Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1935 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1935
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1935Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1935

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.67 MB)

Scans (23.01 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1935

(1935)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Leerboeken.

(Ingezonden).

Op bl. 317 van no. 82 wordt mijn ‘English Phrases and Catchwords’ besproken. Het zij mij vergund op te merken, dat de recensent aard en doel van het werkje miskent. Hij dicht het een karakter toe, dat ik er niet aan gegeven heb, en maakt nu bezwaar, dat dat karakter niet goed tot uiting komt. Is dit een juiste methode van beoordeeling?

De titel is ‘Phrases and Catchwords’ en in de Toelichting kenschets ik het als ‘een verzameling van idiomen, in logisch verband gerangschikt’. Zijn die juist, talrijk genoeg, en in duidelijk verband geplaatst? Dit behoort m.i. het criterium te zijn.

Het bezwaar van den recensent daarentegen is, dat ik ‘geen juist beeld geef van het verloop van een normaal gesprek’.

Ik beaam dit. Wie dat wil geven, levere een verzameling van scenes uit tooneelstukken. Zulk een boekje zou nuttig zijn, en ik ben van plan het te schrijven, onder den titel ‘Conversational English, an Anthology, by the Author of Phrases and Catchwords’. Maar dit zal geen verzameling van idiomen zijn.

Ik heb mijn boekje geschreven voor hen, die een groot aantal idiomen verlangen in een klein bestek; ter vergemakkelijking van het begrijpen

[pagina 146]
[p. 146]

en onthouden heb ik ze aaneengeregen tot hier en daar hoogst fantastische, zeker niet ‘normale’ gesprekken. Dienstmeisjes als Ethel zullen de leerlingen in hun latere leven helaas nooit ontmoeten, huisknechts als Richardson zouden zeker zelden, v.g.g.v., een dienst krijgen, en Inspecteurs van Politie, die in hachelijke oogenblikken lange, gezellige telefoongesprekken houden in een stroom van idiomen, plegen terecht oneervol ontslagen te worden - een juist beeld van het verloop van een normaal gesprek geeft mijn boekje niet.

Had ik het dan ook aangekondigd als ‘Conversational English’, ‘English as she is spoken’, of zoo iets, dan ware het verwijt des recensenten niet misplaatst geweest. Nu, met dezen titel en deze toelichting, dunkt mij, wel.

Een kleine, misschien onbelangrijke opmerking tot slot. Er wordt met geen woord gerept van de groote hoofdzaak, het eenige werkelijk nieuwe in mijn boek, ‘het tooneel in de klas’: handeling, gebaar en mimiek tot steun bij het taalonderricht.

Een bespreking, die den waren aard van het werk miskent en het hoofdkenmerk verzwijgt, lijkt mij, als voorlichting van den lezer, niet geslaagd.

Haarlem, 16, 1, 35.

G. NOLST TRENITE.

 

P.S. Op blz. 324 lees ik een opmerking van Charivarius. Mijn geheugen is ten gevolge van mijn hoogen leeftijd en het overmatig gebruik van nicotine - men ziet mij zelden zonder pijp - bedenkelijk verzwakt. Maar het werk van Charivarius, wiens woorden mij steeds uit het hart gegrepen zijn, en dien ik liefheb als mijzelven, ken ik, om zoo te zeggen, uit mijn hoofd. En deze opmerking, die ik nogal pedant vind, herinner ik mij niet. Kan een der collega's mij inlichten, wanneer en waar de deugniet dat gezegd heeft?

 

Noot van den recensent: Dr. N. Tr. eindigt de uiteenzetting, die over dit werkje wordt gegeven, met deze zin: ‘Wordt het doel, dat ik met het schrijven van dit boekje voor oogen had, bereikt, dan zullen de leerlingen er een schat van idiomen door verwerven, op plezante wijze, naar ik hoop, en - het eenige dat die schat bezittenswaard maakt - de vaardigheid ze te gebruiken.’ (Cursivering v.d. rec.). Dit nu heb ik bestreden en - de schrijver beaamt dit. Waartoe de leerlingen een schat van idiomen bijgebracht zonder tegelijkertijd ze te leren waar deze in te vlechten? 't Is immers een bekend feit dat vreemdelingen vaak te ‘idiomatisch’ spreken, juist doordat ze over een zeker aantal idiomen beschikken, maar niet geleerd hebben hoe spaarzaam eigenlijk de gewone omgangstaal zich daarvan bedient.

