de kost geven om te weten wat als algemeen beschaafd kan gelden.
Hieruit kan de lezer reeds opmaken dat ik niet met de Heer Straus meega wat betreft het wenselijke van een ‘normbepaling’ zoals voor het Duits bestaat in ‘Grundzüge der deutschen Bühnenaussprache’. In een feuilleton in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (ochtendblad van 16 Dec. 1934) heeft Mej. Dr. Kaiser ook reeds gewezen op het bestaan hiervan. Daartegen heb ik aangevoerd (zie Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs van 16 Januari 1935) dat er misschien ‘mensen (zullen) zijn die het Duits benijden om het bezit van een “Bühnenaussprache”. Wanneer ze dan echter van Mej. K. zelf vernemen dat “men het Bühnendeutsch niet in het dagelijksch leven spreekt”, zal vermoedelijk hun verlangen om in ons land tot iets dergelijks te komen wel sterk bekoelen.’ - Wel zou het gemakkelijk zijn bij het onderricht aan vreemdelingen, die men uiteraard éen klank zonder de varianten wil bijbrengen, gebruik te kunnen maken van een gezaghebbende handleiding van enkele tientallen bladzijden. En dan niet om te kunnen zeggen: zo moet het, doch alleen maar: zo is het. Dat men in ons land daarover nog niet beschikt is te verklaren uit de geringe behoefte: hoe zelden komt het voor dat een buitenlander serieus onze taal wil leren!
Echter stelt de Commissie tot Bevordering van Eenheid in de Uitspraak van het Nederlandsch zich blijkens haar naam een ander doel. Daarom luidde de vierde stelling die ik in de eerder genoemde voordracht verdedigde (zie Nieuwe Taalgids, September 1935):
‘Wij missen het recht en het is taalkundig onwetenschappelijk hier te willen ingrijpen door eerst een standaard-uitspraak te gaan vaststellen en die dan voor te schrijven. Het enige wat ons te doen staat is de uitspraak van het Algemeen Beschaafd in een bepaalde tijd te belusteren en daarna te beschrijven, mèt alle varianten, die niet storend aandoen.’
Voor toneel, studio, podium, balie en kansel, en vooral ook collegezaal en schoollokaal, zullen alle klanken die niet opvallen als afwijkend in de omgang van beschaafde sprekers gerechtigd zijn. Een paar voorbeelden mogen dit nader toelichten: de klinker in steen nadert soms de ie en klinkt dan geaffecteerd, soms de ei en klinkt dan vulgair. Daartussen ligt echter nog