Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[2] Bruijloft-liedt

Commentaar

Louise vander Noot, dochter van Karel vander Noot en Anna Manmaker, trad op 19 oktober 1614 in het huwelijk met Philips Zoete van Lake, gezegd Houthain, zoon van Alexander Zoete van Lake en Margaretha van Berchem.Ga naar eindnoot1 Huygens' vader Christiaan was zeer bevriend met de familie Vander Noot.Ga naar eindnoot2 Op zijn verzoek schreef Huygens dit bruiloftsgedicht. In zijn autobiografie brengt de dichter dit als volgt in herinnering:

Gezien mijn leeftijd was ik natuurlijk nog maar een pover dichtertje met weinig inspiratie, maar omdat mijn vader, die altijd in vriendschap en respect met die familie verbonden was geweest, erop aandrong, kon ik er niet onderuit deze stralende echtverbintenis in een gedicht te bezingen.Ga naar eindnoot3

 

Huygens' bruiloftsdicht is een eigen vertaling van zijn oorspronkelijk in het Frans gedichte Epithalame aux nopces de Monsr. d'Houtain avec Madamoiselle vander Noot.Ga naar eindnoot4 Woorden en zinswendingen in het Nederlands herinneren daar aan: Regel 21 ‘in goeden Ernst’ is bijvoorbeeld een letterlijke vertaling van ‘à bon escient’. In de Nederlandstalige versie komt het Franse woord ‘flambeaux’ ook voor (r. 35). De varianten in de Nederlandse versie van regel 120 gaan duidelijk terug op de Franse lezing.

Waarschijnlijk heeft Huygens zijn gedicht in een tweetalig afschrift aan het bruidspaar aangeboden. In het bewaard gebleven kalligrafisch netafschrift (H2) heeft de dichter de regels 99 en 101 alsnog gewijzigd. Dit afschrift zal niet het aangeboden exemplaar zijn geweest; waarschijnlijk wel de legger daarvoor.

Het afschrift van de Franse tekst dat in de British Library wordt bewaard, heb ik buiten beschouwing gelaten.

Het Gesangh der Musen in dit gelegenheidsgedicht heeft de dichter zelf op muziek gezet. In de autobiografie zegt Huygens:

Het was ook letterlijk ‘bezingen’, want ik had in het elegische gedicht zelf gecomponeerde meerstemmige zangstukken ingelast.Ga naar eindnoot5

 

Deze zangstukken, negen in getal - voor elke Muze één - vervaardigde Huygens op de wijs van Amour blesse mon sein, een air de cour van de Franse componist Pierre Guédron. In dat lied spoort de zanger Amor aan hem nog meer wonden toe te brengen; de pijn wordt toch overstemd door de vreugde nu

[pagina 96]
[p. 96]

de hand van de geliefde hem geneest. Met enige metrische vereenvoudigingen en onder toevoeging van een baspartij van eigen makelij brengt Huygens deze air te pas bij de bruiloft van Louise vander Noot en Philips Zoete van Lake.

Het verdriet dat nog in de familie leeft om de dood van de vader van de bruid (30 augustus 1614) zal op deze bruiloftsdag plaatsmaken voor de vreugde die Philips meebrengt (r. 93 ‘Louises doot’ is de dood waarmee zij werd geconfronteerd, die van haar vader). Bij een tweede Frans lied op dezelfde wijs noteerde Huygens de melodie in noten. Dat is het vroegste voorbeeld van door hem genoteerde muziek.Ga naar eindnoot6

Vader Christiaan Huygens was trots op de literaire prestatie van zijn zoon Constantijn. Hugo de Groot kreeg persoonlijk een kopie overhandigd toen hem raad werd gevraag inzake de inrichting van Constantijns juridische studiën.