Introduction to Commercial Correspondence on concentric lines, by P. Meynders, met medewerking van K. v. Houten. Uitgever: J. Muusses, Purmerend. Vol. I. prijs ƒ 1,25. jaar?

Er is enige moed voor nodig in deze tijd een nieuw boek voor Engelse Handelscorrespondentie te schrijven. De geweldige depressie in 't zakenleven laat niet na zijn schadelijke invloed uit te oefenen op de studie van dit vak. De vraag naar leerboeken op dit gebied is dientengevolge aanzienlijk gedaald, waarbij nog komt het feit, dat er tientallen, waaronder zeer goede, reeds ter beschikking stonden van leraren en leerlingen. De schrijvers hebben wellicht hun moed geput uit het feit, dat de brieven ‘up-to-date’ moeten zijn. Een brieveboek moge nog zo methodisch en feilloos geschreven zijn, als de atmosfeer van de behandelde stof antiek aandoet, wordt het

[pagina 147]
[p. 147]

met tegenzin gebruikt. Kranten verouderen in een of twee dagen, handelsleesboeken in ongeveer 10 jaar, correspondentie-boeken in 20 jaar. De schrijvers hebben dit gevoeld en hebben derhalve hun stof zo gekozen, dat de onderwerpen actueel zijn. Hierin zijn ze over 't algemeen goed geslaagd.

Maar er is nog een reden, waarom zij meenden, dat een nieuw werkje gewenst was. Zij hebben het samengesteld ‘on concentric lines’, een uitdrukking, die enigszins in het voorwoord wordt verklaard. Het idioom uit de brieven wordt uitgebreid door reeksen van handelstermen, die met elkaar verband houden; kleine stukjes handelsproza bestrijken idiomatisch hetzelfde gebied, terwijl groepen losse zinnen in het Nederlands vertaalstof leveren ter oefening. Dit wordt systematisch doorgevoerd en dit systeem (wat geenszins gloednieuw is!) zal dan wel bedoeld zijn als ‘concentric lines’. Dit boekje zal wel gebruikt kunnen worden in de 4de en 5de klas van H.B.S. A of een Hogere Handelsschool. Maar ik hoop, dat de schrijvers zich niet voorstellen door deze wijze van behandeling voldoende voorbereiding voor het eind-examen over de gehele lijn te geven, zelfs al wordt deel I later gevolgd door deel II.

Het lezen van veel min of meer gekleurd Handels-Engels blijft een gebiedende eis naast het gebruik van een dergelijk werkje. ‘On concentrie lines’ zou hier tot misvatting aanleiding kunnen geven.

Als ik inhoud en taal nu wat nader beschouw, dan moeten mij enkele opmerkingen van 't hart. Zal een brief volkomen begrijpelijk zijn, dan moet de gehele situatie en transactie blijken uit de gegevens in de brief zelf, waarbij duidelijk in 't oog moet worden gehouden wie de schrijver is en wie de geadresseerde. Indien dit niet 't geval is, dan moet een kleine inleiding voorafgaan. Nu lijden enkele brieven beslist aan het euvel van onduidelijkheid. Zo de allereerste. Vreemd doet 't aan, dat ‘one of my best customers’ voor de heer Loopuit naar Londen gaat ‘to introduce a new article’. Dat is toch het werk niet van klanten, maar van agenten of vertegenwoordigers.

Verder heb ik de volgende onnauwkeurigheden of fouten genoteerd.

In brief 2. staat als adres: De Heren M. v. Loopuit. Deze heer v. Loopuit is toch één persoon, geen firma of maatschappij.

