Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1935 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1935
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1935Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1935

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.67 MB)

Scans (23.01 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1935

(1935)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Leerboeken.

De Kern. Leesboek voor de hoogste klassen van inrichtingen van voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs en kweekscholen, door Dr. W. van den Ent en Dr. W.H. Staverman. Uitg.: P. Noordhoff N.V. - Groningen, Batavia. ƒ 2,25, geb. ƒ 2,75.

De samenstellers van dit boek kennen uit hun jarenlange praktijk het onderwijs in 't Nederlands door en door. Zij weten, dat het ‘literatuur-leesonderwijs over het algemeen te veel en te uitsluitend gericht is op het literair genieten, .... waarbij men zich tevreden stelt met een vaag “aanvoelen”, in plaats van te streven naar verstandelijk begrijpen en een daaruit voortvloeiend zuiverder waarderen van het gevoelselement.’

[pagina 216]
[p. 216]

Met de schrijvers ben ik het volkomen eens, dat ‘begrijpen dient vooraf te gaan aan, althans gepaard met gevoelen’. Men versta hen niet verkeerd! De heren Van den Ent en Staverman zullen hun waardering niet onthouden aan een kind, dat tot voordracht vrij en zelfstandig een gedicht heeft gekozen, dat te moeilijk blijkt en nog niet geheel binnen het geestelijke bereik van den voordrager ligt. Maar hun ervaring heeft hun geleerd, 1e. dat het tijdvermorsen is om met onrijpe jonge mensen literatuur te behandelen die na een twee jaar spelenderwijs kan worden genoten; en 2e. dat, wat een enkel voorlijk kind aan kan, heel zelden geschikte leerstof is voor een hele klasse. Ook is 't volstrekt niet hun bedoeling om elk stuk proza of gedicht uit te rafelen of te doen parafraseren; maar wel zijn zij ervan overtuigd, dat een literair gaaf kunstwerk slechts winnen kan aan aesthetische waarde voor den lezer, hoe dieper deze er in doordringt, hoe meer hij het zich eigen maakt, hoe nauwkeuriger hij het leest. Tot goed lezen, ‘circumstantiëel’ lezen, zó lezen, dat men het werk leert verstaan van uit de sfeer van den schepper - tot zulk lezen behoort bovenal het verstaan van de taal, het begrijpen en doorvoelen van zinsbouw, woordbetekenis, van de syntactische verhouding der delen.

Aangezien nu gymnasium en H.B.S. voor het moedertaalonderwijs beschikken over een zeer gering aantal uren, en wij dus moeten woekeren met de tijd, hebben wij onze leerstof zó te kiezen, dat ze voor ons doel de sterkste uitwerking heeft: de verstands- en gevoelskrachten het vruchtbaarst activeert.

De samenstellers zijn zo verstandig geweest, bij hun keuze niet in de eerste plaats te letten op de letterkundige waarde - de aestheten zullen dit wel een geweldige ketterij achten - maar op ‘rijke en veelzijdige inhoud’. Dat acht ik heel juist gezien: het zijn de goede leerlingen, die een gesprek van aesthetische, ethische, maatschappelijke en religieuse aard zeer waarderen. De Neerlandicus kan vaak de tolk, de onthuller zijn van wat bij de leerlingen in windselen ligt; zijn onderwijs kan daardoor uitnemend ontwikkelend werken. Ontwikkel en verfijn hun aesthetische, ethische, religieuse, sociale vermogens, bevorder hun groei tot mens, en kies je stof naar je die het geschiktst voorkomt. Maar kies die steeds zó, dat de jonge mensen na de behandeling er van op een hoger plan gekomen zijn.

De samenstellers hebben bij hun keuze niet allereerst gelet op de literaire vorm, maar vooral ‘op de inhoud, die tot nadenken dwingt, stof geeft tot overweging en beschouwing, het verstand scherpt, de fantasie oefent en de kring van belangstelling verwijdt’.

Hiermee geven de samenstellers te kennen, dat zij de bloemlezingen afkeuren, die gevuld zijn louter met ‘makkelijke stukken’, die ‘geheel binnen het bevattingsvermogen liggen der jeugd’, gedichten en fragmenten, die een slaperig middaguur zo genoeglijk kunnen maken. Zeker, in de gang der schooluren moet afwisseling zijn: na een paar uren Latijn of Wiskunde zou 't onmenselijk wezen en onmogelijk blijken om van de leerlingen 100% belangstelling te vergen bij proza van Kloos of Hooft, poëzie van Gossaert of Penning. Maar onverantwoordelijk acht ik het, dat de Nederlandse les ontaardt in 't maagbedervend snoepen van liflafjes.

Natuurlijk zouden wij bij 't vaststellen van de inhoud andere stukken hebben gekozen dan de beide heren: zoveel hoofden, zoveel zinnen. Maar over 't algemeen acht ik de keuze gelukkig; vooral is 't een goede gedachte geweest om proza op te nemen van Coen, Johan de Witt, Huizinga, Pierson, Thorbecke: ook het Nederlands dat dient in de practijk van 't leven behoort binnen de gezichtskring onzer leerlingen gebracht te worden. -

Wij wensen het boek een uitgebreid debiet toe.

A.Z.

[pagina 217]
[p. 217]

W. Kramer, Taalstudie en Stijloefening, I, II en III. Uitg.: J.B. Wolters N.V. - Groningen, Batavia. 1934.

Toen ik bij de verschijning van het eerste deeltje enige algemene opmerkingen over de grondslagen van deze cursus mocht maken, deed ik daarbij de belofte op de praktijk ervan terug te komen, wanneer de drie deeltjes zouden zijn verschenen.

