Levende Talen. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Levende Talen–Als een blinde over kleuren.In de Gids van November 1934 houdt de redaktie een nabetrachting over de spellingstrijd, en waagt daarbij een voorspelling. Daar in het biezonder de leraren in dit stuk worden gedenigreerd, omdat ze de voornaamste ‘schuldigen’ zijn aan de afloop, is een antwoord in een blad als het onze op z'n plaats. Des te meer omdat de redaktie van de Gids, net als de vorige redakteur Huizinga, blijk geeft, nog steeds geen tijd te hebben gevonden om kennis van zaken te verwerven over de zaak die ze bespreken. Het gebrek aan kennis moet, ook weer als in het stukje van Huizinga in de Gids van November 1927, worden goedgemaakt door de aanmatiging der onkunde: dat gebeurt in beide stukken met volledig sukses. De Gids acht het in overeenstemming met goede smaak en | |
[pagina 115]
| |
zelfrespekt om het volgende te laten drukken: ‘Dit spellingskabaalGa naar voetnoot1) (er is geen ander woord voor) draaie neer op de bevestiging van dat “onslaafsch” gebruik van de Vries en te Winkel dat zich uit eigen kracht aan ons had opgedrongen, dat bij instinct de behoefte voelde waaraan het te voldoen had, en waar, wil of geen wil, de frikken zullen moeten eindigen zich bij neer te leggen.’ Ofschoon het zinnetje, net als het hele stukje, van het begin tot het eind vol is van onkunde en eigenwaan, heb ik het malste kursief laten zetten; uit het slot (de frikken) blijkt nog eens weer hoe groot de ergernis erover is, dat de minister van onderwijs deze keer de domheid heeft gehad de leraren, dat gehate en geminachte volkje, niet te ‘laten praten.’ Over deze soort van tegenstand tegen spellingvereenvoudiging heb ik in het Januarienummer (1935) van het blaadje Vereenvoudiging het mijne gezegd op 'n manier die aan duidelikheid wel niets te wensen zal laten; in Levende Talen is het de plaats te wijzen op de geschiedvervalsing in dit stukje Gidsredaktieproza; dat de onjuistheid ook hier aan onkunde toe te schrijven zou zijn, is nauweliks aan te nemen. Ieder weet immers dat de spelling van de Vries en te Winkel het alleen daarom tot 1934 min of meer heeft uitgehouden omdat de school onder regeringsdwang stond, op grond van het nu twintig jaar geleden door minister Heemskerk uitgelokte koninklik besluit dat de invoering van de voor een juristenverstand zo hatelike vereenvoudigde spelling verbood als ‘in strijd met het algemeen belang’! Deze steun voor de oude spelling noemt het heerschap in de Gids eigen kracht; hij schrijft verder aan die spelling een instinkt toe, alles overeenkomstig het gewone procedee: bij gemis aan argumenten gebruike men beeldspraak. Nu de regeringsdwang ten gunste van de Vries en te Winkel is opgeheven, is het maaksel als een kaartehuis in elkaar gezakt; de maatschappij zal de konsekwenties daarvan wel spoedig inzien, spoediger dan zestig jaar geleden de noodzakelikheid om Siegenbeek op te doeken. De heren Colenbrander c.s. zouden verstandig doen zich zwijgend in hun nederlaag te schikken: de laatste dagen van | |
[pagina 116]
| |
de regentenheerschappij naderen snel. Zij zouden òòk verstandig doen als ze zich niet aan voorspellingen waagden: dat is ook hun vorige kameraad Huizinga in het bovengenoemde stukje slecht bekomen; de Enkhuizer kan het beter.
Januarie 1935. E. KRUISINGA. |
|