Aan het slot van zijn brief aan Christiaan met de gevraagde adviezen brengt Hugo de Groot het gedicht ter sprake:

t'Epithalamium bij u.E. soon gemaeckt op de bruijlloft vand'Heere hautain geeft my hoope Dat hy in de Poesie soo in dije als in andre taelen soude connen excelleren soo hy hem ernstelijck daer toe wilde begeven. De inventie is levendigh: de woorden exquijs. Ick sa[l] met u.E. oorloff de copije my by u.E. behandight ter mijn contentement ende ter eere van soo goeden verstant bewaeren.Ga naar eindnoot7

 

Jaren later denkt Huygens hieraan terug:

Ik durf best te zeggen dat ik mij gevleid voelde met de oprechte en uitvoerige complimenten van Hugo de Groot, toen hij van dat jeugdgedicht kennis nam. Als ik het wel heb, is het bewijsstuk hiervoor - een brief van de geniale man - nog te vinden onder de papieren van mijn vader.Ga naar eindnoot8

Uitgaven

Worp Gedichten i, p. 60-68.

Literatuur

Kossmann en Annegarn 1960; De Vos 1981; Bostoen 1987; Grijp 1987; Van Seggelen 1987.

Thematische bron

Huygens' bruiloftsdicht is een eigen vertaling van zijn oorspronkelijk in het Frans gedichte Epithalame aux nopces de Monsr. d'Houtain avec Madamoiselle vander Noot. Van dit Franse gedicht wordt een afschrift bewaard in Londen (British Library, Ms. Add, 22, 953 fol. 108r-110v).

Ik geef hier de tekst van de verso-pagina's van het netafschrift H2.

Overlevering

H1 Ontwerphandschrift. Autograaf Huygens, ka xlsa, 1614. Een katern van een dubbelblad, 205 × 103 mm. Op fol. 2r staat gedicht [1]. De andere zijn beschreven met [2].
Fol. 1r: regel 1-40; fol. 1v r. 41-62, van r. 61 en 62 is ook een variant paar genoteerd. Na een streep volgen nog de slotregels 117-120, met een drietal variante regels daarbij.
Fol. 2v: lied, strofe 1-6 in linkerkolom, 7-9 in rechterkolom toegevoegd blijkens omkadering van elke strofe.

[pagina 97]
[p. 97]

H2 Netafschrift in Huygens' eigen hand. ka xli. Franse gedichten 1614. Katern van drie dubbelbladen (30 × 20 cm) samengebonden met een groen koordje.
Kalligrafisch schrift. De Franse tekst staat op de verso-pagina's, de Nederlandse op de rectozijden. Het katern is in negentiende-eeuwse hand gepagineerd.
Verdeling van de tekst: p. 2: r. 1-22; p. 4: r. 23-48; p. 6: r. 49-68; p. 8: r. 69-98; p. 10: r. 99-120.

Datering

De gedichten zijn gedateerd: 1614. Het huwelijk van Philips de Soete de Laeke van Houthain met Louise van der Noot is te Sluis voltrokken op 19 oktober. In het lied wordt gesproken van t'swaer gedacht Van rouwe (r. 67-68). De dood van Karel van der Noot, de vader van de bruid, op 30 augustus 1614, heeft de familie in rouw gedompeld. Het gedicht zal dus geschreven zijn na 30 augustus en voor 19 oktober 1614.

Varianten



illustratie

  [titel]
  H1 [ontbreekt]

1 H1   T'gebeurde   een somerdach dat de Goddin der Minnen  
  H2   [ ] eens Somerdaechs [ ]

2 H1   Bevangen met   een slaep die haer ginck   overwinnen,
  H2   Bevanghen [ ] den vaeck [ ] overwinnen

3 H1a α Haer leijde neer ter rust   opt' soete clo clo-op
  b   [ ] ophet soete clo-clop
  H2 β [ ] op s'waters soet clo-clop

[pagina 98]
[p. 98]


illustratie

4 H1 α Van t'water spruijtende uijt een Paphisch' steenrots top.
  H2 β Spruijtende boven [uijt een] Paphisch [steenrots top.]