Mijn indruk over de methode heeft bij het nauwkeurig nagaan der oefeningen geen verandering ondergaan: er worden systematische oefeningen tot de ontwikkeling der taalvaardigheid geboden, die degelijk en grondig zijn. Het uitgangspunt is nauwkeurige waarneming door middel van alle zintuigen en de juiste en totale beschrijving van het waargenomene. De leerling wordt gedwongen van het algemene naar het bijzondere te gaan, waarbij een weloverwogen regelmatige opklimming der moeilijkheden in acht is genomen. De waarneming en het woordgebruik concentreren zich op onderwerpen, die binnen de belangstellingsfeer van onze leerlingen vallen, of althans daarbinnen gebracht kunnen worden. Misschien hadden ze nog iets meer naar de technische kant kunnen worden geschoven, waarvoor de natuurlijke belangstelling, bij de jongens vooral, in hoge mate aanwezig is. De enkele tekenoefeningen zullen zeker kunnen worden uitgebreid: ze zijn èn voor de leerlingen èn voor de docent een gemakkelijk en nauwkeurig contrôlemiddel.

Het opsporen van fouten in zinsconstructie, woord- of beeldgebruik is in deze methode tot een systeem uitgewerkt.

Enkele bezwaren zou ik naar voren willen brengen: Het lijkt me verkeerd, dat kollega Kramer het zoeken van hèt juiste woord meermalen laat uitgaan van zinnen waar geen sprake van hèt juiste woord kan zijn. Wanneer ik moet kiezen tussen de werkwoorden lichten, stralen, blinken, glanzen, flikkeren, flitsen, vlammen, gloeien, glimmen, enz. in de zin: De koperen kan... in de zon (I, 17), is mij die eenwoordige keus te beperkt en brengt het grote gevaar mee, dat de leerlingen zullen vragen: ‘Welk woord moèt het pu precies zijn?’ Zo'n koperen voorwerp kan stralen, flikkeren, vlammen, schitteren, flonkeren... het hangt er maar vanaf hoe de situatie is. Een dergelijke keus bevordert dooie clichématigheid. Zo ook de beantwoording van vragen als: ‘Hoe noemt men de beweging van een ruiter in den zadel?’ Wat moet ik kiezen: plakken, schuiven, opgooien? Dat hangt maar van de willigheid van het biekje en de vaardigheid van zijn berijder af. Soortgelijke vragen moeten scherper gesteld worden, willen ze niet tot voorstellings- en aanduidingsverwarring aanleiding geven.

Een ernstig bezwaar moet geopperd worden tegen opgaven als: Beschrijf nauwkeurig wat je ziet op de afbeelding Ploughing van Clare Leighton. De reproductie stelt een ploegende boer voor; het licht gulpt uit de horizon over de wereld en zet de arbeidsdrift van mens en dier in een daverende jubilatie. Moet ik nu werkelijk van mijn leerlingen eisen, dat ze de stemming van Leighton gaan uitrafelen in een nauwkeurige weergave: Ik zie tien vogels, zes zwarte en vier witte; er zijn twee paarden, het ene kwispelt met zijn staart; de boer heeft zijn hoed scheef op, enz. - Bij deze oefeningen moet een bordje geplaatst worden: Verboden aan te raken. Genoeg zij: kijk naar de worsteling van licht en duister uitgedrukt in lijn en contour. Er is ook een vól genieten zonder schoolmeesterlijke nauwkeurigheid.

Nu ben ik ervan overtuigd dat de schrijver en ik niet zoveel van inzicht verschillen, dat hij ook de pluizergeest schuwt en een indringende beschouwing en geen dorre opsomming wenst. Maar dan geen redactie der

[pagina 218]
[p. 218]

vragen, die aanleiding zou kunnen geven tot meesterpennewipperige uiteenzettingen of prikkelen tot droogstoppelige boekhouding.

Misschien kan kollega Kramer met het eén en ander rekening houden in een volgende druk, die ik deze boekjes zeer spoedig toewens. Het lijkt mij dat een juist volgen van deze stijlcursus van groot nut voor de taalvaardigheid van onze leerlingen kan zijn.

 

R. KUITERT.

Johan van Heemskerck, Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia. Uitgegeven en toegelicht door Dr. D.H. Smit. (Nederlandse schrijvers, no. 29, uitgegeven door W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle; 1934. ƒ 1,25).

De bekende reeks ‘Nederlandse Schrijvers’ is weer een deeltje rijker geworden. Dr. Smit, die in 1933 zijn dissertatie gaf over ‘Johan van Heemskerck, heeft deze ‘Inleidinghe’ voorzien van een Korte Voorrede en verder taalkundig en historisch toegelicht. Binnen tien jaar tijds (1925 ook bij Ykema door Vorrink uitgegeven) twee nieuwe uitgaven van deze herdersroman, die in zover van elkaar verschillen, dat Smit de eerste uitgave publiceert, terwijl Vorrink een bloemlezing gaf van een achttiende-eeuwse ‘degelijker’ uitgave, die op verscheiden plaatsen uitgebreid is met wetenschappelijke toevoegingen. Geen gebrek aan belangstelling alzo voor de enige Nederlandse Arcadia van betekenis. Toch heb ik me bij 't opnieuw doorlezen van dit boekje afgevraagd: waar moet voor dit werk debiet gevonden worden? Op de middelbare scholen is 't zo goed als onmogelijk zelfs maar een enkel fragment te lezen uit een algemene bloemlezing ter illustratie van 't typische genre; laat staan dat er tijd zou zijn om 't hele boek door te werken. Hoofdaktecandidaten zullen ook wel belangrijker onderwerpen hebben aan te snijden. Zo blijven alleen de studenten en studerenden voor M.O. over, die wellicht een oorspronkelijke editie prefereren. De blijvende betekenis van werken van deze soort is te gering - zo ze al bestaat - dan dat mensen met literar-historische belangstelling ze ter hand zouden nemen. Intussen behoeft deze zaak mij geen zorg te baren: de uitgave is er, en voor ieder die er kennis mee wil maken, is voor een luttel bedrag een degelijke en betrouwbare herdruk beschikbaar. Vooral de vele historische toespelingen worden door Dr. Smit uitvoerig verklaard, wat de lectuur zeer vergemakkelijkt. De woordverklaring is precies en vrij uitvoerig, al plaatste ik hier en daar een vraagteken bij een niet verklaard woord, dat met 't oog op een breder publiek m.i. wel een nadere toelichting nodig had gehad; b.v. onnuttigheden, blz. 29; begaeftheden (35); aen-paertjen (id.); nijdigh (43). Het is toch 't meest nodig dat de vele nuanceringen van abstracta nauwkeurig worden aangeduid; woorden als ‘houte kriek’ (64), dat wel verklaard wordt, kunnen gemakkelijk uit 't verband worden afgeleid. Maar ik geef toe, dat er in dit opzicht veel afhangt van persoonlijke opvatting.

