,Ga naar voetnoot180
 
Te zegenrijcker, als een biekorf, te stoffeeren,Ga naar voetnoot181
[pagina 660]
[p. 660]
 
Waerby de zwarmen der gebuursteên zich geneeren.Ga naar voetnoot182
 
Het lichaem van 't ghevaert, zoo prat aen 't Y geplant,Ga naar voetnoot183
 
t'Ontleên van lidt tot lidt met al zijn ingewant,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Vereischte een bael papiers, vol letteren, en printen,
 
Veel ganzepennen, milt gedoopt in Maroos inten,Ga naar voetnoot186
 
Veel duizent handen, om dien voorraet uit te reên,Ga naar voetnoot187
 
De berghsmis van Vulkaen om yzerwerck te smeên,Ga naar voetnoot188
 
Veel gieteryen, om de donders af te gieten,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Veel stroomen van metaal, veel kopre en yzre vlieten,Ga naar voetnoot190
 
Een lange lijnbaen van veel mijlen, onder dack.
 
Hier valt de schouder van een' Atlas veel te zwack,
 
Om zulck een' ballast van behoefte t'onderschraegen,
 
En zoo veel krijghsgeweer op zijnen hals te draegen.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Hier wort het Noortsche bosch met zoo veel zeils bedeckt,Ga naar voetnoot195
 
Dat het een schaduw voor de Spaensche zee verstreckt.
 
Veel velden henneps wort hier in een perck gevonden,Ga naar voetnoot197
 
Aen kabels, en aen touw gestapelt, en verbonden.
 
Veel wapenhuizen gaen hier schuil in een gevaert.
200[regelnummer]
Veel Troische paerden steeckt godt Mars hier in een paert,Ga naar voetnoot200
 
Musketten, donderbus, schuiftangen, speeren, pijlen,Ga naar voetnoot201
 
De sabel, helbaert, dreg, granaeten, enterbijlen.Ga naar voetnoot202
 
Hier hagelt loot, en schroot, en kogel, Plutoos schroom,Ga naar voetnoot203
 
Zoo veel als 't nootebosch van zijnen nooteboom
205[regelnummer]
Kan schudden, of een buy van hagelsteen by vlaegen
 
Op korenvelden schud. hier grimmelt het van plaegen.Ga naar voetnoot206
 
De Zeezorgh zamelt hier dien dieren oorlogsschatGa naar voetnoot207
 
Van zeil- en wapentuigh, ten dienst van Gijsbreghts stadt,
 
Die Kennemaers van outs, en Waterlantsche streecken,
210[regelnummer]
In 's Graven eedt getreên, de torts en 't vier zagh steecken
 
In haeren houten muur en torens, toen de gront,Ga naar voetnoot209-11
 
Noch zwack, geen toevlught aen den eicken scheepsmuur vondt,Ga naar voetnoot212
 
Aen hemelhooge mars, en drijvende kasteelen,
[pagina 661]
[p. 661]
 
Gebolwerckt tegens ramp, en bloedige krackeelen.Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Hier grimt de slangeschilt van Pallas, die elck eenGa naar voetnoot215
 
Voor 't voorhooft slaet, misverft, zoo dootsch als marmersteen.Ga naar voetnoot216
 
Hier is 't Palladium, de wacht van Aemstels schatten,Ga naar voetnoot217
 
Daer Diomedes noch Ulysses niet op vatten.Ga naar voetnoot218
 
Dees zeedraeck houdt de wacht, en slaet den boomgaert gaGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Van Atlas dochteren, by daegh, en 's avonts spa.
 
Hier weit het gulden vlies, de Zeevaert, onder 't waeckenGa naar voetnoot221
 
Des Zeeraets, vryer dan in schaduw van veel draecken.Ga naar voetnoot222
 
De dappre Perseus, op dit vliegent paert zoo fier,Ga naar voetnoot223
 
Beschut d'onnoosle maeght voor 't grimmigh waterdier.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Hier is de vryburgh en de toevlught der oprechten.Ga naar voetnoot225
 
Hier zweet Vulkanus smis, vol reuzen, winckelknechten,Ga naar voetnoot226
 
Die geene blixems smeên, gelijck Parnassus droomt,Ga naar voetnoot227
 
Maer donders, door wier kracht de hel wort ingetoomt,Ga naar voetnoot228
 
En 't helsche zeegedrocht, dat opsmoockt van beneden,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
De watren ringeloort, en ketens waent te smeden,Ga naar voetnoot230
 
Als stroppen, om de zee te worgen, en de keel,Ga naar voetnoot231
 
Waerby de weerelt leeft, en ieder weereltsdeel.Ga naar voetnoot232
 
Zoo schept de Zeevaert lucht: zoo leeft men onbesprongen:
 
Zoo wort al 't zeegewelt door zeegewelt gedwongen.
235[regelnummer]
Al spanden nu Karthage en Syrakuzer aenGa naar voetnoot235
 
