Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij (ca. 1644)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij
Afbeelding van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis BoccatijToon afbeelding van titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (42.02 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

(ca. 1644)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bernaert van Genuen verloor door't bedroch van eenen ghenaemt Ambroys sijn have: beval uyt mistroost zijn Huysvrouwe, die dies onschuldich was te dooden: de welcke den doot ontgaende, in mans cleederen in Soudaens dienste gheraeckte: daer de bedriegher namaels bevonden wert. Doen ontboot sy haren man in Alexandrien: alwaer de bedrieger gestraf werdt: zy nam weder vrouwen gewade aen, ende reysde rijck zijnde met haren Man weder thuyswaert na Genuen.

De elfde Historie.

Tot lof vander vrouwen cuysheyt ende tot eenen spiegel hoe schandelijck alle bedroch voor den bedrieger is.

TOt Parijs in een Herberge lagen sommige treffelijcke Italiaensche Cooplieden: d'een om desen handel, dander om ander handelinge nae hunlieder gewoonte: de welcke op eenen avont na dat sy vrolijck ghegeten hadden, van veel verscheyden saken begonnen te spreken: ende zijn van deen redene op dander comende ten laetsten sprekende geworden van heur huysvrouwen die sy binnens huys ghelaten hadden: vande welcke een onder hunlieden al boertende began te seggen aldus. Wat mijn Huysvrouwe thuys bedrijft en weet ic niet: maer van my selven weet ick wel, als my een jonck Meysken nae mijn behaghen te handen comt, dat ick dan achter rugghe stelle de liefde die ick tot mijn huysvrouwe drage: ende geniete van dat selve deernken de luste die my ghewerden mach. Ende ick (sprack daer een ander) en doe sulcks niet met allen min: want oft ic alleen vermoeden hebbe dat mijn wijf het selfde meede pleecht, soo mach zijt gelijcke wel doen: ende oft icx al niet en vermoede, soo en speelt zijt diens niet te min: dus mach elc van ons om strijdt en de om tseerste pleghen. De derde was oock ghenoech van de selfde meeninghe. Eyntlijck soo schenen sy altsamen daer in over een te draghen dat de wijven van haer mans alleene thuys gelaten zijnde oock gheen tijden en souden willen verliesen, behalven alleen een coopman die Bernaert Lomellijn ghenaemt ende van Genuen was. Dese sprac alleen daer tegen, segghende dat hy door sonderlinge gratie Gods een Huysvrou hadde die soo volmaeckt was in allen deuchden, als eenighe vrouwe, Ridder oft schiltknape, die moghelijck in geheel Italien was, wesen mochte. Want zy was (sprack hy) schoon van leden, oock jonck, geschickt ende behendich: sulcx datmen nauwelijcx yet mochte noemen van dat den vrouwe betaemt, als metten zijde wercken, breyden, constelijck naeyen, ende dierghelijcke dinghen, daer inne zy

[pagina H4v]
[p. H4v]