 

J. KARSEMEIJER.

Dr. H.L. van Beekbergen, Kleine volledige Taalcursus. Leidraad en Oefenboek voor Ontwikkelingscursussen, Zelfstudie (onder leiding). Klasse 3 H.B.S. en M.U.L.O. Uitg. Malmberg, Den Bosch. 1934. ƒ 0,85 ing.

De heer Beekbergen zal een spontaan man en een fris lesgever zijn. Zijn boekje is monter van toon en vol afwisseling. Ik moet echter mijn twijfel

[pagina 219]
[p. 219]

uitspreken aan de geschiktheid voor de school, daarvoor is de toon te zeer bestemd voor volwassenen, en vooral ook de inhoud te onoverzichtelijk. Schr. streefde, zoals hij ons op blz. 4 vlg. bekent, niet naar een methodische samenhang. De motivering van dit feit is onbevredigend, zo niet goedkoop. ‘Taal is geen wiskunde’, alsof dit ons beletten mag een goed geordend taalboek te geven. ‘We streven naar een goede practijk, en we bezitten teveel natuur en taalnatuur om niet in te zien dat geen taalvorming uit een systeempje resulteert.’ Dit anticipeert op de kritiek en wraakt deze van te voren, bevat bovendien iets wat men niet afzonderlijk zeggen moet: het boekje spreke hier voor zichzelf. Van een eigen publicatie zonder omweg te verklaren, dat het ‘taalpaedagogisch als winst geboekt mag worden omdat het een grote verscheidenheid van taal geeft, afwisselend is en aantrekkelijk, en van een stimulerende invloed op de taaldiscipelen’ neemt ons eer tegen het boekje in dan er voor. We zouden dan echter personen met zaken kunnen verwarren en moeten dus zien, wat het boekje ons in werkelijkheid biedt.

Het lijkt mij - maar daarvan heb ik geen persoonlijke ervaring - voor ‘ontwikkelingscursussen’ inderdaad zeer geschikt, al moet ik bekennen, dat ik me daar óók andere behoeften denken kan dan die welke hier vervuld werden. Voor dat doel lijkt mij juist, dat schr. - ondanks de volledigheid - de grammatika buiten beschouwing heeft gelaten, de spel-oefeningen heeft beperkt tot een stel nuttige aanwijzingen, helder en zakelijk. Voor die cursisten lijkt mij ook de opzet van een les bruikbaar: een stukje theorie over stijlkwesties, een verhaaltje, enkele opmerkingen naar aanleiding van leeswijze, inhoud, stijl daarvan, een spellingskwestie. Op het gymnasium, op de H.B.S. zou ik mij toch niet graaag tot deze stof beperken. Anderzijds zouden wij daar gevoegelijk veel buiten beschouwing kunnen laten, dat hier - op zo'n cursus - stellig gewenst is. Over de geschiktheid van een stukje als ‘R.K. Incasso’, ‘Sinte Lidwina van Schiedam’, ‘Uit het Voorwoord van “De Katholieke Staatspartij in haar oorsprong en ontwikkeling geschetst”’ voor niet-katholieke inrichtingen van onderwijs kan men twisten. Voor rec. ligt daar de hoofdzaak niet, maar elders: is dit de geschikte, vormende stof, die wij - wanneer we ons peil van onderwijs niet te zeer willen laten zakken - gewenst vinden? Mij persoonlijk lijken dgl. stukken te onbeduidend. Wat schr. aan die stukken ophangt, is soms aardig, maar het levert toch te weinig op, voor een goede gymnasium- of H.B.S.klas zelfs véél te weinig.

Der lange rede korte zin: 't trekt mij niet aan voor gymnasium, H.B.S.; voor de ‘ontwikkelingscursussen’, Mulo etc. is 't - zover ik zien kan - aardig. Wat echter den schr. dreef zijn boekske ‘volledig’ te ondertitelen is mij tot het einde toe een raadsel gebleven.

 

M.J. LANGEVELD.

S.A. Leopold en Dr. J. Fransen. Vertaalboek voor Frans-studerenden. Zutphen, Thieme en Cie, 1934; ƒ 2.75, geb. ƒ 3.25.
Dr. J. Fransen en Dr. J.W. Marmelstein. Recueil de Versions à l'usage de ceux qui préparent le diplôme Secondaire A. Zutphen, Thieme en Cie, 1934; ƒ 1.35.

Deze twee boeken verschenen tegelijk en behoren ook enigszins bij elkaar, als boeken ten gebruike van hen, die zich voorbereiden voor het examen M.O. A of het candidaatsexamen.

De beste kennismaking met verzamelingen als deze is ze met leerlingen door te werken. Waar dat nog niet mogelijk is geweest, mag nauwkeurige

[pagina 220]
[p. 220]

kennisname van de inhoud, getoetst aan de eisen, welke aan de candidaten worden gesteld, tot de vorming van een mening leiden. Op die grond, meen ik hier waardevolle aanwinsten te mogen signaleren voor allen, die Frans studeren of daarbij leiding geven.