5 H1   Terwijl sij ieijt en slaept, terwijl sij leijt en   roncket,
  H2   [ ] roncket

6 H1   Cupido die altijt iaecht, soeckt, bespiet, beloncket,  
  H2   Cupido, [ ] altijdt jaecht, [ ]

7 H1   Denckend' aen een stuck werckx dat hem noch wel behaecht,  
  H2   Denckende [ ]

8 H1   Aen een paer pijlen in een paer herten   geiaecht,
  H2   [ ] gejaecht,

9 H1   Wel aen (seijdt hij) wel   aen ick moet mij gaen vercloecken,  
  H2   [ ] aen, [ ]

12 H1a   Heeft mij   mijn rijck met twee liefkens vermeert.
  b   [ ] alree [mijn rijck met twee liefkens vermeert]

13 H1   Ick wil gaen wecken op de   drij-mael-drij goddinnen
  H2   [ ] Drij-mael-drij Goddinnen,

14 H1   Dat sij haer houden ree,   ent' bruijloft-liet beginnen,
  H2   [ ] en t'bruijloft-liedt beginnen;

15 H1a   Want seker t'is hooch tijdt. phlips wacht   mij allen dach,  
  b   [ ] {mij} [ ]
  b   [ ] {ons} [ ]
  H2   [ ] ons [ ]

16 H1a   louise en weet oick niet waer ick vertoeven mach.  
  b   / /  
  H2   louise weet [ ]

17 H1   Sijn praetgen dus   volent. strackx gaet hij henen swermen  
  H2   [ ] volent, [ ]

18 H1   Snijdende   locht en wint met sijn veer-dragende ermen.  
  H2   [ ] Locht [ ] windt [ ]

19 H1   De   moeder corts ontwaeckt, gelijck sij was gewoon  
  H2   [ ] Moeder [ ]

20 H1a   Vindet   noch al bij haer behalven haren   soon.  
  b   [ ] {noch al bij haer} [   ]
  b   [ ] {al ontrent haer,} [   ]
  b   [ ] {al ontrent haer,} [   ]
  H2   [ ] al ontrent haer, [ ] zoon:  

21 H1a   Staet op in goeder   ernst, loopt, soeckt, gaet,   compt,   bespiet
  b   [   ] bespiedet
  H2   [ ] Ernst, [ ] comt,   bespiedet,

[pagina 99]
[p. 99]


illustratie

22 H1 Dan eens hier, dan eens daer,   schreewet, dreijghet, gebiedet,  
  H2 [ ] schreeuwet, dreijget, [ ]

23 H1 Ha!   valschen Cupido, ist soo datmen u   souw
  H2 [ ] Valschen [ ] souw'

24 H1 Vinden in tijdt van noot u   moeders sorghe trouw<,>>?  
  H2 [ ] Moeders [ ]

25 H1 Ist <al>soo dat ghij behoord' hier alleen leggen laten
  H2 [Ist alsoo dat ghij] hoord' [hier] dus [alleen] te [laten]

26 H1 Die haer op u, malloot, op u   hadd' gaen verlaten?  
  H2 [ ] had' [ ]

27 H1 Ick   belooft u ghij schelm. Veel tranen te gelijck  
  H2 [ ] beloof het u Schelm! [ ]

28 H1 Hielen   t' woordt in de   keel, t'water quam op den dijck.  
  H2 [ ] t'woordt [ ] keel; [ ]

29 H1 Hebbende dan bijnaer verloren   hoop end' luste
  H2 +[ ] hop' en <r>>luste

31 H1 Int'   sorgen voor de feest, gaet   even wel voort' lest
  H2 [ ] sorghen [ ] evenwel voor t'lest

32 H1 Clauteren op een   rots, al haer   macht al haer best.
  H2 [ ] rots [ ] vrouwlijcke best;

34 H1 De posten van haer   hert getuijgen vanden rouwe,  
  H2 [ ] hert, getuijghen vanden [ ]

38 H1 Een   maeghdelijcke schaer, die haer ten dans   verlochte.
  H2 [ ] vrouwelijcke [ ] verlochte;

39 H1 Sij blijft al sitten stil, verstaende nu bijcans  
  H2 Maer sij houdt haer al [stil, verstaende ]

40 H1a Den weerslach van   haer liet, den opsprongh   van den dans.  
  b [ ] het [   ]
  H2 [ ] haer [ ] vanden [ ]

41 H1a Als   de   schaer naerder   quam.   met een kijvende stemmen,  
  b [ ] den   hoop [   ] roept sij met luijder [stemmen,]  
  H2 +[   ] Hoop [ ] quam,   [ ]

