Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François HalmaVan Godt den Vader.9. Sondagh.26. Vrag. Wat gelooft gy met dese woorden: Ick geloove in Godt den Vader, den Almachtigen Schepper, des hemels ende der aerden ? Antw. Dat de eeuwige Vader onses Heeren Jesu Christi, die Hemel ende aerde, met al datter in is, uyt niet geschapen heeft a, die oock deselve noch door sijnen eeuwigen raet ende voorsienigheyd onderhout, ende regeert b, om sijns Soons Christi wille, mijn Godt ende mijn Vader zy c, op welcken ick alsoo vertrouwe, dat ick niet en twijffele, hy en sal my met alle nootdruft des lijfs ende der zielen versorgen d, ende oock al het quaed dat hy my in desen jammerdale toeschickt, my ten besten keeren e, want hy sulcks doen kan, als een almachtig God f, ende oock doen wil als een getrouwe Vader. g | |
10. Sondagh.27 Vrag. Wat verstaet gy door de voorsienigheyd Godts ? Antw. De Almachtige ende alom tegenwoordige kracht Godts a, door welcke hy Hemel ende aerde, | |
[p. (5)] | |
mitsgaders alle creaturen, gelijck als met sijner hand noch onderhout, ende alsoo onderhout, ende alsoo regeert b, dat loof ende gras, regen ende drooghte, vruchtbare ende onvruchtbare jaren, spijse ende dranck c, gesontheyd ende kranckheyd d, rijckdom ende armoede e, ende alle dingen, niet by gevalle, maer van sijne vaderlicke hand ons toekomen. f 28. Vra. Waer toe dient ons dat wy weeten, dat God alles geschapen heeft, ende noch door sijne voorsienigheyt onderhoud ? Antw. Dat wy in alle tegenspoet geduldig g, ende in voorspoet dankbaer zijn mogen h, ende in alles dat ons noch toekomen kan, een goet toeversicht hebben op onsen getrouwen Godt ende Vader i, dat ons geen creature van sijner liefde scheyden kan k, aengesien dat alle creaturen alsoo in sijner hand zijn, datse tegen sijne wille hen noch roeren noch bewegen konnen. l |