Het Vertaalboek geeft in een inleiding van 32 nummers van ongeveer 10 losse zinnen voldoende oefenstof om een groot aantal moeilijkheden van idiomatische en grammaticale aard onder de knie te krijgen. Hier gaat, evenals in de later volgende 77 vertalingen, bij ieder nummer een aantal meest idiomatische waarschuwingen vooraf. Die zijn degelijk, maar uit de aard der zaak nooit geheel volledig en enigszins willekeurig gekozen. Doch noch in de zinnen ter vóoroefening, noch in deze inleidende opmerkingen ligt m.i. de voornaamste betekenis van dit vertaalboek. Bundels zinnen ter vertaling zijn er genoeg, en deeltjes practische wenken bij de studie van het franse idioom hebben we ook heel goede. Wat dit boek echter bijzonder onderscheidt, is de aard der geboden vertalingen, waardoor het naar mijn mening weldra bij de opleiding onmisbaar zal zijn. Want met alle respect voor de samenstellers van andere verzamelingen, moet toch geconstateerd worden, dat de meest bekende geen vertalingen geven van de soort, welke op de A-examens worden voorgelegd. (Stijl te literair; of woordenkeus te eenzijdig; of inhoud te veel naast het gewone leven). Hier bestaan al deze bezwaren niet en wordt ons een stel vertalingen geboden, die door inhoud, stijl en veelzijdigheid van woordenkeus een prachtige oefening geven en een voorbereiding, welke zó op het doel afgaat, als ik geen andere ken. In geen enkel vertaalboek heb ik zó het natuurlijk ineenvloeien van de afdeling ‘oefenvertalingen’ in die der ‘examenvertalingen’ gevoeld als hier.

Met deze bundel hebben de samenstellers dan ook een stuk werk geleverd, dat door opleiders en leerlingen ten hoogste zal worden gewaardeerd. -

De Recueil de Versions, voor dezelfde candidaten verschenen, kan niet getoetst worden aan de eisen der A-examens, die tot heden geen vertaling in het Nederlands vroegen. Er is hier een verzameling prozastukken bijeengebracht van een grote verscheidenheid, zowel wat inhoud als schrijftrant betreft. Een uitstekende, veelzijdige oefening dus. - Of een vertaling van het Frans in het Hollands moeilijk moet genoemd worden voor candidaten, hangt ook af van de strengheid der eisen, die men meent te moeten stellen bij de beoordeling van de mate, waarin ze er in geslaagd zijn het juiste equivalent te vinden. Voor de A-examens zal het stellig geen gewoonte worden zich met een à peu près tevreden te stellen, maar zal een zekere volmaaktheid worden verlangd. Zo opgevat zal de vertaling van menig stuk vrij zwaar zijn, maar een prachtige oefenstof bieden. En ook deze verzameling verdient, dat ze bij het onderwijs haar weg vindt.

 

C.L. DE LIEFDE.

Du moyen-âge aux temps modernes, par Lucie P. Greeve et Dr. N. van Wijngaarden. (J. Muusses, Purmerend).

Weer een nieuwe anthologie, deze keer geannoteerd, d.w.z. met de vertaling van een zeker aantal woorden (tamelijk willekeurig gekozen, naar het me toeschijnt), gedeeltelijk en marge, gedeeltelijk in een aparte woordenlijst.

Dit werk begint met fragmenten uit de Chanson de Roland en eindigt met enige bladzijden van André Maurois. Eerstgenoemde fragmenten zijn

[pagina 221]
[p. 221]

zó gekozen en door tussengevoegde résumés aaneengeregen, dat men enigszins een overzicht krijgt van het vermaarde Roelantslied. Dezelfde methode is gevolgd bij de fragmenten uit de grote klassieke toneelwerken (Corneille, Racine, enz.).

De namen van de meeste schrijvers zijn vergezeld van korte aantekeningen. (Tussen haakjes: de verzamelaars schijnen te menen, dat Jean Richepin nog leeft.) Over de inhoud van deze notices kan men verschillend oordelen: zij zeggen uiterst weinig van de werken, iets meer van het leven van de schrijvers, en hebben in elk geval de verdienste zeer beknopt te zijn. De nog levende auteurs moeten het zonder notice doen.

De volgorde van de lectuur doet soms wat vreemd aan: waarom France en Bazin geplaatst na Samain, Pierre Loti na Romain Rolland?

Natuurlijk vindt men hier, als in zovele bloemlezingen, het nodige getal ‘vases brisés’, te beginnen met het Rondeau van Charles d'Orleans om te eindigen met Bazin's Boïte aux lettres; ik tel er ruim vijftig. 't Leeuwendeel is m.i. terecht gegeven aan de 17e eeuw; de 20e is wat erg kaal bedeeld. Wat de vertaling van de woorden betreft, meen ik enige bedenkingen te moeten maken: p. 369, vous affectez de lui parler - stelt je aan; je me tenais à quatre - ik werkte me dood; p. 372, dans cette enceinte - vesting; p. 373, s'effarouche - een afkeer heeft; p. 374, tu lui en fournis, à la comtesse - levert het mooi; p. 357, vous me confondez - brengt in de war; p. 349, un mari qui prend fait et cause pour sa perruque - hemel en aarde beweegt; p. 289, moiteur - vocht, enz.

Ook het Frans van de verzamelaars is soms ietwat bevreemdend: les hommes de l'art pour l'art; - c'est le roi qui insiste au mariage; - Mme de Céran commence immédiatement à l'interroger sur un travail, sans de prononcer sur sa joie de le revoir; - Lui n'a pas beaucoup de succès quand il veut apprendre à Suzanne ce que c'est que la pondération; - (Tartarin) s'arma de pied en cap dans l'espoir de trouver quelque indien, chasseur de chevelure, dont ses livres abondent, enz.