In par. 6 vind ik als eerste regel van een Nederl. brief: Zooals verzocht in Uw schrijven van de 2de dezer, zonden wij onder separaat couvert enz. Deze beknopte zin is foutief gebruikt. Het doet mij denken aan: Indien gesloten, gelieve men om de hoek aan te bellen. Men begint het foutieve handels-jargon te proeven; trouwens deze smaak kwam mij ook zo nu en dan in de mond bij enkele brieven door Engelsen geschreven.

In par. 10: Please send one invoice to Messrs Prior, whom we have given instructions. To voor whom mag niet weggelaten worden, althans in normaal Engels.

In par. 12 worden vier vertalingen gegeven voor manufacturen: drapery goods, soft goods, piece goods, dry goods. Het laatste is zuiver Amerikaans, terwijl piece goods betekent: goederen aan het stuk, wat niet hetzelfde behoeft te zijn.

In par. 15 wordt gezegd: het bijv. naamw. van een werkwoord afgeleid wordt in het Engels meestal achter het zelfst. naamw. geplaatst: The price quoted. Aan deze regel met één voorbeeld hebben de leerlingen niets. Veel meer voorbeelden ter illustrering van een correct gestelde spraakkunstige regel waren hier gewenst. Erger is de fout door onvolledigheid van de regel, die in veel Engelse spraakkunsten voorkomt, en die we hier ook pag. 15 vinden: De onvolt. verl. tijd moet in 't Engels worden gebruikt

[pagina 148]
[p. 148]

wanneer de werking geheel afgescheiden is van het tegenwoordige, b.v. I saw him yesterday. Best; maar waarom zijn de volgende zinnen dan ook goed Engels: The Romans have also been in our country. The Greeks have left behind sculpture of unsurpassed beauty. Christ has not lived and died in vain.

Op pag. 23 vinden we de waarschuwing, dat bevredigend een predicatief bijv. nw. is. Wat betekent dit? Is de schrijver soms van mening, dat satisfactory ook alleen pred. gebruikt kan worden? En op pag. 115 geeft hij zelf: a satisfactory solution. Trouwens, a satisfactory proof, boot, marriage etc. zijn toch ook heel gangbare uitdrukkingen.

Pag. 25: near Plate maize. Deze uitdrukking vereist zeker enige toelichting.

Pag. 27: Hiermede bevestigen wij de ontvangst van Uw geëerd schrijven, en op pag. 82 zegt de schrijver uitdrukkelijk: te confirm = bevestigen, van van eigen correspondentie; to acknowledge = erkennen, van een anders correspondentie. Hier zondigt de schrijver dus tegen zijn eigen voorschrift.

Op pag. 28 vinden we een staaltje van Engels handels-jargon, dat geen aanbeveling verdient. Niet alle Engelsen schrijven goed Engels, evenmin als alle Nederlanders goed Nederlands schrijven. ‘We confirm our wire to you last evening informing you that we had a steamer cargo of Plate Maize due at Falmouth on Monday next for orders, asking whether you could sell in parcels say a good half of this cargo to Rotterdam or Amsterdam and at what price, and are obliged by your reply to-day indicating about 35/9 d.c.i.f. but a quick sale doubtful.’ Oef! Wat een ‘monster’ van een zin. En nu nog te bedenken, dat ik een vrij lange zin tussen haakjes heb weggelaten.

Op pag. 30 de volgende uitdrukking: offering you the cargo say 5280 tons at 36/3 480 c.i.f. Rotterdam. Dit cijfer 480 wordt eerst op pag. 33 verklaard als te betekenen: 480 lbs.; maar geen opheldering wordt gegeven omtrent het cijfer zelf. Een pientere leerling (en die kan lastig wezen!) zal vragen: waarom 480?

Op pag. 32: such offer is accepted in a stipulated time. Within is hier beter dan in.

Pag. 42: un unpaid seller has right. Hier is a of the vergeten.

Pag. 44: Lloyd's keeps a graded list of ships whish are mumbered to their seaworthiness. Deze gehele zin dient te vervallen; hij past niet bij de rest.

Pag. 46: 300 balen koffie gekocht van the Allenby and sons. Is ‘firm of’ hier uitgevallen?