ander vrouwen in te boven ginck. Oock seyde hy noch datter gheen schildtknape noch Hofmeester beter en bequamelijcken ter tafelen van een groot Heere en soude weten te dienen dan die selfde: overmits sy bevallijck van wesen, wijs ende seer bescheyden was. Hier en boven heeft hyse noch ghepresen van een paert wel te connen handelen nopen ende berijden, een valck opter handt te connen draghen, wel te connen lesen ende schrijven, ooc mede (niet anders dan een coopman) rekeninghe ende Boeck te connen houden. Ten laetsten is hy nae veel prijsens op de redenen ghecomen daer sy af spreken, versekerende by zijnen eet datmen gheen ander Vrouwe en soude connen gevinden die eerlijcker ende cuyscher ware dan zy: daeromme hy ooc ontwijselijck gheloofde dat sy haer nemmermeer tot sulcker snootheydt noch tot eenich ander Man en soude begheven: al waert oock sake dat hy thien jaeren (jae sijn leven lanck) uyt zijnen Huyse bleef. Nu was daer oock onder dese cooplieden die aldus coutende waren, een jonck Coopman genaemt Ambroys van Playsance: de welcke wter maten seere began te lachen om dit laetste lof dat Bernaert van sijn huysvrouwe hadde ghegheven: dies hy daer mede spottende hen vraechde oft hem de Keyser dese privilegie buyten eenich ander ghehouwet Man gheschoncken hadde. Bernaerdt een luttel vertoornt zijnde antwoorde dat hem dese genade niet van den Keyser, maer van Gode (die al een weynich meer vermochte) geschiet was. Doen sprack Ambroys wederomme. Ick en twijfele niet Bernaert, oft ghy en meynt hier inne wel de waerheydt te seggen: maer my dunct dat ghy in desen, der dinghen natuere niet wel en hebt inghesien: want ick kenne u verstandt soo ruyt niet oft het en soude (indient hier wel op ghelet hadde) daer sulcke dinghen inne bevonden hebben, die u hier af met meerder bescheydenheyt souden doen spreken. Ende op dat ghy meucht weten dat wy lieden die seer naecktelijcken van onse wijven hebben ghesproken, gheen ander wijven en hebben noch genaeckt en hebben dan ghy: en dat ons gheen ander oorsaecke dan een natuerlijcke aenmerckinghe der dingen beweecht heeft alsulcx te seggen: soo wil ick hier af een luttel breeder met u spreken. Ick hebbe altijdt hooren segghen dat onder alle sterffelijcke creatueren die oyt van Gode geschapen sijn, de man het aldereedelste dier is, ende daer na de vrouwe: maer so yegelijc int gemeen ghelooft, ende soomen inder daet bevint, is de man de volmaecste. Is dan inde man meer volmaectheyts, so moet daer oock ongetwijfelt meer vasticheydts ende gestadicheydt inne wesen: het welcke oock in hem is, ende dat overmidts de vrouwen al gemeenlijc veranderlijcker sijn, welcke waeromme men met vele natuerlijcke redenen mach bewijsen, die ick nu al met wille overslae. Ist dan so dat de man boven de vrouwe stantvastich blijft, ende die selfde hem nochtans vande oncuysheyt niet en can onthouden (ick en segge hier niet alsmen hem bit) maer om selfs yemant te begeeren die hem behaecht, ja noch (boven 't begeeren) om al te doen dat hy mach op dat hy sulcks verwerven, het welcke hem ghebeurt, niet eenmael ter maendt, maer duysent werven op eenen dach, wat salmen dan doch hopen dat een vrouken doen soude mogen, die wter naturen broosch sijn tegens die begeerten, tegens der smeeckinge, tegens de giften ende tegens duysenderley ander middelen die vanden listigen minnaren gepleecht werden: waent ghy dat sy haer sal connen bedwingen? Waerlijc al ist so dat ghy u selven alsulcx vroedt maect, so en geloove ick nochtans niet dat ghyt selfs ghelooft. Want ghy belijt selfs dat u Huysvrouwe een wijf is, ooc mede van vleesch ende been als de ander vrouwen daeromme ghemerct sulcx is, moet zy oock mede de selfde begeerlijcheden ende oock mede de selfde crachten in haer hebben om sulc-

[pagina J1r]
[p. J1r]

ke natuerlijcke gheneghentheden te wederstaen die in ander vrouwen zijn, aldus en ist ooc niet mogelijc, hoe eerlijc zy ooc mach zijn, of sy en soude oock wel doen dat van ander vouwen ghedaen werdt: dies ick ooc segge datmen een mogelijcke sake so seere niet en behoort te loochenen oft zijn teghendeel soo hertneckich te bevestigen als ghy in desen wel doet. Ic ben (sprack Bernaert) geen Philosophe, maer een Coopman, dies ick u als een Coopman wil antwoorden ende seggen dat ick wel bekenne dat het gene gy segt mogelijck is om te geschieden den sotten ende onschamelen wijven: maer wijse vrouwen draghen sulckdanige sorghvuldigheyt voor haer eere, dat sy stantvastiger daerinne werden, die hen niet en bekommeren om die te bewaren, ende van sulcker aert is mijn huysvrouwe. Sekerlijck (seyde Ambroys) waert datter telcken male als die sotheydt vanden vroukens bedreven werdt een hoorn uytten voorhooft quam spruyten tot een getuygenisse van 't gene zy gedaen hebben, ick vermoede wel datter luttel soude vinden die sulcx soude willen pleghen: maer nu en wassen niet alleen gheen hoornen aen 't voorhooft, maer men kan oock gheen middel noch spoor met allen gheware werden noch mercken aenden wijse vrouwen, als sy sulcx bedrijven. Aengaende de schaemt ende het verlies haerder eeren, dat en is nergens anders inne ghelegen dan in die dingen die geweten werden: dus ben ick twijfelens vry oft zy en pleghens vrylijck als zijt heymelijck moghen volbrenghen: oft indien zy hun daer af dan bedwinghen oft onthouden, soo acht ick sulcks voor sotternye. Dit houde ick voor gheheel seker dat de sulcke alleene cuysch is, die noyt van yemant aengesocht en werdt: oft, indien zy aenghesocht is, dat sy oock verleyt geweest is. Ende alhoewel ick sulcks uyt seecker ende seer goede natuerlijcke redenen alsoo verstaen ende mercke te wesen, en soude ick daer nochtans soo breedt, als ick doe, niet af willen spreecken: ten waer sake dat ick sulcks met veel wijven selfs versocht ende beproeft hadde. Oock segge ick u noch meer, indien ick by dese uwe huysvrouwe waer, die ghy soo heyligh acht, ick soudse oock wel haest nemen te verleyden: overmits ick eertijdts met andere ten val ghebracht hebbe. Doen heeft Bernaert als heel vergramt zijnde gheseyt. Dese verantwoordinge met woorden en souden geen eynde nemen: want ick soude dit, ende ghy wederomme dat daer tegen seggen, alle 't welcke noch int laetste niet te beduyden en soude hebben. Maer want ghy seght dat alle vrouwen alsoo ghebooghsaem zijn, ende ghy daer soo vernuftich inne zijt, so ben ick te vreden om (u van mijnder Huysvrouwen kuysheyet te versekeren) datmen my den kop af slae, indien ghy haer ymmermeer tot sulcker daedt oft tot uwen luste kont brenghen: maer kondy dat niet doen, soo en sult ghy niet meer verliesen dan duysent ducaten. Ambroys nu in dese reden al verhit zijnde antwoorde: ick en weet niet, Bernaert wat ick met mijn winse maken soude, oft ick u hooft al gewonnen hadde: maer lust u 't ghene dat ick gheseyt hebbe te versoecken, stelt nu hier terstondt u vijf duysent Ducaten (die u onwaerder dan u Hooft behooren te wesen) teghens mijn duysent Ducaten: ende daer ghy my ghenen tijt en stelt wil ick my noch verbinden van hier tot Genuen te reysen ende binnen drie Maenden, nae dat ick van hier ghetrocken sal wesen, sal ick mijnen wille met u huysvouwe gedaen hebben. Oock sal ick tot getuygenisse met my wederomme brenghen eenighe van heur Kostelijcke dingen, oock sulckdanige ende so groote litteeckenen dat ghy selfs bekennen sult alsulcx waerachtigh te wesen: maer dies suldy my op u trouwe belooven binnen dien tijdt by haer tot Genuen niet te komen, noch haer oock niet met allen te schrijven dat dese saecke mach beroeren