Après tout, geen onaardig boek; bij een eventuele tweede druk, die ik het werk gaarne toewens, zal een grondige correctie niet overbodig zijn; dan zal ook miss Watson, nu tot een banquise américaine gepromoveerd (wat misschien wel een contradiction dans les termes mag heten) weer moeten afdalen tot wat Pailleron van haar gemaakt heeft: een Engelse ijsklomp.

 

M. HOVINGH.

Dr. Y. Dubosq et D.H. van Dam, Mon diplôme de correspondance commerciale, à l'usage des Candidats aux examens et des élèves des classes supérieures des Ecoles de Commerce et des H.B.S.A. - W.J. Thieme en Cie. - Zutfen, 1934. 194 p. ƒ 1,90.

De verschillende hoofdstukken, waaruit dit boek bestaat, zijn samen te vatten in twee hoofd-groepen: die welke betrekking hebben op de correspondentie in engere zin en die welke het voorbereidend materiaal bevatten, te weten terminologie en vertaaloefeningen. Ondanks de titel van het werk, lijkt mij de eerstgenoemde rubriek het minst geslaagd.

Het bevat een aantal opgaven van losse brieven, in een eenigszins willekeurige volgorde, naar zeer uitvoerige opgaven, waardoor deze min of meer het karakter van vertaal-oefeningen krijgen en eenige volledige transactie's, die met uitzondering van de eerste, welke betrekking heeft op verzending per K.L.M., uitsluitend lopen over assurantie's en hypotheekbank-zaken.

[pagina 222]
[p. 222]

Waar de laatste categorie bovendien de overgrote meerderheid vormt, krijgen de opgaven een min of meer eenzijdig karakter. Ook voel ik het als een gemis, dat er geen enkele volledige uitwerking van brieven gegeven wordt.

De rubriek der vertalingen evenwel valt zonder voorbehoud te roemen. Zoowel die in het Frans als omgekeerd zijn met de te verwachten kennis van zaken gekozen en beide bevatten een uitgebreide collectie termen en uitdrukkingen, waarvan de vertaling in noten gegeven wordt. Ter inleiding gaan een aantal opmerkingen over het gebruik van Subjonctif, Futur en Conditionnel, benevens een serie zinnen en uitdrukkingen vooraf, waarvan de vertaling moeilijkheden kan opleveren. Enkele daarvan lijken hiertusschen eenigszins verdwaald. Men vraagt zich b.v. af wat zinnen als: J'ai commandé une côtelette de porc, of Je ne suis pas content de ma logeuse, met handelscorrespondentie te maken hebben. Maar dit zijn slechts kleinigheden. De gehele serie vormt een respectabele lijst van zestien bladzijden vol stenen des aanstoots, waaruit de ervaren opleider te proeven is.

Het boek besluit met een aantal examen-opgaven van de Ned. Vereniging tot Bevordering der Handelswetenschappen.

Het uiterlijk is goed verzorgd en het aantal drukfouten gering. Een enkele storende, zoals arrêrés-lois i.p.v. arrêtés-lois (p. 140) zal in een volgende druk gemakkelijk verbeterd kunnen worden. Ook de vertaling: ‘La responsabilité du capitaine est hors de cause’ door: ‘De verantwoordelijkheid van den kapitein is buiten kijf’ (p. 101) is niet juist, daar het Hollands hier precies het tegenovergestelde betekent van het Frans. Trouwens de titel doet vermoeden, dat het Frans (behalve natuurlijk de leesstukjes) van de hand van den heer Dubosq, het Hollands van die van den heer Van Dam is. Ook op enkele andere plaatsen is dit Hollands niet vlekkeloos.

Zoals van een competent schrijver als Dubosq te verwachten is, bevat het boek, in totaal, een schat van nuttige kennis, zowel voor leerlingen der hoogste klassen van Handelsscholen en van H.B.S. A als voor hen, die zich voor een correspondentie-examen voorbereiden. Al het materiaal benodigd voor een dergelijk examen bevat het vanzelfsprekend niet, maar als aanvulling op de bestaande studie-boeken en als toetsnaald zal het uitstekende diensten kunnen bewijzen.

 

Den Haag.

G. SCHILPEROORT.

La Dernière Ronde. Recueil d'exercices grammaticaux, lexicologiques, idiomatiques et de prononciation, par G. Janssen. Professeur, auteur d'un dictionnaire français-hollandais, de Tout mon français, de Cours complet de français, de Nieuwe Leergang voor 't Fransch. Uitgave van G. Naeff - Den Haag. ƒ 3,90.

Een laatste Ronde... van 443 bladzijden! Dat is toch dunkt me wel wat veel gevergd! Waren de candidaten niet meer gebaat geweest met een korte, overzichtelijke samenvatting van alle moeilijkheden die zich bij de vorige ronden hebben voorgedaan? Maar dan vooral kort en overzichtelijk! Ik vind hier 160 nummers zonder enig verband, in een boek zonder inhoudsopgave. O. a. een oefening van 5 bl. (no. 31) over het gebruik van het juiste voorzetsel. (De laatste Ronde!) Zonder de minste aanwijzing! Hoe moet een candidaat, die het niet weet, hier het juiste woord vinden? Of moeten al die oefeningen op de les besproken worden? - In het voorbericht zegt de schrijver, dat, zoals de naam al aangeeft, het boek niet voor beginnelingen is geschreven. Maar er komen tientallen van zinnen in voor,

[pagina 223]
[p. 223]

die men gerust in zijn 2de of 3de klas op school kan opgeven. Aan de andere kant staan er ook dingen in, ‘die zijn A-candidaten met genoegen hebben doorgewerkt’. Wijst dat niet op een teveel aan twee kanten? Bij nadere kennismaking staat er veel wetenswaardigs in ‘De laatste Ronde’, heel veel zelfs, of eigenlijk: tè veel zelfs, en dat maakt het werk als ‘Laatste Ronde’ onmogelijk. Zodat het me voorkomt, dat na een flinke besnoeiing en met een andere titel (Tout mon français b.v.?) dit werk velen van nut zou kunnen zijn.