Op pag. 49 en op enkele andere plaatsen vinden we het gebruik van same voor it of them. Is het nu bepaald nodig deze antiquiteit als voorbeeld aan Nederlanders te geven? Hebben èn Engelse èn Amerikaanse schrijvers van boeken over Business Correspondence nog niet genoeg de draak gestoken met: same, beg to en andere overblijfsels uit de pruiketijd?

Op pag. 57: steun(geld) = Unemployment relief. Hier had ‘dole’ ook gegeven moeten worden.

Op pag. 60: the acreage. De uitspraak had hier gegeven moeten worden. Haast geen enkele leerling vindt die zelf.

Pag. 64: a position of authority = een machtige positie. Zou: een gezaghebbende plaats (vervullen) niet beter zijn?

Op dezelfde pagina: actual acquaintance = daadwerkelijke kennis. Is dit goed Nederlands?

Pag. 85: Mr. E. Parker, whose retirement from the board were reported. Dit moet zijn: was.

[pagina 149]
[p. 149]

Pag. 91: floating policy = contract polis. In Amsterdam noemt men dit gewoonlijk vlottende of veempolis.

Pag. 107: We kindly request you to etc. Nog steeds dit kindly op de verkeerde plaats. Maar het is hier te verklaren: De brief werd door een Nederlander geschreven, en dit foutief gebruik schijnt hier te lande ingeroest te zijn. Ik heb indertijd de moeite eens genomen enige honderden ‘Engelse’ brieven, door Engelsen geschreven, op dit punt te onderzoeken. Het resultaat was: kindly between subject and verb is always used as a sentence-adverb.

Pag. 117: at Hotel De Twee Steden. Dit moet zijn: at the Hotel.

Mijn eind-oordeel is: Een goede methode met frisse stof, bruikbaar voor onze scholen, maar lelijk ontsierd door vrij veel slordigheden en fouten. Bij een eventueel tweede druk kunnen de schrijvers de Spelling-Marchant nauwgezet toepassen; nu zit er wel eens een foutje in.

Query: Waarom is de eenvoudige spraakkunst niet in het Engels gesteld?

 

W. WIJGA.

Dr. T. Popma: Tien jaar Engels op het Staatsexamen. Uitg. J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1934. ƒ 1,10.

Dat een docent aan het Avond-Lyceum te Amsterdam in verband met allerlei minder gunstige omstandigheden, waaronder zijn leerlingen studeren, er toe komt als oefenstof voor het vertalen te gebruiken de opgaven sinds 1925 op het ‘Staatsexamen’ opgegeven, is tot daaraantoe. Maar... uit het voorbericht blijkt dat de verzamelaar het boekje ook bestemd heeft voor gymnasia. Hier nu is een dergelijke bundel niet op z'n plaats. Wie meent ‘losse’ fragmenten proza als oefenstof nodig te hebben, behoort daartoe niet stukken van zó weinig gevarieerde inhoud te kiezen. Men oordele: van de 90 houden er 45 verband met de studie der klassieken, 36 zijn van historische inhoud en 9 behandelen een letterkundig onderwerp. Ook al zou de hoop van de meeste leraren in de moderne talen aan de Gymnasia dat de keuze der eindexamenopgaven niet beperkt blijft tot genoemde gebieden, niet vervuld worden, dan nog behoeft men de vertaalstof, hetzij ter oefening of als test, niet alleen daartoe te beperken.

 

L.J. GUITTART.

A Short Anthology of English Poetry, from Chaucer to William Morris, by P. Meynders. Uitg. W.G. Thieme en Cie. - Zutphen, 1934.