Om naer de watervorck van godt Neptuin te staen,Ga naar voetnoot236
 
En om den roozekrans een waterkans te waegen,Ga naar voetnoot237
 
Te zien wien Jupiter de zeekroon geeft te draegen;
 
Men schroomde geen gevaer, van d'eene aen d'andre ree,
240[regelnummer]
Zoo Hollants Amirael zijn vlagh opstack in zee,Ga naar voetnoot240
 
En streefde recht vooruit, gevolght van alle kielen,
 
Om zeegeweldenaers te zitten op de hielen,
 
Aen boort te klampen, aen te grijpen, naer dien stijl,Ga naar voetnoot243
 
Met laegen vol geschuts, en dregge, en enterbijl,Ga naar voetnoot244
[pagina 662]
[p. 662]
245[regelnummer]
Den vloet te decken, na het kraecken, na het enteren,
 
Met masten, ribben, al 't scheepsingewant aen slenterenGa naar voetnoot246
 
Te scheuren, of het vier te steecken in den staert
 
Of buick van 's vyants vloot, dat zy ten hemel vaert,
 
In 't onweêr van dien slagh, daer d'elementen knersten,
250[regelnummer]
Het aerdtrijck in de zee aen duigen sprong te bersten,
 
De Goden in de lucht verdweenen met hun wolck,
 
Angstvalligh voor maetroos, en spoockende oorloghsvolck,
 
Dat vier noch vloet ontziet, en vecht, als of 't verwatenGa naar voetnoot253
 
Een ander lichaem t'huis had in de kist gelaeten.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Dit zeegevaert, dat Mars in zijnen boezem sluit,
 
Rust reedtschap voor een vloot van hondert schepen uitGa naar voetnoot256
 
Ten oorloge, en verbaest den schendighsten vrybuiter,Ga naar voetnoot257
 
Die Godt noch Koning vreest. een Amirael, als Ruiter,
 
Ten dienst van Amsterdam gewettight, en gewijt,Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Is waert dat hy op zee het kloeckste paert berijt,
 
In 't midden van de vloot der wackere Aemstelheeren,
 
Te moedigh dat hun zeegheweldenaers braveeren:Ga naar voetnoot262
 
Noch zoo niet, neen voorwaer: een hooger maght regeert,Ga naar voetnoot263
 
Die met een' slingerslagh den stoutsten reus verneêrt,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
De bergen innestort, en die te moedigh draven,Ga naar voetnoot265
 
En steigeren in puin en assche kan begraven,
 
Of slingren in den noit gepeilden Oceaen,
 
Om nimmer, na dien smack verrezen, op te staen.
 
Men steeckt zich 't een oogh uit, om andren twee te rooven,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Men schroomt den helhont niet ten afgront uit naer bovenGa naar voetnoot270
 
Te sleipen in den dagh, Godts erfdeel te verraên,Ga naar voetnoot271
 
Om vroomen op den hals te komen, langs een baenGa naar voetnoot272
 
Van helsche gruwelen, en, tegens recht en wetten,
 
De grenspoort voor den Turck en Tarter op te zetten,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Met wien men in verbont en vloeckverwantschap treet,Ga naar voetnoot275
 
En zweert de standertvaen des afgronts met een' eedt,Ga naar voetnoot276
[pagina 663]
[p. 663]
 
Dat Gode om hoogh verdriet, en quetst de vroomste harten,Ga naar voetnoot277
 
Die hem aenschreien, en aenroepen in hun smarten,Ga naar voetnoot278
 
Of hy, in 't endt verbeên, den scheut der boozen schutt',Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
En den geschockten Staet des Heilants onderstutt'.Ga naar voetnoot280
 
Gelijck de kudden gaen by duizenden te weide,
 
En groeien by het gras, zoo drijft nu 't zeegeleideGa naar voetnoot282
 
Van 's lants geleivloot al wat hongert naer gewin
 
Den mont van Tessel en den vliestroom uit en in.
285[regelnummer]
Nu houdenze elck hunn' koers, op twee en dertigh streecken,Ga naar voetnoot285
 
En volgen 't zeekompas. noch vracht noch schip ontbreecken
 
Den handelsman. men hoeft geen zeeverzekeraer,
 
Nu alle watren zijn geveilight voor gevaerGa naar voetnoot288
 
Van Turck en halven Turck, of slimmer waterdieren.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Merkuur zit zelf te roer, en schept vermaeck in 't stieren.Ga naar voetnoot290
 
Hy zet de winden naer zijn hant, tot 's koopmans heil.
 
De zegen komt van zelf gevallen in het zeil.
 
Men spant geen keten meer, daer landen t'zamenloopen.Ga naar voetnoot293
 
De Straet van Gibraltar, de Sont staet voor ons open.
295[regelnummer]
Het hooft van Kalis en van Doever, pleitens moe,Ga naar voetnoot295
 
Staet Hollant, van weêrzy, zijn recht, den sleutel, toe.Ga naar voetnoot296
 
Al wat ons dreighde is in zijn waterschulp gekroopen.
 