 

A.F. BAARSLAG.

Nieuw Frans Leesboek, door P.B. Benjert en Dr. J.J.B. Elzinga. Tweede deel. Bij J.B. Wolters' U.M.. - Groningen, Batavia, 1935. ƒ 1,90, geb. ƒ 2,10.

Ik heb niet het genoegen het 1e deel van dit nieuw leesboek te kennen en weet ook niet, of het vroeger in ons tijdschrift besproken is.

Dit 2e deel geeft stukken, waarin alles, wat de jeugd tegenwoordig belang inboezemt, behandeld wordt: ‘Découverte de l'avion’ - Le premier phono - Le football international - naast andere goed gekozen stukken over geschiedenis, zoals ‘La Vie à la Bastille’ etc.

Enkele eenvoudige gedichten, een kort toneelstuk, een twaalftal Franse liedjes, de muziek wederom gecopieerd door den Heer E. Swaluw.

Ditmaal weer eens geen vocabulaire, wat misschien de goede kant heeft de leerlingen tijdig te gewennen aan het gebruik van het woordenboek.

't Lijkt me een goed leesboek voor de 3e klasse.

Cinquante textes à traduire en hollandais. A l'usage des candidats au brevet d'enseignement secondaire et des classes supérieures des lycées classiques et modernes. Par A. Dumont, professeur de français. Uitg.: Nijgh en Van Ditmar N.V. - Rotterdam. ƒ 0,60.

Het wil mij voorkomen, dat het gebied, dat de Heer Dumont heeft willen bestrijken, toch wel wat te uitgebreid is. 50 vertalingen voor candidaten Frans M.O. A, voor gymnasiasten en voor H.B.S.-ers, 't zijn wel vogels van verschillend pluimage!

De meeste stukken zijn ontleend aan geschiedschrijvers en bekende critici. Het boekje zal op de Gymnasia het best op zijn plaats zijn.

Versions à l'usage des classes supérieures des collèges modernes (H.B.S. et Lycea) avec vocabulaire, notes explicatives, par J. Bitter et M. Hovingh. Uitg.: W.E. Tjeenk Willink N.V. Uitg.-Mij. - Zwolle. Prijs: ƒ 1,-.

't Laatste boekje, door dit kopepl stoere werkers uitgegeven! De Heer Bitter heeft deze uitgave niet meer mogen beleven! De twee heren hebben op het gebied van ‘notes explicatives’ hun sporen verdiend. De collega's, die houden van boeken voorzien van goede en overvloedige aantekeningen, zullen dus hier hun gading vinden.

Het boekje bevat ook fragmenten van grotere omvang, die niet ongeschikt zijn om in de klas gelezen te worden.

In deze verzameling komt - in tegenstelling met het boekje van den Heer Dumont - meer vertellend proza voor, dan geschiedkundige fragmenten.

[pagina 224]
[p. 224]

Nieuw Leerboek voor het Frans, bestemd voor M.U.L.O., H.B.S., Lyceum, Gymnasium, door Dr. W. van der Molen, Leraar Franse Taal en Letterkunde, Bilthoven. 1e deeltje ƒ 1,50. Repetitieboekje, ƒ 0,35. Uitg.: P. Noordhoff N.V. - Groningen, 1935.

Laat ik beginnen met te zeggen, dat uit een briefwisseling met den schrijver blijkt, dat bovengenoemde uitgave eigenlijk bestemd is voor M.U.L.O.-scholen en H.B.S.en, waar 1e klassen voorkomen, uitsluitend bevolkt door leerlingen die geen Frans geleerd hebben en daarom in één en dezelfde klasse zijn ondergebracht. Daar dat echter niet blijkt uit Titelblad of Voorbericht, stond ik wel enigszins verbaasd, dat wij, ofschoon wij nu wel niet zoveel meer van onze leerlingen hebben te verwachten, er ons mede zouden moeten tevreden stellen onze 1e klassers slechts twee klassen van regelmatige werkwoorden te leren en de telwoorden slechts van één tot twaalf!

Vereenvoudiging voor leerboeken is uitstekend, maar tot zulk een trap van simplicitas zijn we toch nog niet afgezakt!

Ik vraag me zelfs af, of het 1e jaar M.U.L.O. en Fransloze H.B.S., 1e klasse zich zo behoeven te kortwieken.

Het boek met repetitieboekje is overigens goed verzorgd en op systematische wijze behandeld.

Het zal zijn weg dus wel vinden.

J. METTROP.

Kurzgefasste deutsche Grammatik für Fortgeschrittene u.m. für angehende Kandidaten L.O., von Mr. Drs. J.L. Sanders. 1,40. Ubunger: 0.90.

In een Vorwort deelt de schr. van bovengenoemd werkje mee, dat hij in de eerste plaats gestreefd heeft naar duidelijkheid en overzichtelijkheid. Na bestudering kan ik helaas slechts zeggen, dat dit streven als niet geslaagd beschouwd moet worden. Ik overdrijf waarlijk niet, als ik zeg, dat er bijna geen bladzijde in deze grammatica van 118 pag. is, waar ik geen vraag- of uitroeptekens geplaatst heb. Het zou me te ver voeren alle tekortkomingen in de korte bespreking, waarom de sectie-voorzitter me verzocht, aan te geven. Ik zal me dus beperken tot enige algemene opmerkingen.