[pagina J1v]
[p. J1v]

Bernaert seyde daer mede te vreden te zijn. Ende al hoe wel d'ander Coopluyden heur seer bemoeyden om dese weddinghe te behinderen als die wel voorsagen dat daer veel quaets uyt komen mochte: soo was den toornighen hooghmoet van dese twee koopmans zoo vierigh ontsteken, dat sy daer malkander in dese weddinge met goede hantschriften van hun beyder hant verbonden. Als nu de verbont brieven ghemaeckt waren is Bernaert ghebleven binnen Parijs, ende Ambroys is (soo haest hem dat moghelijck was) nae Genuen ghereyst. Daer is hy sommige dagen stille ghelegen, gantsch listelijck vernemende na de name van de strate ende vander Vrouwen zeden: waer af hy vernam alle 't gene hem van Bernaerdt gheseydt was, ende noch al veel meer, dies hy nu al began te mercken dat hy een dwaes wedspel bestaen hadde. Doch heeft hy daer ten laetsten kennisse ghemaeckt met een oudt Wijf die daer dickwils ten huyse verkeerde, ende oock wel bemindt was van de Vrouwe. Dese en heeft hy tot sijn voornemen niet konnen misbruycken oft tot het koppelen verleyden, maer brachtse nochtans met omkoopinghe van ghelde soo verde dat sy hem besloten heeft in een Coffer, dat konstelijck na zijn believen gemaeckt was het welcke zy naemaels dede dragen, niet alleen binnen den huyse, maer oock binnen de slaepkamer selfs van dese eerbaer Vrouwe: aende welcke zy begheerde (recht oft zy erghens van huys hadde willen reysen) dat zy haer Coffer aldaer doch sommighe daghen wilde bewaren: ende dit al door ingheven ende nae 't voorstel van Ambroys De nacht gekomen zijnde heeft hy (die also binnen de Camere ghebleven was ende nu wel hoorde dat de Vrouwe al sliep) al listelijck het Coffer gheopent met sommighe ghereetschap dat hy met hem hadde genomen, ende is uyt de kiste inde Camer ghekomen daer hy een licht vant branden, waer mede hy neerstelijck de ghelegentheyt vander kameren, vande schilderijen, ende van alle de ander merckelijcke dingen die daer waren, doorsien ende wel vast in sijn memorie geprent heeft: Van daer is hy voort stillekens ontrent het bedde gekomen: ende vernemende dat de vrouwe met een jonck Dochterken by haer vast in haren eerste slape lach, heeft hyse sachtelijcken ontdeckt: ende sach daer dat sy naeckt noch also schoone was als gekleet. Maer hy en konste, aen haer lichaem gheen ander litteecken, om den man te segghen, bemercken, dan een kleyn wratken staende onder haer slincker borst het welcke met sommige kleyne geele hayrkens, die wel goud draet ghelecken, omcinghelt was. Dit ghesien hebbende heeft hyse al soetelijck wederomme ghedeckt ende al hoe wel hy door sulck schoon ghesichte wel begheerlijck werdt om sijn leven (doort byslapen met haer) aldaer te waghen, soo heeft hijs nochtans niet dorven bestaen, om de woestheyt ende strengheyt die hy (in sulc spel) in haer te wesen verhoordt hadde. Aldus vant hy hem selven dan het meeste deel vander nacht nae sijn selfs believen binnen haer Camere: daer hy uyter Vrouwen Coffer ghenomen heeft een Borsse, een kleet, een rinc, ende een gordel, met alle welcke dingen hy hem selfs, als voor, in 't Coffer besloten heeft. In deser wijsen bleef hy twee nachten lanck binnen de Camere, sonder dat de Vrouwe daer yet af wiste. Als den derden dagh gekomen was quam ooc de Vrouwe (so zy dat te samen in gestelt hadden) om haer Coffer te halen, het welcke zy wederomme bracht ter plaetsen daer zijt ghehaelt hadde, Alwaer Ambroys daer uyt gheresen is. Die betaelde de Vrouwe 't ghene haer van hem toe gheseyt was, ende is met al de voornoemede dinghen soo hy spoedelijckste mochte, wederomme ghereyst nae Parijs, daer hy ghekomen is al voor den tijdt die hy inde weddinghe genomen hadde. Hy vergaderde de Cooplieden by een