De weerelt is nu veil: men valle alom aen 't koopen,Ga naar voetnoot298
 
En aen 't verkoopen, aen 't bevrachten. werckt, en wint.
300[regelnummer]
Nu packt, nu zackt, en slaeft, en draeft, en weeft, en spint,
 
En schrijft, en wrijft: de nacht is tot geen rust geboren.Ga naar voetnoot301
 
Krioelt, en woelt, en vlieght: de schrijfpen tusschen d'ooren.
 
De Warmoestraet, de Dam, de lange nieuwe Dijck,
 
En 't Water, huis by huis, de winckels worden rijck.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
De lakenreedery ziet andren in de kaerten,Ga naar voetnoot305
 
En slijt haer fijne stof en wol op alle vaerten.
 
De kruidenier verteert een gansch Oostindisch huis.Ga naar voetnoot307
 
De zijdewinckel ruischt, gelijck een volle sluis,Ga naar voetnoot308
 
Van treckgetouwen, en van goude passementen.Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
De rentenier besteet zijn gelt op hooger renten.Ga naar voetnoot310
[pagina 664]
[p. 664]
 
De Beurs valt veel te naeu. de Wisselbanck verteltGa naar voetnoot311
 
Een' schat van Krezus aen 't gereede wisselgelt.Ga naar voetnoot312
 
De Waegh is afgemat van waren af te weegen,
 
En roept om arbeitsvolck, tot aen den hals verlegen.
315[regelnummer]
De Spaensche zilvervloot wordt hier aen gelt vermunt,Ga naar voetnoot315
 
In 't aenzien van den haet, die niemant zegen gunt.Ga naar voetnoot316
 
Nieu Nederlant bezaeit, belooft ons maght van koren.
 
Een ander Polen schijnt voor Hollant daer geboren.Ga naar voetnoot318
 
De Geldersman, en Sticht, en Yssel, Maes en Wael,
320[regelnummer]
En Rijn, en Merwe, en Eems, de steden altemael
 
Gedyen by den oogst der Zeevaert. alle menschenGa naar voetnoot321
 
Begroeten Amsterdam, bezichtigen met wenschen
 
't Gezegent Magazijn, door Stalpaerts kunst gebouwt,Ga naar voetnoot323
 
Uit last der Watergoôn. nu blinckt onze eeuw van gout,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
En zilver, als voorheen, toen Salomon zijn schepen
 
Naer Ofir heenzondt, om gansch Indien te sleepen
 
In 't juichend Sion, en het lang beloofde lant,Ga naar voetnoot325-27
 
Daer melck en honigh vloeit. wat ziet de waterkant
 
Al zegens te gemoet; nu alle zeen en golvenGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Voor Hollant openstaen, geen wegh is opgedolven,Ga naar voetnoot330
 
Gesloten voor de vaert, en zeevaert! nu ons heckGa naar voetnoot331
 
Den Leeuw ziet wentelen in klaver, zijnen neck
 
Afschudden 't lastigh juck van alle dwinglandyen,Ga naar voetnoot333
 
Te water, en te lande, en maght van vlooten ryenGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
Op ancker, of zoo weits laveeren af en aen!
 
Zoo houdt een Magazijn, een huis, 's lants welvaert staen.Ga naar voetnoot336
 
Staet vast, gy STAETEN: staet, als onverwrickbre stijlen.Ga naar voetnoot337
 
Verzekert met een' knoop den schoonen bondel pijlen,Ga naar voetnoot338
 
Noch vaster dan voorheen, dat Tweedraght niet verzwack'
340[regelnummer]
Deze Eendraght, en de bant in 't ende met een' krack
 
Van een springe, en geen Twist, het out bederf van Troie,Ga naar voetnoot341
 
Bekoorlijck twistooft, en den gouden appel stroieGa naar voetnoot342
[pagina 665]
[p. 665]
 
In uw vergaderinge, en schenne uw stercke steên
 
En landen, tot een vreught des zeevloecks, tegens een.Ga naar voetnoot343-44
345[regelnummer]
Het is geen mindre deught 't gewonnen te bewaeren,Ga naar voetnoot345
 
Dan veel triomfen tot een staetsi te vergaêren.Ga naar voetnoot346
 
De Nijdigheit werckt loos en listigh, en bespietGa naar voetnoot347
 
Het heck van uwen tuin, of zy een open zietGa naar voetnoot348
 
Om in te booren, of een spaeck in 't wiel te steecken
350[regelnummer]
Van uwen wijzen Raet. geen schaduwen ontbreecken
 
Het lichaem in de zon: zoo sleipt oock staetgeluck
 
Een' staert benijders na, die weegen stuck voor stuck.Ga naar voetnoot351-52
 
Zy zoecken alsins stof om harten te vervreemen,Ga naar voetnoot353
 
En u, eer 't iemant rieck', dees kroon van 't hooft te neemen.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Geluckigh is hy, die, gesteigert tot zijn wit,Ga naar voetnoot355
 