Volgens mijn oordeel is de Duitse gramm. nu eenmaal niet te leren zonder scherpgeformuleerde regels. En juist in dit opzicht schiet de schr. hopeloos te kort. Hier en daar worden wel gevallen gegeven, maar het samenvatten in een regel wordt dan blijkbaar aan den leerling overgelaten. Zo b.v. bij het gebruik van het lidw. bij namen van maanden (blz. 11), genitief van eigennamen (blz. 16), er dient mir naast er bedient mich (blz. 89), hij trad de winkel binnen (blz. 93). Deze voorbeelden zouden gemakkelijk met vele vermeerderd kunnen worden. Dat schr. niet principieel tegen het geven van regels gekant is, bewijst hij, als hij voor het gebruik van sollen niet minder dan 16(!) regels geeft.

Wanneer de schr. al tot een regel komt, dan is deze vaak onvolledig en werkt daardoor verwarrend. Eén voorbeeld uit vele: Behandeld wordt er reitet naast er hält, waaruit volgens schr. volgt: Wenn also Vokalwechsel eintritt, wird kein e eingeschaltet, wenn der Stamm auf t endigt. Dat dit verschijnsel enkel geldt voor het Präs. Ind. en wat met de t van de uitgang gebeurt, vermeldt de schr. niet.

Wat de uitzonderingen op de regels betreft, is de schr. vaak niet duidelijk, doordat dan niet meegedeeld wordt, wanneer die uitzonderingsgevallen optreden. Bij verklaring van moeilijke gevallen geeft het boek geen uitsluitsel,

[pagina 225]
[p. 225]

zoals - männer en - leute in samenstellingen. Soms is een geval zeer onwetenschappelijk behandeld, zo het betr. v.n.w., waar gezegd wordt: Dativ von welke = der, en Genitiv von welke = deren; zich verheugen in = sich erfreuen + 2, waaruit schr. concludeert: in wird also im Deutschen durch den 2. Fall wiedergegeben (S. 37); die höfliche Form des Imperativs = 3. Pers. Mehrz. (S. 50).

Bij kommen + Infinitiv noemt de schr. niet gevallen als: hij kwam aanlopen. De behandeling van um + Inf. is niet duidelijk, die van von en durch te beknopt. Op blz. 106 umrahmt de schr.: auf und über fig. gebraucht + 4, terwijl een halve blz. verder staat: Also auf und über fig. gebraucht in der Regel + 4. Op deze wijze heeft een leerl. toch geen houvast!

Waarom geeft de schr. de Subst. met of zonder verschillend geslacht en met verschillend meervoud niet apart, maar zo hier en daar tussen de ‘rijtjes’? Tücher en Tuche worden wel genoemd, maar niet Hörner en Horne, wel op der Schild naast das Schild, maar niet op der Reis naast das Reis gewezen, bij Rad wordt niet de betekenis ‘fiets’ gegeven. Schr. zegt: beide Freunde. Die beiden Freunde; ‘beide" ist also ein Adjektiv.

Wat over die rückumlautenden Verben gezegd wordt is te mooi, om 't niet in zijn geheel over te nemen. Gotisch brannjan ist geworden zu brennen. Das a ist also im Präsens zu e umgelautet worden; aber im Imperfekt wurde das e (der Umlaut) wieder zurückgedrängt, daher der Name: rückumlautende Verben(!!).

Nu de schr. de term Präterito Präsentia eenmaal genoemd heeft, hetgeen voor leerl. H.B.S. en Gymn. overbodig is, evenals het schoons over rückuml. V., had de verklaring ook uitvoeriger moeten zijn. Gevoeglijk had schr. ook, wat hij zegt over bedingen (blz. 76) en pflegen (77), kunnen weglaten. Waarom bijna overal ‘einzelne’ voor ‘einige’ gebruikt wordt, is me niet recht duidelijk.

Tenslotte zou ik nog willen wijzen op het overdadig gebruik van u.s.w., hetgeen bedenkelijk wordt in vele gevallen, waar dit den l.l. niets zegt of zelfs in verwarring brengt.

In zijn Vorwort zegt de schr.: Das Werkchen wird den Schülern der höhern Klassen von Oberrealschulen, Gymnasien und Lehrerseminaren gute Dienste leisten können. Auch ist es m. E. sehr geeignet zur Einführung in das Studium für das Elementardiplom.

Dat dit werkje ‘m. E. nicht dazu geeignet ist’, omdat het te vluchtig, niet doordacht is en de stof niet methodisch behandeld wordt, zal, naar ik hoop, uit het bovenstaande gebleken zijn. Vooral voor a.s. candidaten Duits L.O., wien op het examen, m.i. zeer terecht, de eis gesteld wordt, de regels zuiver te formuleren, is deze grammatica geen aanwinst.

 

S.S. NOACH.

Dr. A. van der Wal, Duits voor de middelbare school. Dl. I, II, III A, III B. Uitg.: J.B. Wolters' U.M.N.V. - Groningen, Batavia. ƒ 1,40 per deel.

De schrijver volgt de concentrische methode: het tweede deeltje is een uitbreiding van het eerste, op dit tweede deeltje sluiten twee verschillende derde deeltjes aan: III A is bestemd voor de hogere klassen der A-scholen, III B voor de H.B.S. B, Gymnasium enz. Bij het doorbladeren van de verschillende deeltjes bleek me, dat de auteur inderdaad overeenkomstig zijn voorbericht bijzondere aandacht besteed heeft aan het moderne Duitse

[pagina 226]
[p. 226]

idioom. De vraag kwam echter bij me op: ‘Zijn de leerlingen wel in staat ieder jaar zo'n deeltje door te werken?’ Stelt de auteur zich voor, dat naast zijn boekjes ook nog plaats is voor een apart leesboek? Ik krijg de indruk, dat dit niet het geval is. Ik zelf zou tenminste geen kans zien bij de invoering van dit leerboek nog tijd te vinden voor het gebruik van een apart leesboek. De leercursus van der Wal is dus m.i. in de eerste plaats aan te bevelen voor collega's, die het onderwijs in grammatica en idioom wensen te combineren. Ze zullen daarin aardige stukken vinden, die niet alleen een massa idioom bevatten, maar ook geschikt zijn om te worden gebruikt als spreekoefeningen. Mij trof de grote veelzijdigheid in de keuze der opgenomen schetsen en fragmenten. Haast op ieder gebied kan de leerling zich oriënteren. Er staan ook aardige plaatjes bij (van Kuno Brinks). Wat de leerlingen met die plaatjes zullen doen, moet afgewacht worden. Helaas hebben de meeste er niet veel eerbied voor.

Om zo'n leercursus goed te kunnen beoordelen, moet men er eigenlijk enige jaren mee gewerkt hebben. Ik meen dus met deze eenvoudige aankondiging te kunnen volstaan.

C. VAN LIERE.

Wir lesen Deutsch. Ein unterhaltsames Lesebuch. Für Ausländer zusammengestellt im Goethe-Institut der Deutschen Akademie. Berlin - München, Verlag R. Oldenbourg. Geb. M 2,-.

Bovengenoemd werkje heb ik met veel genoegen gelezen en, wanneer ik nog in de practijk was, zou ik 't stellig invoeren, omdat 't midden in het moderne leven staat.

Onze jongens zullen belangstelling hebben voor onderwerpen als: Eine Stunde in der Flugwetterwarte; Wir fliegen ohne Motor en andere spannende verhalen over het vliegwezen.

Ook over de radio: Die Sendestation Nauen; Die Fernseher von Berlin; over de autoindustrie, het Zeisswerk in Jena; het hoogovenbedrijf en andere industrieën vindt men onderhoudende artikelen.

Het hoofdstuk: Kennst du dich in der deutschen Zeitung aus? is bijzonder nuttig en geeft ongedwongen een menigte woorden en uitdrukkingen over de pers.

Het verkeerswezen met spannende verhalen als: Eine Nacht auf der Lokomotive; Im ‘Fliegenden Hamburger’ boeit de jeugd zeer zeker. Ook het Duitsche landschap wordt niet vergeten: zoo het Moezellandschap om Bernkastel; Eine Flossfahrt auf der Isar. De beschrijving van een autotocht door het Beiersche alpengebied geeft een aantrekkelijk beeld van de grootsche natuur.

Ein Abend in der Jugendherberge; Vor der grossen Reise, e.a., die over kampeeren en voetreizen handelen, zullen wel in de smaak vallen.

Wie lust heeft eens over middeleeuwsche bouwkunst te praten, vindt in Die Benediktinerabtei Maria Laach gereede aanleiding daartoe. Ik heb zo vaak opgemerkt, dat verreweg de meeste leerlingen geen begrip van gotische, romaansche en byzantynsche stijl hadden.

Eén vergissing heb ik ontdekt: op bl. 143 staat het bekende woord uit de Faust: Was du ererbt von deinen Vätern hast, Erwirb es, um es zu besitzen, op Schiller's naam.

Ik meen voldoende te hebben aangetoond, waarom ik dit boekje, ook voor schoolbibliotheken, gaarne aanbeveel.

 

J.A.M. RIJK.

[pagina 227]
[p. 227]

Dr. J.C. De Buisonjé en R.M. De Jong, Texte zur Uebersetzung ins Holländische, II Teil. Verlag von J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1935. Geh. ƒ 1,10, geb. ƒ 1,30.

In ons December-nummer (pag. 314) bespraken wij het eerste deeltje van deze uitgave. Ook in dit tweede deeltje valt zeer veel te waarderen. We vinden er weer een fragment van den onvolprezen Carossa naast stukken van Th. Mann, Julius Petersen, Bahr, Walzel, Spengler en Künkel, in hoofdzaak dus beschouwend proza. Dat de samenstellers vier stukken opgenomen hebben, die betrekking hebben op keizer Wilhelm II en den Kroonprins veronderstelt o.i. ten onrechte bij onze jeugd een sterke belangstelling voor deze figuren. Wij hadden een stuk verhalend proza van Werfel, Stefan Zweig, Wilhelm Schäfer, of Binding, - ontbrekende auteurs -, uit literair oogpunt veel meer gewaardeerd dan een stuk uit de ‘Erinnerungen’ van ‘Kronprinz Wilhelm’. Eerder kunnen wij begrijpen, dat de samenstellers gemeend hebben een rede van Hitler als typerend voor de geestgesteldheid in het Duitsland van Heden te moeten opnemen. Persoonlijk zijn wij van mening, dat alles, wat tot het terrein der ‘Gegenwartspolitik’ behoort, buiten het taalonderwijs moet blijven om verdeeldheid tussen de jeugd te vermijden. Er zijn gelukkig nog literaire stoffen genoeg, die juist door hun weergave van het algemeen-menselijke een ‘überparteilich’ karakter dragen en die daarom voor alle leerlingen - hoe verschillend ze ook overigens denken mogen - van blijvende waarde zijn. Blijkbaar wilden echter de samenstellers - in tegenstelling tot onze opvatting - hun stoffen ook kiezen uit het politieke leven van onze tijd om zo veelzijdig te zijn als mogelijk is. - Het geheel getuigt in ieder geval van een ernstig streven om belangwekkende stoffen te geven en daarom zal ook dit deeltje zijn weg wel vinden.

G. RAS.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Taalstudie en stijloefening (3 delen)

  • over Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia


auteurs

  • Arie Zijderveld

  • C. van Liere

  • Gerard Ras

  • M.J. Langeveld

  • J. Karsemeijer

  • Reind Kuitert

  • J. Mettrop

  • C.L. de Liefde

  • A.F. Baarslag

  • J.A.M. Rijk

  • N. Groenewegen

  • S.M. Noach

  • G. Schilperoort

  • M. Hovingh