[pagina J2r]
[p. J2r]

die by de woorden ende weddinghe waren gheweest: ende seyde daer in Bernaerts teghenwoordigheydt dat hy het wedspel ghewonnen hadde: ghemerckt het gene dat hy hem beroemt hadde, door hem volbracht was. Doen heeft hy tot een ghetuyghenisse van dien, inden eersten geseyt hoedanig de kamere van binnen met ooc de schilderijen daer inne waren: ende heeft ten tweeden ooc der Vrouwen dingen getoont die hy daer met hem brachte voor seker segghende dat hem die vande Vrouwe ghegheven waren. Bernaert bekende dat sijn kamer soodanich, als hy seyde, inwendigh was: dat oock gewislick die dinghen zijnder huysvrouwen toebehoort hadden, die hy daer vertoonde: maer seyde dat hy die kennisse vander kameren wel van eenen knecht ghehoort, ende die voornoemde dinghen daer ooc wel af gekregen mochte hebben, ende liedt hem duncken dat alle dit niet genoegh en was om de weddinghe ghewonnen te hebben, by alsoo verre hy niet wat anders en seyde. Inder waerheyt (sprack Ambroys) behoorde dit wel genoeg te wesen, maer want ghy ymmers wilt dat ick verder spreecke, soo sal ick u noch meer segghen. Daeromme segghe ick dat Vrou Genevre u Huysvrouwe, heeft staen onder haer slincker borste een wratte die redelijcken groot is: de welcke besedt is rondtsomme met ses kleyne hayrkens, geel als eenen goudraet. Als Bernaert dit hoorde, en docht hem anders niet dan oft hy met een mes door zijn herte waer ghesteken geweest: sulcken grooten droefheydt bevant hy door die woorden: ende geheel verandert zijnde van verwe, gaf hy merckelijcke teeckenen ghenoegh van hem (al waert oock dat hy niet een woordt gheantwoordt en hadde) dat het segghen van Ambroys waerachtigh was. Een wijle daer nae heeft hy gheseyt: het gene dat Ambroys verteldt heeft mijn Heeren, is altemael waerachtigh: daeromme mach hy om zijn gelt komen alst hem believen sal, men sal hem betalen: het welcke hy oock des anderen daeghs dede, ende dat totten laetsten penninc toe. Daer na is hy met eenen fellen moet teghen sijn Huysvrouwe, van Parijs na Genuen vertrocken. Nochtans en is hy daer binnen niet gekomen als hy die ghenaeckte, maer tien mijlen van daer op een huys ('t welck hy daer hadde) ghebleven: ende heeft nae Genuen ghesonden een Knecht dien hy seer betroude, met twee Peerden: met brieven aen sijn Huysvrouwe dat hy wederomme was ghekomen ende dat zy metten knecht hem soude komen besoecken. Maer hy beval den knape in 't heymelijck sijn Huysvrouwe sonder eenigh medoogen te dooden: so haest hy die (na sijn goetduncken) in eenige eensame verborgen plaetse soude hebben: ende dat hy dan daer na wederomme tot hem aldaer soude komen. Als nu de knecht binnen Genuen was ghekomen, de Vrouwe de brieven gegeven ende sijn bootschappe gedaen hadde, werdt hy met grooter blijschappen van sijn vrouwe ontfangen: de welcke des anderen daeghs met haeren Dienaer te paerde gheseten zijnde haren wegh ghenomen heeft, om in haer huys by haren man te komen. Also zijn sy met malkanderen gereden sprekende van verscheyden saken tot dat sy gekomen zijn in een seer diepe ende eensame valeye die met eenen mantel van hooge ende dicke boomen omcingelt was: sulcx dat dese plaetse den dienaer uytnementlijck bequaem dochte te wesen om sijn Meesters bevelen te volbrenghen: dies hy zijn zweert uytter scheyden getrocken, ende sijn vrouwe metten arme genomen heeft seggende: mijn Vrouwe beveelt Gode u ziele, want ghy moet sterven, sonder verder te gaen. De vrouwe dese woorden aenhoorende ende het blote sweert siende sprac verbaesdelijcken Heere God genade, segt my doch eer ghy my doodet waer inne ick u misdaen hebbe, dat ghy my aldus wilt dooden? Mijn vrouwe sprack die dienaer, my en is van u noyt leedt gheschiet: maer wat ghy te-