Den rijckdom kent van 't goet, dat hy met Godt bezit.Ga naar voetnoot356
 
Bemint dan Amsterdam, de glori van uw steden,
 
Den pijler van den Staet, de trouwste van uw leden,
 
Die onvermoeit getrouw by 't lant heeft opgezetGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Wat zy met zweet vermoght: die uit haer beurze redtGa naar voetnoot360
 
Den nootdruft van den Staet, zoo menighwerf verlegen.Ga naar voetnoot361
 
Zy heeft, gelijck een zon, met haeren rijcken zegen
 
Haer buuren toegestraelt, gekoestert, en verwermt,
 
In koele schaduwe elck gehanthaeft, en beschermt,
365[regelnummer]
Geensins den loon verdient, dien nijdigen haer gonnen,Ga naar voetnoot365
 
Als ofze by 't verlies der halsvriendinne wonnen.Ga naar voetnoot366
 
Bedenckge dit, men ziet uw vyanden in ly,Ga naar voetnoot367
 
Triomfen op triomf uit zee in 't zeilrijck YGa naar voetnoot368
 
Opdondren, en den roof op Kattenburgh gehangen,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Daer duizent duizenden het aenzien met verlangen,
 
Op 't lossen der kortouw, die vier geeft op den stroom,Ga naar voetnoot371
 
En heet den Amirael met jaghten wellekoom.Ga naar voetnoot372
 
 
 