42 H1 Is dien   voor-danser niet mijn lecker quaet om temmen?  
  H2 [ ] voordansser [ ]

43 H1 Ja voorwaer, hij ist   selfs, ja eervergeten guijt
  H2 [] voorwaer [ ] selfs, Comt eer-vergeten guijt,

[pagina 100]
[p. 100]


illustratie

45 H1a   Dien andren   gansch verbaest,   siende haer uijt den sinne,
  b   Den [   ] van [haer] soo te sien   tieren,
  H2   [   ] niet verbaest,   [ ] tieren

46 H1a   Gaet haer vrijelijck   aen, Hoort moeder-lief-goddinne,  
  b   [   ] goedertieren,  
  H2   [ ] aen: Hoort Moeder   [ ]

47 H1   Ben ick van uwen toorn de oirsaeck   mogelijck,
  H2   [ ] mogelijck

49 H1   Dat ghij mij dus   bekijft, Ick bidd' u niet te minne  
  H2   [ ] bekijft: [ ]

50 H1   Stelt   dese swaricheijt eenen dach uijt den   sinne.
  H2   [ ] deze [ ] sinne:

51 H1   Het is nu voirtaen tijdt eens om den sangh   gedacht,
  H2   [ ] gedacht;

52 H1   Siet ghij niet   dese<n hoo>>schaer die naer u staet en wacht?  
  H2   [ ] deze [ ]

53 H1a   Siet daer Calliope heeft <*g*>>b>>gereijt alle dingen
  b   [ gereijt] al haer [dingen]
  H2   Alree [Calliope heeft] bereijt all' [haer] dinghen

54 H1   Om van phlips en louise het   bruijloft-liet te singen.
  H2   [ ] bruijloft-liedt [te] singhen.

55 H1   De schoone   Minnen-moer, hoorende   t' soet vermaen  
  H2   [ ] Minnen-moer, [ ] t'soet [ ]

56 H1a   Der namen, laet   terstont allen haer   grampschap gaen  
  b   [   ] gramschap [ ]
  H2   [ ] terstondt [   ]

57 H1   En s'kints misdaet met   een. schickt haer onder de   maechden
  H2   [ ] een: [ ] maechden,

58 H1   Roepende,   gaen wij dan Susters die mij behaechden,  
  H2   [ ] Gaen-wij [ ]

59 H1   Ick wil sijn   van den hoop. Calliope   singt voor,  
  H2   [ ] vanden Hoop: [ ] singht [ ]

60 H1   Ghij   ander' als sij swijght, helpter   malcandren door.  
  H2   [ ] ander', [ ] malkandren [ ]

61 H1a α Het gehoorsaemt heur al, Calliope gaet beginnen,
  {α Het gehoorsaemt heur al, Calliope gaet beginnen,}
  b   {β Men volcht haer ordre naer. Calliop' als men haer seije}

[pagina 101]
[p. 101]


illustratie

  c   {α Het gehoorsaemt heur al, Calliope gaet beginnen,}
  c   {β Men volcht haer ordre naer. {Calliop's als} men haer seije}
  c   {β Men volcht haer ordre naer. {*En d'ouste>outste* soo} men haer seije}
  H2   [Men volcht haer ordre] naer; d'outste [soo men haer seije]

62 H1a α De rest volgt al naer heur, Venus leijt de Goddinnen.
  b   {De rest volgt al naer heur,} [Venus leijt de Goddinnen.]
  b   {Haer susters volgen heur,} [Venus leijt de Goddinnen.]
  c {α {De rest volgt al naer heur,} [Venus leijt de Goddinnen.]}
  c {α {Haer susters volgen heur,} [Venus leijt de Goddinnen.]}
  c {β Songh voor, haer Susters naer, venus leijde den reije.}
  H2   [Songh voor, haer Susters] naer; Venus [leijde den reije.]