[pagina J2v]
[p. J2v]

gens u man misdaen hebt en weet ic niet anders af, dan dat hy my bevolen heeft u onder wegen sonder eenighe bermhertigheyt te dooden: ende heeft my daer by ghedreyght metter kelen op te doen hanghen, indien ick sulcks niet en dede. Nu weet ghy wel hoe seer ick in hem gehouden ben, ende dat het my ondoenlijck is hem te wederstaen in 't ghene dat hy my beveelt: oock is Godt mijn getuyge wat medelijden ick met u hebbe, maer ick en mach anders niet doen. Doen heeft de Vrouwe totten Knape geseyt. Ontfermt u mijnder doch om Godes willen, ende en wert om een ander te behagen gheen moorder van een mensche, die u noyt en misdede. Godt dien niet verborghen en is, weet dat ick noyt yet wat bedreven en hebbe, daer voor ick aldusdanigh loon van mijnen man behoorde te ontfangen: maer dit al over geslagen zijnde, sult ghy weten, dat het aen u staet, in een selfde ure u meester ende ooc my (indien u belieft) te vernoegen ofte voldoen inder manieren als ghy nu hooren sult. Neemt gy mijn kleederen ende geeft my alleenlijc u Wambeys met eens mans hoedt: dan keert also met mijn kleederen tot u meester, ende seght hem dat ghy my gedoodt hebt: so swere ic by mijn leven, dwelck ick van u ontfangen sal hebben, dat ic my so verde ende soo wijt van hier vertrecken sal, dat noch u meester noch gy, noch eenigh mensche in dit landt immermeer van my tijdinge verhooren sal. De knecht niet seer genegen zijnde, wert lichtelijck uyt medooghentheyt beweeght: dies hy haer, haer kleederen benomen ende haer een snoot Wambeys met eenen hoet gegeven hebbende, het selfde gelt dat zy by haer hadde, haer liet behouden: ende haer biddende dat sy doch uytten lande soude vertrecken, heeft hyse daer in die valeye alleen te voete verlaten. Voorts is hy by zijn Meester ghekomen, dien hy seyde niet alleen zijn bevel volbracht, maer oock mede haer doode Lichaem om van den Wolven verslonden te worden gelaten te hebben. Een deel daghen daer nae is Bernaert tot Genuen ghekomen daer dese daet nu al gheweten was, dies hy seere ghelastert werdt: alsoo was die vrouwe daer troosteloos alleene verlaten: de welcke tegens der nacht, nae dat sy haer selfs (so sy best mochte) ontmunt hadde, ghegaen is in 't naeste Dorp dat daer ontrent was. Daer heeft sy van een oude Vrouwe 't ghene verkregen dat haer van noode was, ende het Wambeys wat kortende tot haren lijve te passe ghemaeckt: oock maeckte sy van haer hemde een paer lijnen bockxsens opter Zeelieder maniere: ende 't hayr afgescheden hebbende oock gheheelijck van ghewade verandert zijnde als een bootsgesel, is nae de zeestrant ghewandelt. Onder weghen vant zy (by gheval) een Cathelaner Edelman, genaemt Seigneur Eucarael: de welcke van zijn eyghen Schip) dat een stuck weegs van daer tot Albe was ghehavent) aldaer ghekomen was by een Fonteyne, om hem selfs te verversschen. Met desen Seigneur is zy te woorde ghekomen, is met hem eens geworden om hem te dienen, ende daer na met hem tscheep gegaen, haer selvende noemende Sicuraen van Finael: alwaer zy beter bekleedt werdt vanden Edelman, dien sy soo wel ende soo bequamelijcke began te dienen, dat zy hem uyter maten lief ende aenghenaem werdt. Een weynigh tijts daer na ist ghevallen dat dese Cathellaner met eenrehande vracht geseylt is nae Alexandrien, met hem hebbende sommighe Edele Valcken die lieflijck by den Soudaen aldaer gheschoncken heeft, dies hy desen Cathelaner somtijdts by hem aen sijn tafel dede eten, daer hy dan van sijnen Sicuraen gedient wert, wiens manieren van doen den Soudaen soo bevallijcken waren, dat hy den selfde te schenck begheerde, ende verwerf vanden Cathelaner, niet teghenstaende die selfde met allen ongeerne soo goeden dienaer en ontheerde. Alsoo heeft Sicuraen daer oock soo wel