J. V. Vondel.
voetnoot*
Van 1658. Volgens de tekst van de afzonderlike uitgave in 4°, bij de weduwe van Abraham de Wees verschenen (Unger no. 579).
Het motto op de titelpagina, ontleend aan Aeneis VI, 794, betekent: Hij zal zijn gebied uitbreiden tot over de Garamanten en Indiërs. (Vgl. dl. 6, blz. 738, r. 830). Wegens de uitbreiding der stad waren de vroegere magazijnen op Uilenburg en Rapenburg te ver van het scheepsverkeer komen te liggen. Daarom bouwde men van 1656 tot 1657 het grote Zeemagazijn voor de berging van scheeps- en oorlogsmateriaal.
voetnoot1
bevolen: toevertrouwd.
voetnoot2
winckelen: schuilhoeken.
voetnoot4
op: in het vertrouwen op.
voetnoot5
mannen: bemannen.
voetnoot6
zeetyrannen: zeerovers.
voetnoot7
onder schijn van wettigheit: schijnbaar gedekt door kaperbrieven.
voetnoot8
roof: buit; bouwt: grondt, doet steunen.
voetnoot9
gedult: lijdzaamheid; ongelijck te slechten: geschillen te beslechten.
voetnoot10
uw Recht te rechten (woordspeling): uw recht te handhaven.
voetnoot11
De Raden ter Admiraliteit vergaderden in de waterkamer, aan de rechterzijde van het gebouw, over het water uitgebouwd. Daar waren bij de schoorsteen o.a. de zestien wapens van Raden ter Admiraliteit aangebracht, en er tegenover een schilderstuk van Bol; den Raet spannen: beslissingen nemen (Ned. Wdb. XIV, 2578).
voetnoot13
bewaert: handhaaft.
voetnoot14
op uw schiltwacht: op uw waakzaamheid.
voetnoot15
den toon op 't zeepaert zett': weerklinkt ter ere van het Zeemagazijn. Vondel vergelijkt de nieuwe stichting met een vurig paard, dat door de bouwmeester naar het wed aan het IJ. geleid is, om van daar uit de vijand te bedreigen.
voetnoot17
Triton: de zeegod; den plonderhoren steken: het signaal geven tot een roofaanval.
voetnoot18
slaghordens: schepen in slagorde.
voetnoot19
vlack: zeevlak.
voetnoot20
zeepest: zeerovers.
voetnoot23
Zeeghaftigh: zegevierend; nagesleipte: wapperende (dus in volle vaart).
voetnoot24
overlaen van: rijkbeladen met.
voetnoot25
opwaecken: wakker worden, waakzaam zijn.
voetnoot26
voor gewelt bewaeren: tegen gewelddadige aanvallen behoeden.
voetnoot27
voorzorgh: voorzienigheid.
voetnoot28
tegenweer: afwering.
voetnoot29-30
al 't gezielde: al wat leven heeft, nl. de mens (wat = waaraan), het dier (met een gevoelzaem leven (d.i. alleen gevoel bezittend) en de plant (die alleen groei kent).
voetnoot32
overlast: schade.
voetnoot34
worpt: werpt.
voetnoot39
aanstoot: aanval (Ned. Wdb. I, 373).
voetnoot41
ondertast: doorvorst.
voetnoot42
geweeren: wapenen, verdedigingsmiddelen.
voetnoot43
oirbaer: synoniem van nut.
voetnoot45
niet rust: er steeds naar streeft.
voetnoot47
van: door; Pallas: de godin Pallas Athene, met wier beeld (Palladium) het behoud der stad Athene verbonden was (vs. 48).
voetnoot50
op: zie bij vs. 4; burgerwacht: de bewaking van de burg, de vesting.
voetnoot52
Persen: Perzië. Vgl. met deze passage de voorafgaande Staetwecker, vs. 9 vlg.
voetnoot53
weeligh Grieken: het rijke Griekenland.
voetnoot55
overmaghtigh: machtig boven anderen (Ned. Wdb. XI, 1886).
voetnoot56
te: zeer; hardt en straf: hardhandig en heftig.
voetnoot57
leefden raet: pleegden overleg (Ned. Wdb. VIII, 1724); verduren: weerstaan.
voetnoot59
zorgh: bezorgdheid.
voetnoot60
bergen: in veiligheid te brengen; in 't begrijp van: binnenin (begrijp: de grenzen waarbinnen iets besloten is; Ned. Wdb. II, 1422).
voetnoot61
indien naem (nl. borgh) begreepen: met die naam bedoeld.
voetnoot62
verstont: begreep.
voetnoot63
bediet: aangeduid.
voetnoot65
voorstant: bescherming.
voetnoot67
Delfis raet en mont: raadgevende uitspraak van het orakel van Delfi.
voetnoot68
Omdat niet de bouwwerken, maar de bevolking het eigenlike Athene uitmaakte.
voetnoot69
gaven: begaven.
voetnoot70
ten beste: tot heil van.
voetnoot71 vlg.
Herinnering aan vroegere gedichten, ter ere van Tromp en Van Galen.
voetnoot72
van 's eilanders nijt: door de afgunst van de Engelsman.
voetnoot74
Van: door; gepreste zeegedrochten: barbaarse huurlingen op de vloot.
voetnoot75
den droom: de waan van veiligheid; rijper letten: nauwkeuriger beseften.
voetnoot76
De mogentheit vermagh: de macht uit kan werken; houte stadt: vloot (vgl. eicke stadt in vs. 78).
voetnoot78
greenen: balken van grenenhout.
voetnoot79
Gemant: zie vs. 5.
voetnoot80
afgront: Hel.
voetnoot81
dogh der Britten: een beeld dat ook bij andere zeventiende-eeuwers (o.a. Jer. de Decker) voorkomt. Vgl. dl. 5, 567: ‘De Plaegh (Cromwell) met zyn dolle honden.’; op quam steecken: aan kwam zetten.