62/63 H1   De titel: ‘Gesangh der Musen, op de wijse van Amour blesse mon sein. etc.’ ontbreekt. Ook de namen der muzen boven de strofen ontbreken.

63 H1   Hier   comt hij dan int'   lest
  H2   [ ] kompt [ ] lest,

64 H1   Hier   comt hij dan   verschijnen,
  H2   [ ] kompt [ ] verschijnen,

65 H1   Den dach die tranen   slest
  H2   [ ] slest,

66 H1   Dach die druck doet   verdwijnen.
  H2   Dach, [ ] verdwijnen,

67 H1a   Die om te   stooren t'swaer gedacht  
  b   [   ] {stooren} [ ]
  b   [   ] {staken} [ ]
  H2   Die, [ ] stooren [ ]

71 H1   Maer   siet schoone   louis'
  H2   [ ] siet, [ ] louis',

73 H1a   Laet staen van rouwe t'swaer gedacht  
  b   {Laet staen} [ ]
  b   {Staecket} [ ]
  c   {{Laet staen} [ ]}
  c   {{Staecket} [ ]}
  c   {cont ghijt' noch houden in [gedacht] }
  H2   Cont [ghijt' noch houden] in't [gedacht]  

76 H1   Die om te doen   verschieten
  H2   [ ] verschieten,

77 H1a   T'leet dat u hadd' belaen
  b   {T'leet dat u hadd' belaen}
  b   {met vteuchden u getraen.}
  H2   Met vreuchden, [u] getraen

[pagina 102]
[p. 102]


illustratie

79 H1a   Die om te   stooren etc. [= t'swaer gedacht]  
  b   [ ] {stooren} [ ]
  b   [ ] {staken} [ ]
  H2   Die,[ ] stooren [   ]

80 H1   Van   rouwe etc. [= was verwacht.]  
  H2   [ ] rouwe, [ ]

81 H1   Siet hier u   Sonne-schijn
  H2   [ ] Sonneschijn

83 H1   De wolcken van u   pijn,
  H2   [ ] pijn

84 H1a   Comt sijn   aenschijn ondecken.  
  b   [ ] {aenschijn} [ ]
  b   [ ] {stralen} [ ]
  H2   [ ] aenschijn ontdecken.  

85 H1   Die om te etc. [= stooren t'swaer gedacht ]
  H2   Die, [ ]

86 H1   Van   rouwe etc. [= was verwacht.]  
  H2   [ ] rouwe, [ ]

87 H1   Laet dan u   krijten staen,  
  H2   [ ] schreijden [ ]

88 H1   Houdt op, schoonste Goddinne,  
  H2   Hout [ ]

89 H1   En om vreucht te   begaen
  H2   End' [ ] begaen,

90 H1   Stelt droefheijt uijt den sinne.  
  H2   Set [ ]

91 H1   Staeckt nu van rouwe   tswaer gedacht  
  H2   [ ] t'swaer [ ]

95 H1   (O g'luck ô wonder groot!)  
  H2   [ ]g'luck! [ ]

97 H1   Dat ghij moet staken t'swaer etc. [= gedacht]  
  H2   [ ]staecken [ ]

99 H1 α phlips vindt hem wel   (met reen)
  H2a   [ ] (met re'en)
  b β [ ] getroudt

100 H1   louise   van gelijcken:
  H2   [ ] van-gelijcken,

[pagina 103]
[p. 103]