[pagina J3r]
[p. J3r]

ghedient, dat zy in weynigh tijdts niet minder en stont inde jonste vanden Soudaen, dan zy te voren in des Cathelaners en was geweest. Na 't verloop van een goet deel tijdts ist daer nae ghevallen op een sekere tijdt vanden jare, als daer ghewoonlijck binnen de stede van Aere (die onder 't ghebodt vanden Soudaen was) een groote menighte van Cooplieden, soo wel Christenen als Sarazijnen plegen te versamelen, gelijck oft het een merckt weaer geweest, al waer den Soudaen ghewoon was te seynden tot versekeringe en de veylicheyt vanden Cooplieden ende Coopmanschappen, (behalven de gewoonlijcke Officieren) noch een van zijn grootste Heeren die last ende sorge droech over de wacht oft gheleyde, dat de Soudaen voor hem nam Sicuraen daer heenen te senden, als die nu henlieder sprake volkomentlijck konde, het welck alsoo gheschiet is. Doen nu Sicuraen als overste ende Capiteyn vander wacht oft gheleyde der Cooplieden ende koopmanschappe, tot Aerre ghecomen was, heeft hy daer wel ende sorghvuldelijcken zijnen staet ghepleeght, hier ende daer gaende, daer hy vast veelderley Cooplieden sach als te weten Sicilianers, Pisaners, Genevoysers, Venetianen en andere Italianen, by de welcke hy hem geerne verselde om de gedenckenisse zijns Vaderlants. Nu ist op een tijt als hy in eenen Winckel vanden Venetianen gekomen was geschiet: dat hy daer onder meer andere Juweelen een borsse ende een gordele sach, die hy strackx bekende hem toebehoort te hebben, dies hy seer verwondert werdt: maer heeft nochtans sonder eenigh ander ghelaedt te toonen, soetelijck ghevraeght wien datse toequamen, ende oftmen die verkoopen wilde. Nu was Ambroys van Playsence met veel Koopmanschaps op een Venetianers schip, ooc aldaer gekomen: de welcke hoorende dat de Capiteyn vander wacht vraeghde wien sulcx toebehoorde half lachende voort quam ende seyde. Mijn Heere die dinghen behooren my, ende en wil die niet verkoopen, maer ist dat die mijn Heere behaget, ic wilse hem geerne schencken. Sicuraen siende dat hy lachte, quam in vermoeden, oft dese man eenigh wijslijck gelaet in hem mochte gemerct hebben: dies hy met een ernstelijck aensicht tot hem seyde: ghy lacht ter avontueren om dat ghy my) die een man van wapenen ben nae sulcke Vrouwelijcke pronckerijen siet vraghen. Neen mijn Heere sprak Ambroys, dat en was de oorsake mijns lachens niet maer: ick lachte om de maniere daer door ick die ghekreegh. Tot den welcken Sicuraen wederomme seyde: seght my dan doch (dat ghy wel varen moet) ghy daer aen ghekomen zijt, by alsoo verre het seghbaer is. Dese dingen (Heere) met noch veel andere (sprac Ambroys) waren my gheschoncken van een edele Joffrou tot Genuen ghenaemt Vrou Genevre Huysvrouwe van Bernaerdt Lomelijn op eenen nacht als ick by haer sliep, ende badt my die haer ter liefden te willen bewaren. Dies werdt ick nu lacchende als ick began te dencken om haers mans sotheydt: de welcke soo dwaes was, dat hy in weddinghe vijf duysent Ducaten stelde tegens mijn duysendt Ducaten, dat ick mijnen wille van zijn Huysvrouwe niet verkrijghen en soude: het welcke ick nochtans dede, ende wan het wedspel. Maer hy, die met meerder recht behoort hadde te straffen zijn selfs plompheydt dan de vrouw, die niet ghedaen en hadde dan die Wijven ghemeenlijck al t'samen doen, heeft haer doen dooden als hy van Parijs wederomme tot Genuen quam, so my namaels van anderen gheseydt is. Sicuraen dit aenhoorende, vermerckte terstondt al dattet den oorspronck van haers Mans toorn, ende haer tot haerwaerdts gheweest te zijn: ende sach nu ontwijselijck dat dit alleenlijck de Man was door den welcken zy in alle dat verdriet gekomen was: ende dachte in hem selfs dat hem