voetnoot84
gereeder: vaardiger (Ned. Wdb. IV, 1644).
voetnoot85
lessing: het blussen.
voetnoot86
opflackerden: opflikkerden; in vlammen stonden.
voetnoot89
Des zeetuins: de Hollandse tuin (= omheining) symboliseert het grondgebied; de toevoeging zee bedoelt: het op zee beheerste gebied.
voetnoot92
ongedwongen: onbedwongen, vrijheidlievende.
voetnoot93
bevroede: begreep; aen alle hoecken: overal.
voetnoot96
oploopentheit: dreigende vloed (Ned. Wdb. XI, 1016).
voetnoot98
overzwalpt: overstelpt met water; stulp: hut.
voetnoot99
lantzaet: boer.
voetnoot100
Ten daecke uitschreit: uit het dak om hulp schreeuwt.
voetnoot101
Voorzichtigheit: vooruitziend beleid.
voetnoot102
worpt: zie vs. 34.
voetnoot103
reedt: gereed.
voetnoot104
schut: weert af.
voetnoot105
slaept op: zie vs. 4 en 50.
schijngenade: de bedrieglike schijn alsof van het water niet zoveel gevaar dreigt.
voetnoot107
De Maght van 't vrye lant: het bestuur van de Republiek; Zeeraet: de Admiraliteit; den kam te heffen uit de vloên: vgl. het hoofd boven water te houden. Het beeld van de watersnood wordt hier voortgezet.
voetnoot109
wapenslot: de burcht voor de bewapening.
voetnoot110
betrouwen: toe te vertrouwen.
voetnoot111
Nereus volck: de schepelingen.
voetnoot113
zou: moest.
voetnoot114
van: door.
voetnoot117
uit naeryver: ijverig zich inspannend. Naijver en naijveren hadden in de 17de eeuw ook gunstige betekenis (Ned. Wdb. IX, 1508).
voetnoot118
een wolck van roof: de dreigende zeeroof.
voetnoot119-120
schuim van pesten: de zeeschuimers (woordspeling met schuim': zuivere).
voetnoot120-21
te ruim weidende: maar al te ver hun rooftochten uitstrekkende; steuren: verhinderen.
voetnoot122
kerck: tempel. Alleen in vredestijd werd deze tempel gesloten; dan zat de oorlogsgod Mars dus daarin opgesloten (vs. 124). Vgl. dl. 5, blz. 894, 1024.
voetnoot125
krijgsgeweer: oorlogstuig.
voetnoot126
boom: afsluitboom.
voetnoot129
ontginnen: aanvangen.
voetnoot130
posten: deuren (van de tempel).
voetnoot132
's Tybers wapens terghde: de gewapende macht van Rome durfde weerstaan; stelde in 't ongelijck: onrecht aandeed, beledigde (Ned. Wdb. X, 1613).
voetnoot134-38
dubble tronjen: evenals Janus (bifrons) had het gebouw een dubbel aangezicht. Op de voorhoofden (frontespiecen) van de voor- en achtergevel was sierlik beeldwerk van Quellyn aangebracht, voorstellende de bescherming der zeevaart (haer ampt en oogmerck), tot voorlichting (licht en kennis) van de aanschouwer; keurigen: weetgierige. Zie over Ardus Quellijn de Oude, (1609-1668) dl. 5,896.
voetnoot141
rechte: van de rechterhand.
voetnoot142
slincke: linker.
voetnoot144
De punten van het anker drongen als bijtende tanden ('t gebit) in de grond.
voetnoot146
zadelt roode paerden: maakt kanonnen gereed (vgl. Staetwecker, vs. 15).
voetnoot147
den rooden haen: buskruit (ibidem).
voetnoot148
steent: kermt (in barensnood: vgl. 149).
voetnoot149
Grof zwanger: op het punt om uit te barsten; bederf: verderf.
voetnoot150
De watergoden komen boven de golven uit.
voetnoot151
kokerrol: scheepsrol, in een koker gevat.
voetnoot152
staet vol: is op het uiterste gespannen.
voetnoot153
trotst: trotseert.
voetnoot154
Wat: al wat.
voetnoot155
kroone: krans.
voetnoot156
uit minne: uit oprechte liefde.
voetnoot157
verkorten: te kort doen, verbreken.
voetnoot158
rustigh: krachtig
voetnoot161
Levenwecker: de Westenwind; rechte: rechter.
voetnoot163
Een lucht: een stroom in de lucht.
voetnoot165
ten trots van: trotserende.
voetnoot166
's Keizers kroon: zie dl. 3, blz. 182; braveeren op: pronken met.
voetnoot167
beide Watergoon: Amstel en IJ.
voetnoot168
zeeschaer: vloot van koopvaardijschepen; Middelzee en Straet: de Middellandse zee en de straat van Gibraltar.
voetnoot169
onvaste landen: eilanden.
voetnoot170
Zuid- en Noorder-as: Zuidelik en Noordelik halfrond.
voetnoot171-72
bestelt op de wal: brengt aan wal.
voetnoot172
vlotschuit: vrachtvaartuig (Mnl. Wdb. IX, 678).
voetnoot176
van: door.
voetnoot177
bestoppen: vullen.
voetnoot178
Kanaster: korf van vlechtwerk (Ned. Wdb. VII, 1221).
voetnoot180
ééne (met accent).
voetnoot181
stoffeeren: voorzien.
voetnoot182
Waerby: waardoor; gebuursteên: de kleinere (Noord-Hollandse) steden; zich geneeren (rijkelik) onderhoud vinden, mede voordeel genieten.
voetnoot183
't gevaert: het grootse gebouw.
voetnoot184
ingewant: inhoud.
voetnoot186