Het aantal bloemlezingen bestemd om, zoals het voorbericht van dit werk aankondigt, ‘de leerlingen onzer middelbare scholen enige bekendheid te geven met de ontwikkelingsgang der Engelse letterkunde’, is weer met één vermeerderd. Het aanbod moet in deze wel de vraag overtreffen. Wij kunnen ons tenminste moeilijk voorstellen dat er naast de vele reeds bestaande bloemlezingen nog plaats is voor een nieuwe. Want wat de opgenomen leesstof betreft, ontlopen al deze producten elkaar niet zeer veel, en de ‘beperkte doelstelling’, zoals dit in het voorbericht heet, in aanmerking genomen, kan dit ook moeilijk anders. De een moge Wordsworth's ‘Daffodils’ verkiezen boven ‘The Solitary Reaper’, ‘We are Seven’ en ‘Composed upon Westminster Bridge’ zal men bijna zeker aantreffen. En wat voor Wordsworth geldt, is van toepassing op de meeste andere schrijvers, waar onze leerlingen ‘enige bekendheid’ mee behoren te krijgen.

[pagina 150]
[p. 150]

De vraag of het al of niet wenselijk is de gehele Engelse literatuur (in dit geval eindigend met William Morris) oppervlakkig te behandelen, zullen wij buiten bespreking laten. Ongetwijfeld zijn er nog wel collega's die deze methode voorstaan en toepassen, en daar boeken, als het hier besprokene toch wel uitsluitend door hen gebezigd zullen worden, willen wij trachten het boek van de Heer Meynders van dit standpunt te beschouwen. Helaas, moeten wij tot de conclusie komen dat de indruk die dit werk achterlaat, van welk standpunt men het ook bekijkt, ver van gunstig is.

Deze ‘Short Anthology’ loopt van Chaucer tot W. Morris. Men vraagt zich af waarom juist Morris als eindpunt is gekozen. Men kan zich op het wel verdedigbaar standpunt stellen, dat de hedendaagse schrijvers in een werk van deze aard niet thuis horen. Maar dan dringt zich toch onmiddellijk de vraag op waarom Morris wèl en Swinburne nièt is opgenomen. Dit zou toch dunkt ons het boek beter afronden.

De samensteller heeft gemeend geen aantekeningen te moeten geven. Voor een letterkundige bloemlezing, die, naar men mag hopen, ook buiten de school nog wel eens ter hand zal worden genomen, schijnt ons dit een ernstig bezwaar. Of stelt de Heer Meynders zich voor dat onze leerlingen, zelfs na hun eindexamen, in staat zijn Spenser en Shakespeare zonder verklarende aantekeningen te lezen? Is het bijgeval om hieraan tegemoet te komen dat in de marge dikgedrukte aanwijzingen geplaatst zijn? De bedoeling zal wel zijn de leerlingen het naslaan te vergemakkelijken. Voor hen die met minimum moeite ‘enige bekendheid’ met de Engelse letterkunde willen verkrijgen mogen zij wellicht van nut zijn. Of zij overigens in een werk van deze aard op hun plaats zijn, en niet veeleer in een of ander ‘work of reference’ thuis horen is een tweede. Soms laten zij niet na een bijna komische indruk te verwekken. Wij denken hierbij b.v. aan p. 99, waar, naast een fragment uit Thomson's ‘Seasons’, de volgende opsomming voorkomt: ‘Sky - Birds - Cattle - Cock and Hens - River - Sun - Moon’. Zou één leerling, na dit eens gezien te hebben, het antwoord schuldig kunnen blijven op de vraag: Welke ‘aspects of nature’ behandelde Thomson?

Wat overigens de methode betreft, volgens welke dit boek is samengesteld, hierin valt niet veel nieuws te ontdekken. Het beproefde recept: enige regels of een halve pagina biografische bizonderheden, is ook hier gevolgd. Deze bizonderheden zijn vaak zeer willekeurig gekozen en munten al te dikwijls uit door onvolledigheid of onbelangrijkheid. Dat Shakespeare waarschijnlijk rijk werd, dat Milton ‘Paradise Lost’ verkocht voor ‘£ 5 down, with three further payments on the sale of three editions, each of 1300 copies’, of dat Pope £ 5320 en £ 3500 ‘respectively’ ontving voor zijn vertalingen van de ‘Iliad’ en de ‘Odyssey’, kan ons maar matig boeien. Tevergeefs echter zochten wij naar een uiteenzetting van het begrip ‘classical’ bij Pope en van ‘romanticism’ bij Thomson en Wordsworth. Over het klassicisme wordt terloops iets vermeld bij Gray, maar de romantiek is toch zeker niet afdoende verklaard met de vier regels die als inleiding boven een fragment uit ‘The Seasons’ staan. Of meent de schrijver dat dit tekort wordt aangevuld door de motto's die boven de meeste hoofdstukken staan?

