Henry en Louize

Tweede deel

Twee-enzestigste brief.
De Ridder C. Ellis aan den Lord Danville.

Lord!

Gij zijt, op mijne eer! even als de kinderen, die niet verdraagen kunnen dat een andere jongen met hun speelmakkertjen praat; dan raaken die stoute bengels aan het plukhaairen. - Het is ook zeer onvoorzichtig, dat men aan kinderen dégens geeft - althans, zij behoorden vastgezet of zonder punt te zijn, ten einde allerlei ongelukken voor te komen, die daar uit zouden kunnen voordspruiten. -

[p. 247]

Ernstig gesproken, beste vriend! ik heb altijd voorzien, dat uwe vrijagie, met die Hollandsche Juffer, wel een vechtpartijtjen zou opleveren - 't is niet alles mis; doch ik wil nu billijk zijn; want, volgens alle nog overgebleeven dwaasheden deezer eeuw, heerscht het punct van eer - dat vervloekte zotte ding, nog in volle kracht en luister, en volgens dien regel, waart gij buiten de mogelijkheid om anders, dan den Ier te kwetsen of te dooden; ten minsten u in gevaar te stellen om een dier beide ongelukken te begaan, of zelf te sneeven, of verminkte ledemaaten te bekomen - dit zijn toch de gevolgen van dergelijke partijën - maar wat zal men zeggen? - de mode gebiedt zulks, en wie moet die niet volgen? -

Officieren zijn zeker genoodzaakt, zoo lang deeze malle gewoonte stand houdt, geen hoon te lijden; maar wij, Politique Persoonen, wat behoeven wij altijd, op het minste oneffen woord, met den dégen gereed te staan? - Het komt daar van, dat het aan elk vrij staat met geweer te loopen. - Bij de Romeinen hoorden men van geen tweegevechten, uit hoofde dat zij, in den bloei van hun Gemeene-best, nooit wapens, dan in den oorlog, droegen. - Het moest aan niemand vrijstaan anders dan op reize wapens te voeren, en alle Herbergiers behoorden verpligt te zijn, hunne gasten bij derzelver komst, tot hun vertrek, te ontwapenen; - en daar des Heeren wegen van Struikroovers moesten gezuiverd worden, opdat niemand, binnen den omtrek van het Ei-

[p. 248]

land reizende, wapens zou behoeven te voeren, zoude men dus veele onheilen voorkomen. - Het is eene schande voor dit Rijk, dat er geen Land is, waar in de wegen onveiliger zijn dan bij ons, vooral daar de gemeene man hier zoo veel geld kan verdienen, en de rijken, daar te boven, voor zeer weldaadig worden gehouden. - Ook bestaat de classe der engelsche Struikroovers veelal uit Ligtmissen en Onverlaaten, meest van fatsoenlijken afkomst. - Dit ware immers gemakkelijk te stuiten. - De Cavallerie moest op het Land cantonneeren en gestadig Piquetten en Patrouilles uitzenden. - Veelen begrijpen dit wel, echter wordt het niet gedaan - waarom? wijl het Hoogerhuis daar niet veel om geeft, en de Leden van het Laagerhuis, zoo zij als braave Engelschen niet omgekocht zijn, vreezen altijd den invloed van het Hof te zien vermeerderen. -

't Is zeker, dat uwe Hollandsche Belle dit gevecht wel eens kwalijk kon neemen; want de oude wijfjens houden, als een stelregel, vast, dat een gevecht nooit geschiedt, ten zij men eenig recht heeft om het voor die Dame op te neemen; doch als louize zoo dacht, dit ware slechts voor het uiterlijke; want de Schoone Sexe bemint den moed; - dus, mijn francis! stel u gerust, deeze Hollandsche zal, even als andere Dames, u daarom niet minder achten; want een bloodaart kan bij geene Juffer welkom zijn. -

Wat zegt gij, francis! praat ik nu niet wel naar uw zin? - 't is om u in den beginne niet afteschrikken; even als de moeders en kindermei-

[p. 249]

den, wanneer zij de kinderen Rhabarber inpraaten, hen een klompjen suiker toe geeven, zoo wil ik mijn vriend ook behandelen; - want om anders rondborstig met u te spreeken, staat mij uw gansche gedrag slecht aan. - Voor eerst kent niemand uwe Liefste - men hoort ook niet dat er een Gezelschap, uit lieden van rang bestaande, Holland verlaaten heeft, om een Engelsch reisjen te doen; dus is het zeer mogelijk dat deeze menschen landloopers zijn, die onnoozelen trachten opteligten; want gij hebt alle die duizenden en honderdduizenden niet geteld; - maar verondersteld zijnde, het meisjen was eens rijk, zoo zal zij toch maar eene burger-dochter zijn, en als een Pair van Groot Brittagne naar geen fatsoen ziet, kan hij waarlijk in ons Land veel meer geld behuwelijken dan in Nederland, daar waarachtig het geld al mooi begint op te raaken; waar van niemand beter dan wij de rekening kunnen maaken. -

Ik verwonder mij zeer, francis! dat Tante maddisson alle die zaaken ook niet begrijpt - 't is waar, zoo bestaat het grootste deel der Sexe - blindeling ingenomen voor of tegen eene zaak. -

Maar ik moet er afstappen; want waarschijnlijk verveel ik u al - dus, vaarwel! - Zend mij evenwel nadere berichten - ik verlang er zeer na; want mijne vriendschap is onveranderlijk, waarom ik mij noeme,

Uw getrouwe Vriend,

c. ellis.