[pagina J3v]
[p. J3v]

sulcx niet onghestraft vergaen en soude. Alsoo gheliet hem Sicuraen oft hem die gheschiedenisse gants lief om hooren waer gheweest: ende maeckte voorts soo groote kennisse met Ambroys dat hy door Sicuraens vroedt maecken (als de merckt ghedaen was) al zijn goet mede nam ende met hem ghetrocken is na Alexandrien: daer hem Sicuraen een winckel dede opstellen ende gaf hem van zijn penningen onderhanden: dies Ambroys siende dat hy daer seer wel veroverde, gaerne aldaer ghebleven is. Sicuraen sorchvuldelijc besich zijnde om haer man Bernaert seecker kennisse van haer onschult te doen hebben, en heeft niet gherust voor dat hy Bernaert en hadde doen comen, ende dat door middel van sommige treflijcke Genevoysers cooplieden. Als dese daer gekomen was schamelijck genoegh, heeft Sicuraen hem heymelijcken doen ontfangen door zijn goede vriendt, tot dat hy den tijt soude sien bequaem om te volbrengen 'tgene hy inden sinne hadde. Daer en tusschen hadde Sicuraen dese geschiedenisse door Ambroys doen vertellen voor den Soudaen, die daer genoecht inne nam. Maer siende dat Bernart haer Man byder hant was, ende vermerckende dat het langher vertrecken sijn saecke nu meer schadelijck dan voordelijck mochte zijn, heeft sy op een ghelegen tijt soo vele door jonst aenden Soudaen verworven: dat hy Ambroys ende Bernaert voor hem soude doen comen ende Ambroys bedwinghen (indien hy onwilligh waer) voor hem in Bernaerts teghenwoordigheydt te vertellen, het ghene dat hy hem beroemde van Bernardts Huysvrouwe genomen te hebben. Door desen middel zijn dan Ambroys ende Bernaert in teghenwoordigheydt ghekomen vanden Soudaen: de welcke ten aensien van veel Heeren met een strenghe aensichte Ambroys bevolen heeft de waerheydt te vertellen: hoe dat hy die vijf duysent gouden ducaten van Bernaert ghewonnen hadde. Daer stont ooc mede Sicuraen, opten welcken Ambroyssens meeste betrouwen stondt: die hem met sware pijninghen dreyghde indien hy de waerheydt versweech: ende dat noch met een gelaet van aenghesicht daermen al wat bitterders dan gramschappe uyt vermercken mochte. Daeromme Ambroys aen allen kanten verbaest ende oock mede noch gedrongen zijnde heeft daer volkomentlijck de waerheydt vertelt soo al de saecke gheschiet was in teghenwoordigheydt van Bernaerdt ende van noch veel andere: sonder noch vermoeden te hebben op eenige ander straf te ghedoogen dan de vijf duysent gouden ducaten met de ghestolten juwelen weder over te gheven. Als hy dit nu al t'samen naeckt uytgheseydt hadde, soo heeft hem Sicuraen, die daer als rechter in desen van des Soudaens wegen stont omme ghewent tot Bernaerdt: dien sy vraeghde: seght ghy nu oock oppe, wat dedet ghy u Huysvrouwe door oorsaecke van de logene? daer op Bernaert seyde. Ick vant my verwonnen, so vande schande mijns gelts, als van de schande ende beschaemtheydt die my (soo my dochte) door mijn wijf op quam: dies ick die dede dooden door mijnen dienare, die my oock seyde dat sy terstont daer na vanden Wolven verslonden wert. Als nu al dese dingen in der Soudaens tegenwoordigheyt geseyt, ende van hem ghehoort, oock mede wel verstaen waren, sonder dat hy noch wiste uyt wat oorsaecke Sicuraen dit aldus bestelde ende beschickt hadde, noch oock niet tot wat eynde desen handel wilde strecken, soo heeft Sicuraen tot hem gheseydt: hier meughde, mijn Heere klaerlijck genoegh bekennen hoe haer dese goede Vrouwe wel voorsien te wesen beroemen mochte van een Boel ende van een Man. Want de Boel heeft in luttel tijdts door logenen haer eere berooft, haer name gheschent, ende haer man bedorven, maer de man al te lichtveerdelijck meer gheloofs gevende eens anders valscheydt dan de waerheydt die