in Maroos inten: in de inkt van Vergilius, d.w.z. gehanteerd met het talent van die grote dichter.
voetnoot187
uit te reên: voor het gebruik geschikt te maken (Mnl. Wdb. VIII, 1005).
voetnoot188
De berghsmis van Vulkaen: de smidse van Vulcanus, onder in de Etna.
voetnoot189
de donders: het geschut.
voetnoot190
vlieten: van gesmolten metaal.
voetnoot194
kryghsgeweer: oorlogsmateriaal.
voetnoot195
het Noortsche bosch: het bos van masten (van Noors hout).
voetnoot197
één (met accent; evenzo in vs. 199: één gevaert); perck: afgeperkte ruimte, magazijn.
voetnoot200
in één paert (d.i. in dit ene gebouw) schuilt hier meer verrassing (om een vijand te overvallen) dan in menig Troiaans paard. Een vergelijking die het vorige vers uitwerkt.
voetnoot201
schuiftangen: projectiel om het tuig van schepen te vernielen (Ned. Wdb. XIV, 1137).
voetnoot202
helbaert: bijl aan een lange steel (Ned. Wdb. VI, 514); dreg: middel om een schip te enteren (Ned. Wdb. III, 3272).
voetnoot203
schroot: onregelmatige stukken ijzer om het geschut te laden (Ned. Wdb. XIV, 117); Plutoos schroom, die Pluto schrik aanjagen.
voetnoot206
grimmelt: wemelt.
voetnoot207
De Zeezorgh: het maritiem bewindt; dieren: kostbare.
voetnoot209-11
Zie dl. 3, 527.
voetnoot212
eicken scheepsmuur: de beschuttende schepen, die een toevlucht zouden bieden.
voetnoot214
Gebolwerckt: versterkt (alsof ze vestingen waren).
voetnoot215
de slangeschilt: het schild met een Medusakop, die boosaardig-dreigend kijkt (grimt).
voetnoot216
Voor 't voorhoofd slaet: hevige schrik aanjaagt; misverft: doet verbleken.
voetnoot217
Palladium: zie vs. 48; wacht: bewaker.
voetnoot218
niet opvatten: geen vat op hebben.
voetnoot219
slaet ga: bewaakt; den boomgaert van Atlas dichteren: de tuin der Hesperiden, een kostbaar bezit, door de gouden appelen die er groeiden.
voetnoot221
het gulden vlies: de ram met de gouden vacht.
voetnoot222
Des Zeeraets: zie de titel van dit gedicht.
voetnoot223
vliegent: gevleugeld.
voetnoot224
d'onnoosle maeght: de onschuldige Andromeda, door Perseus van de draak verlost.
voetnoot225
opreghten: rechtschapenen; vryburgh: veilige schuilplaats.
voetnoot226
zweet: spant zich in; winckelknechten: werklieden (winckel = werkplaats).
voetnoot227
gelyck Parnassus droomt: zoals de oude mythologie zich verbeeldt.
voetnoot228
donders: kanonnen (zie vs. 189).
voetnoot229
zeegedrocht: zeerovers.
opsmoockt: zijn dampen omhoog zendt.
voetnoot230
ringeloort: tyranniseert.
voetnoot231
de zee te worgen: het handelsverkeer ter zee onmogelik te maken.
voetnoot232
Waerby: waardoor.
voetnoot235
spanden aen: verbonden zich; Carthago en Syracuse dongen in de Oudheid naar beheersing van de zee.
voetnoot236
de watervorck: het symbool van de macht van de zeegod Neptunus; staen naer: streven naar.
voetnoot237
roozekrans: als teken van overwinning.
voetnoot240
Hollants Amirael: De Ruyter, die in 1654 en 1655 de Afrikaanse zeerovers in de Middellandse zee tuchtigde (vgl. vs 258).
voetnoot243
naer dien stijl: op zijn (gewone) wijze(?).
voetnoot244
dregge: zie vs. 202.
voetnoot246
slenteren: flarden.
voetnoot253
verwaten: overmoedig.
voetnoot254
Een ander: nog een tweede; in de kist: zorgvuldig opgeborgen.
voetnoot256
reedtschap: materiaal.
voetnoot257
verbaest: verbijstert; schendighsten: misdadigste.
voetnoot259
gewettight en gewijt: van wettige en plechtige opdracht voorzien.
voetnoot262
Te moedigh: zeer trots; braveeren: zulk een goed figuur maken.
voetnoot263
Noch: en toch, de eer komt eigenlik hun niet toe.
voetnoot264
een slingerslagh: als Jupiter, die de bliksems slingert; verneêrt: neerwerpt.
voetnoot265
moedigh: overmoedig, vermetel.
voetnoot269
Men stelt zich aan verwonding bloot, mits men de vijand ernstiger treft.
voetnoot270
den helhont: Cerberus, door Hercules uit de duistere onderwereld (afgront) naar boven gesleept in het licht (den dagh).
voetnoot271
Godts erfdeel: de Kerk, de Christenheid.
voetnoot272
vroomen op den hals te komen: Christenen aan te vallen.
voetnoot274
Tarter: vgl. Op de kroon van Leopold, vs. 21; op: open.
voetnoot275
vloeckverwantschap: vloekwaardige betrekkingen. Dit slaat op vriendschappelike betrekkingen met Marokko en Turkije, ook toen men met Spanje, een Christelike staat, in oorlog was. In Den Haag resideerde, tot Vondel's ergernis, een Marokkaanse gezant, terwijl ook met Algiers en Marokko nu en dan onderhandeld werd.
voetnoot276
des afgronts: van de hel, d.w.z. de heidense machthebbers.