Zo vinden wij bij Shakespeare: ‘The Swan of Avon’, bij Milton: ‘The Puritan Light’. Dryden: ‘He was the first official Poet Laureate’, Spenser: ‘The Poets' Poet’. Andere worden gekarakteriseerd door citaten uit hun werk: Cowper: ‘God made the Country and man made the town’. Shelley: ‘If winter comes can spring be far behind’. Wel een weinig vreemd doet het aan in een boek over poëzie Scott te zien aangeduid als: ‘The father

[pagina 151]
[p. 151]

of the historical novel’. Het nut van dit soort van karakteristiek ontgaat ons overigens volkomen en het zal er zeker niet toe bijdragen de persoon van de dichter duidelijker tot de jeugdige lezer te doen spreken.

Ernstiger evenwel zijn de vele slordigheden in de stijl en de merkwaardige uitspraken die hier en daar gedaan worden en die, of zeer verwarrend of volkomen misleidend moeten werken.

Een paar voorbeelden mogen hier volgen.

Bij Dryden, die geen genade in de ogen van de Hr. M. kan vinden, lezen we: ‘the redeeming feature of Dryden and his age was that modern prose was created’. Ten opzichte van Dryden's positie als dichter is dit zeer zeker misleidend en onjuist. De klassisisten hebben het blijkbaar helemaal verkorven bij de Heer M.

Bij Pope lezen we: ‘A. Pope was the poetical successor of John Dryden. King John was dead - long live king Alexander’. De misprijzing hierin besloten wordt duidelijk wanneer we bij Gray vernemen dat: ‘he had the defects of the classicists’. Cowper schreef: ‘under the influence of Pope, but he came to protest against its artifice....’ Het gebruik van ‘its’ hier is vreemd, tenzij de schrijver ook hiermee zijn afkeer van die gehate klassisisten met hun ‘moralizing tone’ wil te kennen geven.

Om een hoofdstuk te beginnen zoals bij Wordsworth (en het is niet het enige) met: ‘The son of an attorney, was born in Cumberland’.... getuigt van een zeer slordige schrijftrant, of erger. En wat te denken van: ‘Wordsworth is also after Blake, the first great poet of childlife, the child is father of the man, i.e. the child is the hiding-place of man's power’.

Wij zouden door kunnen gaan met het opsommen van dergelijke gebreken, maar we menen met het bovenstaande te kunnen volstaan. Slechts willen we nog wijzen op de vrij zonderlinge keuze van een fragment uit Canto I van ‘Childe Harold's Pilgrimage’ dat in de marge wordt aangekondigd als: ‘Boasting of his birth’ en waarin Byron zinspeelt op de uitspattingen uit zijn jonge jaren. Ofschoon wij geen ‘moralizing classicist’ zijn, lijkt ons dit voor schoolgebruik niet zonder bedenkingen.

Rest nog te vermelden dat er in het citaat uit ‘English Bards and Scotch Reviewers’ opzettelijk of onopzettelijk enige regels zijn weggelaten, waardoor het totaal onbegrijpelijk wordt.

Het spijt ons voor den schrijver dat wij tot een zó ongunstig oordeel moeten komen, maar het is ons onmogelijk dit boek, zelfs voor hen die ‘enige bekendheid’ met de Engelse poëzie moeten of willen verkrijgen, aan te bevelen. In dit genre zijn er bloemlezingen te over die veel en veel beter zijn.

Scheveningen, Jan. 1935.

P. TEN BOUWHUYS.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • W. Wijga

  • P. ten Bouwhuys

  • L.J. Guittart

  • Charivarius


datums

  • 16 januari 1935

  • januari 1935