illustratie

102 H1 α Sij sijn beijde te   vreen
  H2a   [ ] zijn [ ] vre'en
  b β Niemant die s'hem berout,

103 H1   Die om te   staken etc. [= t'swaer gedacht]  
  H2   Die, [ ] stooren [ ]

104 H1   Van   rouwe etc. [= was verwacht.]  
  H2   [ ] rouwe, [ ]

105 H1   Op dan Dryaden   schoon
  H2   [ ] schoon,

106 H1   Op Godt der   Houwelijcken
  H2   [ ] Houwelijcken,

107 H1a   Met luijd-verheven toon.  
  b   Singt met [ ]
  H2   [ ] verheven toon,

108 H1   O dach sonder etc. [= gelijcken!]

109 H1   Die etc. [= om te stooren t'swaer gedacht]  
  H2   Die, [ ]

110 H1   Van etc.   [= rouwe was verwacht.]
  H2   [ ] rouwe, [ ]

111 H1   Op   nimphen met   geschal
  H2   [ ] Nymphen [ ] geschal,

112 H1   Op   herderkens. laet blijcken  
  H2   [ ] herderkens, [ ]

114 H1   O   Dach sonder   gelijcken
  H2   [ ] dach [ ] gelijcken!

115 H1   Die om te   staken t'swaer etc. [= gedacht]  
  H2   Die, [ ] stooren [ ]

117 H1   Uranie sweech stil,   Venus strax naer de   leste
  H2   Urania [ ] Venus, stracx [ ] leste,

118 H1   Songh Hymen Hymenée, om oick te doen haer   beste,
  H2   Songh, [ ] beste.

119 H1a α Neemt se dan in danck aen philips, houtse voor goet
  b {α Neemt se dan in danck aen philips, houtse voor goet}
  b {β phlips, neemt het aen <indanck>>in danck, louise houdet voor goet,}
  H2 β phlips [neemt het aen in danck, louise houdet voor goet,]

120 H1a   α louise<d'eerste e>>d'eer die u mijn muse doet en moet.
  b   {α louise d'eer die u mijn muse doet en moet.}
  b   {β 'T'is d'aldereerste eer die u mijn Muse doet.}

[pagina 104]
[p. 104]


illustratie

  c { {α Louise d'eer die u mijn muse doet en moet.}}
  c { {β T'is d'aldereerste eer die u mijn Muse doet.}}
  c { T'is d'aldereerste eer die ick u doe en moet.}
  H2   [T'is d'aldereerste eer die ick u doe, en moet.]
 
  [onderschrift en datering]
  H1   C.H.
  H2   Finis. 161*4*>>4

eindnoot1
Jutten 1902.
eindnoot2
Zie voor biografische gegevens Worp Gedichten i, p. 60 en 61, noot 1 en 2. Zie ook Bostoen 1987, p. 32 en 33, noot 14. Christiaan Huygens was getuige bij de doop van een dochter, geboren uit dit huwelijk. Zie de brief van Philipe Zoete De Houthain aan Christiaan Huygens ‘de l'Escluse, de 11de Juliet 1619’ (uba Signatuur: 27 An. 1).
eindnoot3
Constantijn Huygens, Mijn jeugd, p. 121.
eindnoot4
Van Seggelen 1987, p. 76. Van Seggelen noemt Huygens' eerste Franse verzen, waaronder dit bruiloftsvers, niet meer dan ‘vingeroefeningen’.
eindnoot5
Constantijn Huygens, Mijn jeugd, p. 211.
eindnoot6
Zie Kossmann en Annegarn 1960 en Louis Peter Grijp 1987. Huygens' muzieknotatie is afgebeeld in Kossmann en Annegarn 1960, in Strengholt 1987a, p. 22 en in de tentoonstellingscatalogus Constanter, p. 9. Tijdens de Huygensherdenking op 28 maart 1987 is het Gesangh der Musen o.l.v. Louis Peter Grijp uitgevoerd in de Haagse Kloosterkerk.
eindnoot7
Bostoen 1987, p. 26.
eindnoot8
Deze brief maakt sinds 1947 deel uit van de collectie handschriften der Koninklijke Bibliotheek (signatuur 68 B 24:4). Dick de Vos bracht hem als eerste in verband met Grotius en Christiaan Huygens (De Vos 1981). Zie ook Bostoen 1987, p. 26.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken