Levende Talen. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Levende Talen–Het gebruik van that, when, where, why, in bijvoeglike zinnen.In het nummer van Levende Talen van April 1934 zijn een tweetal artikelen opgenomen over de interrpetatie van that in bijvoeglike bijzinnen: als voegwoord dan wel als voornaamwoord. Dat het hier om iets anders gaat dan om nomenklatuur, is daaruit wel gebleken; het is echter niet mijn bedoeling op die schriftelike (en mondelinge) diskussie terug te komen, maar tot goed verstand van zaken moet ik toch samenvatten wat ik als onweerlegbare feiten beschouw. Als that een voegwoord | |||||||||
[pagina 296]
| |||||||||
is in de bedoelde zinnen (Thank you for the book that you have brought me), is zonder meer begrijpelik:
In de genoemde artikelen zowel als op de vergadering van Januarie 1934 is wel gehandeld over het gebruik van that in een geval als It happened the day that he was born, maar de vraag wat het biezondere karakter van deze zinnen is, en de tweede: of that hier identiek is met when, where of why, is er niet besproken. Daarover mogen hier een paar opmerkingen volgen bij wijze van aanvulling van mijn artikel; het komt mij voor dat ze voor de beoordeling van de aard van het gebruik van that niet zonder waarde zijn. Het biezondere van deze bijzinnen is dat ze wel het leidende substantief schijnen te bepalen, net als de echte bijvoeglike zinnen, maar het feitelik toch niet doen: het substantief dient alleen tegelijk als deel van de hoofdzin en als bijwoordelike bepaling van de bijzin. Wij gebruiken er ook vaak dat, en bij ons is wegens de vorm van het woord natuurlik nooit aan het voegwoordelik karakter getwijfeld: Herinner je je nog de jaren dat jullie in Arnhem woonde? Hier zou een voegwoord (toen) niet goed mogelik zijn. Vergelijk daarmee: Het is gebeurd in de tijd dat jullie in Arnhem woonden; hier is toen zeker ook mogelik. Er is dus verschil tussen de beide zinnen, en het lijkt me duidelik dat het verschil zit in de funktie van het leidende substantief met betrekking tot de beide zinnen: in het eerste geval (de jaren dat) is de jaren voorwerp in de hoofdzin en tegelijk een bepaling van tijdsduur bij wonen, in | |||||||||
[pagina 297]
| |||||||||
het tweede geval (in de tijd dat) is niet tijd de bepaling bij woonden, maar in de tijd: een tijdpunt, net als in de hoofdzin. Daarom ook is niet de tijd, maar in de tijd het gemeenschappelik deel van hoofd- en bijzin. Een parallel vindt men in het geciteerde artikel: Curiously for so young a boy, he had a satyrical irony that showed him the world very much in the light that he was afterwards to see it. Walpole, Fortitude I ch. 6. Nu is er ook niets ‘exceptioneels’ aan een zinnetje als dit (geciteerd in mijn Handbook5 § 2275): ‘They would not receive Mary as their cousin,’ said he, ‘and I will go nowhere that she cannot go.’ De Nederlandse zinnen leren ons dus dat we moeten letten op de funktie van het leidende substantief in de hoofd- en de bijzin. We beginnen met gevallen van that waar een relatief adverbium niet mogelik schijnt, al is het gevaarlik zo iets voor een vreemde taal te beweren; immers het is vaak moeilik voor onze eigen taal, zoals misschien boven reeds gebleken is: als een lezer mocht willen tegenspreken. In de volgende gevallen lijkt een relatief adverbium mij misplaatst: At the time that Eustacia was listening to the rick-makers' conversation on Clym's return, Thomasin was climbing into a loft over her aunt's fuel-house. Hardy, Return of the Native II ch. 2 p. 133. Daarentegen schijnt mij het bijwoord het enig mogelike in de volgende zinnen: Yet the final moment when some terrific tempest burst through the last land-ridge between Britain and the Continent, must have struck the imagination of the men who witnessed it.... Williamson, Evolution of England. Verdere voorbeelden van het relatieve bijwoord, waar that mij uitgesloten schijnt, vindt de belangstellende lezer in het Handbook § 1092. Als we de geciteerde zinparen vergelijken, zien we dat in de eerste twee het leidende substantief deel is van een voorzetsel- | |||||||||
[pagina 298]
| |||||||||
groep (at the time, by the time), die bovendien van de hoofdzin gescheiden is: dit is geen toeval, want de funktie van de voorzetselgroep is feitelik die van een voegwoord, m.a.w. het leidende substantief is eigelik geen deel van de hoofdzin. Hetzelfde komt ook wel voor zonder voorzetsel, als in deze zin: Another friend was puzzled about the Inner Parlour the first time that he came there: he had seen something like it once before, but could not remember where. Cecil Torr, Small-Talk at Wreyland, p. 27. Verdere voorbeelden vindt de lezer in Handbook § 1486v, waar ook de konstruktie zonder enig verbindend woord geïllustreerd wordt. We zien hier een stadium dat ten slotte leidt tot de ontwikkeling van een voegwoord, zoals bij while in het Engels, bij wijl, indien, ingeval, terwijl, enz. in het Nederlands. In het tweede paar zinnen daarentegen wordt het leidende substantief wel degelik bepaald door de bijzin, en is het een ontwijfelbaar en onmisbaar deel van de hoofdzin. Dat in het citaat uit Norman Douglas het substantief door een voorzetsel wordt voorafgegaan, doet er niets toe: het is immers een voorzetselvoorwerp, geen bijwoordelike bepaling van tijd. Anders staat het met het volgende geval: And the Olympic games would not draw me across the road, even for the minute when the international quartermile race is being run. Tomlinson, Out of Soundings, p. 16. Hier zou that ook goed zijn. Hetzelfde geldt van de volgende zin: After about two hours, during one of those intervals when he sat at the gibbet's foot to rest, the young Soldier happened to gaze again towards the burial-ground. Albatross Book of Short Stories, p. 8. Al is that hier in beide gevallen mogelik, dat betekent nog niet dat het precies hetzelfde zou uitdrukken als when of een ander relatief bijwoord. De kwestie mag met rijker materiaal zeker nog wel eens uitvoeriger worden behandeld; het was er mij hier alleen om te doen, aan te tonen dat het gebruik van that tegenover de bijwoorden geen onverschillige zaak is, en dat de relatieve bijwoorden dàn noodzakelik zijn, wanneer het substantief een substantiëel element van de hoofdzin is, onderwerp, predikaat of voorwerp, en door de bijzin nader | |||||||||
[pagina 299]
| |||||||||
gepreciseerd wordt, d.i. in soortgelijke funktie als in de gevallen dat alleen het relatieve who mogelik is, niet that.Ga naar voetnoot1) Mijn konklusie is dan ook, dat het onderzoek naar deze bijzinnen de aan de aanhef van dit artikel genoemde opvatting van de verhouding van de relatieve pronomina tot het voegwoord that bevestigt.
E. KRUISINGA. |
|