[pagina J4r]
[p. J4r]

hy uyt langher versochtheydt wel hadde moghen vernemen, heeft sijn Wijf doen dooden ende vanden Wolven laten eten. Boven ditte sietmen des mans ende boels liefde tot haerwaerts sodanigh te wesen dat zy een goede wijle met hun beyden gewoont ende omme ghegaen heeft sonder van hunlieden ghekent te wesen. Maer op dat ghy volkomentlijcken soudt mogen weten wat elck van hen beyden verdient mach hebben, so sal ick de Vrouwe al hier in uwer ende hunlieder teghenwoordigheyt doen komen indient u door sonderlinghe gratie belieft, den bedrieger te straffen, ende den bedrogene te vergeven. De Soudaen gesint zijnde om Sicuraen in al desen handel te verwilligen ende te believen sprack tot Sicuraen, dat hy dies wel te vreden was ende dat hy de Vrouwe aldaer mocht doen komen. Bernaert was dies geheel verbaest, als diese lanck doodt waende. Oock mede voorsach Ambroys nu zijn ongheluck al beancxt zijnde voor argher dant weder overgheven des gelts, ende en wiste niet oft hem opter Vrouwen komste meer te hopen oft te vresen stont, nochtans heeft hy haer komste verwacht met een groote verwonderinghe. Sicuraen dit dan verworven hebbende vanden Soudaen voor wiens knien hy hem selfs al weenende ter neder gheworpen hadde, verloor zy by nae in eenen oogenblick tijdts de manlijcke stemme ende oock mede de wille om meer een man te ghelijcken, ende sprac. Ic ben (mogende Heere) die ellendige ende onghevallighe Genevre die ses jaren lanck in mans gedaente bedelende door de weereldt ghedoolt hebbe, nae dat ick valschelijck ende schandelijck ghelastert ben gheweest door desen verrader Ambroys, ende oock door dien fellen ende quaden man onghelevert ben gheweest, om van eenen knecht vermoordt ende vanden Wolven verslonden te werden. Daer nae heeft zy haer kleederen voor van een ghescheurt, haer borsten ghetoont ende den Soudaen met alle die daer teghenwoordigh waren, doen blijcken dat zy een Vrouwe was. Voorts keerde sy haer omme nae Ambroys ende vraeghde hem spijtelijcken wanneer zy oyt van hem beslapen was alsoo hy hem voormaels beroemt hadde? De welcke haer nu al kennende ende van beschaemtheyt verstommet zijnde en wiste niet een woordt te seggen. De Soudaen, die dese Vrouwe altijdt voor een man aenghesien hadde, dese dingen siende, ende hoorende, werdt soo seere verwonderdt dat hy dickwils meynde 't ghene dat hy hoorde ende sach, meer eenen droom dan waerheyt te wesen: maer als het verwonderen nochtans verginc, ende hy de waerheyt bekende, heeft hy het leven, de stantvasticheyt, de zeden ende de deughtsaemheyt van vrou Genevre, die tot dier uren toe Sicuraen ghenaemt hadde geweest, met grooten love hooghlijck ghepresen. Daer nae dede hy eerlijcke vrouwelijcke kleederen, oock mede Vrouwen om haer verselschappen komen: ende vergaft haren man Bernaert (so sy dat begheert hadde) zijne wel verdiende doodt. Dese zijn Wijf nu kennende, is al weenende tot haer voeten gevallen ende badt haer om genade: het welcke sy hem (hoe wel hijs onweerdigh was) goedertierlijck verwillighde, hem ophief vander aerden ende vriendelijcken als haeren man omhelsde. De Soudaen beval dat Ambroys in't hooghste vander stadt aen eenen pael ghebonden, met honingh besmeert ende niet van daer ghenomen en soude werden, tot dat hy van selfs in stucken ter neder viel, het welcke alsoo gedaen wert. Daer na heeft hy oock bevolen datmen Ambroyssens goedt dese Vrouwe geven soude: het welcke so luttel niet waerdigh en was, oft het en liep over de thien duysent dobbel Ducaten. Doen werdt daer oock door zijn ghebodt een heerlijcke feest bereydt: daer hy Bernaert als de man van vrou Genevre als een peerle van de kuyssche Vrouwen: de welcke hy soo rijckelijck begaefde, soo

[pagina J4v]
[p. J4v]

met cleynodien, als met goude ende silvere vaten, oock met baren ghelde, dat het meer dan noch eens thien duysendt dubbelloenen waerdigh was. Als nu de feeste gheeynt was liet hy oock een schip voor hunlieden toe rusten: ende gaf hun oorlof om, alst hunlieden believen soude, thuyswaerts naer Genuen te seylen. Alsoo zijn zy daer wederomme rijckelijck ende met grooter vreughden ghekomen, daer sy met grooter eeren ontfanghen waren: ende sonderlinge vrou Genevre, die van elckerlijck doodt gewaent, ende nu altijdt tot haer doot toe voor een uytgenomen deughtsame Vrouwe gheacht was. Maer Ambroys wert op den selfden dagh datmen hem aen de pale stelde van de muggen, vlieghen ende wespen ten bene toe gheknaeght, ende doot ghebeten: wiens witte ghebeente daer langhen tijt aen de zenuen ghehecht zijnde, noch bleven liggen sonder van daer ghenomen te werden, tot een ghetuyghenisse zijns boosheydts voor alle de ghene die die dat saghen. Ende alsoo viel de bedriegher noch in zijn selfs graf, dat hy voor een ander ghedolven hadde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken