tellingen van Marque de Rome aanwees, maar hij meent, dat het oude boek, waarvan Chr. spreekt, geen ander was dan Galfrids Historia.
Ook in Lancelot is niets Keltisch. Van een doodenrijk is geen sprake. Oudere Lancelotverhalen hebben er niet bestaan. Zatzikovens bron - het boek, dat Hugo de Morville naar Duitsland bracht - zal ‘Enfances’ bevat hebben en die plegen later te ontstaan, als de held eenmaal bekend is geworden.
Ivain is een figuur uit Galfrids Historia, maar Galfrid bericht vrijwel niets over hem, wat in de roman terugkeert. Afgezien van het Jocastemotief, dat Chr. uit de Theberoman overnam, de ring van Gyges en de leeuw van Androclus is de Ivain ook een geheel zelfstandige schepping van Chrestien. Ook hier dus geen spoor van Keltische of andere voorbeelden. Voor de datering gaat B. weer uit - zoals Kölbing en Benecke - van v. 666, waaruit te lezen valt, dat tussen Pinksteren en St. Jan een ‘quinzainne’ verliep en hij laat blijkbaar niet gelden, dat dit ‘quinzainne’ niet precies 14 of 15 dagen behoeft aan te duiden. Omdat van de in aanmerking komende jaren alleen in 1166 Pinksteren 14 dagen voor St. Jan viel, is dit dan het jaar, waarin de Ivain ontstond.
Een der merkwaardigste hoofdstukken in dit boek is dat over de graalroman. Niet omdat B. meent, dat het boek, waarop Chr. zich beroept, de Joseph van Robert de Boron is en ook niet wegens de opvatting, dat Chr. het was, die graal en lans verenigde, maar wel en vooral door de kijk, die de schrijver geeft op het Kyôtprobleem. B. wijst erop, dat het eerste gedeelte van de roman, tot waar Perceval de graalburcht verlaat, bijzonder goed is gecomponeerd. Dan plotseling komt er stilstand en allerlei verwarring, die B. onmogelijk op rekening van Chr. zelf kan zetten. Zijn conclusie is dus: Chr.'s aandeel reikt slechts tot ongeveer v. 3430. Wat daarna komt, is het werk van den eersten voortzetter. Wie dat was, is ons uit Wolframs werk bekend, het was Kyôt, die dus de dichter is van de verzen 3431-9234! Of Kyôt geidentificeerd mag worden met Guiot de Provins is nog dubieus. Inderdaad een verbluffend eenvoudige oplossing, die vermoedelijk echter zonder een vergelijkend stilistisch en woordstatistisch onderzoek van de door B. onderscheiden twee gedeelten door geen enkel Romanist of Germanist onmiddellijk zal worden geaccepteerd.