voetnoot277
Dat: wat.
voetnoot278
aenschreien: wenend smeken.
voetnoot279
verbeên: hun gebeden verhorend; scheut: aanval (Ned. Wdb. XIV, 542).
voetnoot280
Staet des Heilants: het Christendom.
voetnoot282
by: door; zoo: in even grote troepen; zeegeleide: de begeleidende oorlogschepen.
voetnoot285
op twee en dertigh streecken: naar alle windstreken.
voetnoot288
geveilight: beveiligd.
voetnoot289
slimmer waterdieren: nog erger monsters.
voetnoot290
stieren: (Vlaamse vorm) sturen.
voetnoot293
daer landen t'zamenloopen: in de zee-engten.
voetnoot295
Het Kanaal; pleitens moe: na afmattende onderhandelingen.
voetnoot296
den sleutel: de vrije toegang, die zijn recht is.
voetnoot298
veil: te koop, d.w.z. men kan overal vrij inkopen doen.
voetnoot301
geboren: ontstaan, geschapen.
voetnoot304
't Water: Damrak.
voetnoot305
ziet andren in de kaerten: weet te concurreren.
voetnoot307
kruidenier: handelaar in specerijen; verteert: zet om; een gansch Oostindisch huis: de gehele voorraad, opgestapeld in het Oostindies huis.
voetnoot308
zijdewinckel: de werkplaats waar de zijde geweven en verwerkt wordt.
voetnoot309
treckgetouwen: weeftoestellen.
voetnoot310
besteet: zet uit.
voetnoot311
te naeu: te klein; vertelt: telt uit, keert uit.
voetnoot312
gereede: kontante.
voetnoot315
Een voorraad zilver, zo groot als de Spaanse zilvervloot, wordt hier tot munten geslagen.
voetnoot316
In 't aenzien van den haet: terwijl de haat (de afgunstige vijand) mag toezien.
voetnoot318
ander: tweede (nl. als korenschuur) vervanger van de Oostzeestreken); geboren: vgl. vs. 301.
voetnoot321
by den oogst: door de opbrengst.
voetnoot323
Daniël Stalpaert (geb. 1615) was de getrouwe uitvoerder van wat Jacob van Campen ontwierp. Hij werkte mee aan de bouw van het Stadhuis Wat hij later zelfstandig ontwierp (o.a. het Zeemagazijn) had geen grote artistieke betekenis.
voetnoot324
Uit last: in opdracht; Watergoôn: zie vs. 167; hier wellicht figuurlik voor de beheerders van de Admiraliteit.
voetnoot325-27
Zie 2 Kron. 8, 18: gansch Indien: de schatten van Indië; Sion: Jerusalem.
voetnoot329
zegens: Genitief, afhangende van wat al.
voetnoot330
opgedolven: door opgraven versperd (Ned. Wdb. XI, 419).
voetnoot331
ons heck: de omheining van de Hollandse tuin (d.i. ons grondgebied). Dat tuin oorspronkelik zelf omheining betekent, voelt Vondel niet meer, blijkens vs. 348.
voetnoot333
lastigh: drukkend.
voetnoot334
ryen op ancker: voor anker liggen.
voetnoot336
Tweemaal accent op één.
voetnoot337
stijlen: pijlers.
voetnoot338
Verzekert: beveiligt.
voetnoot341
bederf: verderf.
voetnoot342
twistooft: de gouden appel, door de Tweedracht op de bruiloft van Peleus en Thetis neergeworpen met het opschrift ‘voor de schoonste’, waarover Juno, Pallas en Venus in twist geraakten.
voetnoot343-44
schenne tegens een: tegen elkaar ophitst; zeevloeck: zeerovers.
voetnoot345
bewaeren: handhaven.
voetnoot346
tot een staetsi: om er mee te pronken.
voetnoot347
Nijdigheit: afgunst.
voetnoot348
Het heck van uwen tuin: zie vs. 331; een open: een opening (Ned. Wdb. XI, 530).
voetnoot351-52
sleipt na: krijgt achter zich aan; staetgeluck: een voorspoedige positie; een staert: een sleep, een stoet; weegen stuck voor stuck: gaan alles nauwkeurig na, kritiseren alles.
voetnoot353
alsins: aan alle kanten.
voetnoot354
rieck': kan vermoeden.
voetnoot355
gesteigert tot zijn wit: zijn doel bereikt hebbende.
voetnoot356
De grote waarde erkent van het goed dat hij met Gods hulp verworven heeft.
voetnoot359
by 't lant heeft opgezet: voor het land op het spel gezet, gewaagd heeft.
voetnoot360
Wat zij met grote inspanning kon (wagen).
voetnoot361
Den nootdruft redt: met financiele steun in de dringende behoeften voorziet; verlegen: in moeielikheden, in nood.
voetnoot365
den loon (bij V. mannelik): vergelding (vgl. ironies: zijn verdiende loon krijgen); nijdigen: afgunstigen.
voetnoot366
Alsof het verlies van hun beste vriendin hun zelf voordeel zou brengen.
voetnoot367
in ly: voorbijgestreefd (Ned. Wdb. VIII, 2194).
voetnoot368
Triomfen: overwinningen, in dit verband: zegevierende vloten.
voetnoot369
Opdondren: indrukwekkend opdagen (Ned. Wdb. XI, 454); roof: buit (d.i. zegetekenen)
voetnoot371
Op 't lossen der kortouw: bij het afvuren van het scheepsgeschut.
voetnoot372
den Amirael: zie vs. 258.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Zeemagazyn gebouwt op Kattenburgh t'Amsterdam


plaatsen

  • Amsterdam