Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[28] De visscher die men roemt

Commentaar

‘Annae Roemer innotui et Hoofdio ceterisque’ (met Anna Roemers heb ik kennisgemaakt en met Hooft en de anderen) luidt de tekst in Ungers uitgave van Huygens' dagboek bij 11 februari 1619. Hoogstwaarschijnlijk vond deze kennismaking echter pas een jaar later plaats bij gelegenheid van de begrafenis van Anna's vader, Roemer Visscher. Huygens' kleinzoon Constantijn iv (1675-1739), die het dagboek op basis van authentieke documenten samenstelde, heeft zich voor deze aantekening gebaseerd op een handschrift van Huygens waarin

[pagina 204]
[p. 204]

deze ontmoeting bij het verkeerde jaar is geplaatst.Ga naar eindnoot1 Hooft zal zeker aanwezig geweest zijn op Roemers begrafenis. Hij wijdde twee grafschriften aan hem.Ga naar eindnoot2 Maar meer dan oppervlakkig zal toen op 11 februari 1620 de kennismaking tussen Huygens en Hooft niet geweest zijn.

Tien maanden later, in december 1620, na zijn reis naar Venetië die duurde van 25 april tot 7 augustus 1620, zoekt Huygens opnieuw contact met zijn Amsterdamse collega's en schrijft hij dit gedicht. Het begint met een klacht over de dood van Roemer (r. 1-20), waarin de Haagse dichter de beide weesgeworden dochters zeer prijst. Huygens heeft vermoedelijk Hoofts grafschriften op Roemer Visscher gekend. Het tweede daarvan is gedrukt in de door Anna Roemers bezorgde editie van Roemer Visschers Zinnepoppen die waarschijnlijk kort na diens overlijden is verschenen.Ga naar eindnoot3 De woordspelingen gebaseerd op de naam Roemer en zijn Sinnepoppen vinden wij bij beide dichters. In Huygens' eerste twee regels echoën Hoofts gedichtjes na. Huygens overtreft Hooft in woordspeligheid door ook de achternaam Visscher in het spel te betrekken.

Met r. 21 introduceert Huygens Hooft in zijn gedicht om hem in r. 30 vervolgens sprekend in te voeren. Hooft biedt zich - in Huygens' woorden - aan de zusjes Visscher aan als hun nieuwe leidsman (r. 21-52).

Hierna maakt de droefheid van twee (van Anna en Maria Tesselschade) plaats voor de vreugde van drie (Hooft is erbij gekomen, r. 53-56).

Huygens eindigt zijn gedicht met een driedelige peroratie: eerst prijst hij de aldus ontstane ‘drijhoeck van de Deughd’, vervolgens richt hij zich tot de ‘Gheluckich Hooft-Poeet van all die Holland baerde’ (r.61) om te besluiten met een aanspraak aan het ‘Geseghent Suster-paer’.

Dit gedicht heeft, op verzoek van Anna Roemers, aan Hooft een gedicht aan Huygens ontlokt. Zie het commentaar bij de reeks [29]-[30].

Uitgaven

Worp Gedichten i, p. 195-196; Worp 1918, p. 14-16 (met annotaties); Van der Heijden, Spectrum 8, p. 21-24 (met annotaties); Zwaan 1974a, p. 13-19 (met inleiding en annotaties).

Literatuur

Hinloopen 1814 (woordvormingen); Worp Briefwisseling i, p. xxxvii, n. 1; Hellinga 1967, p. 43-44; Tuynman en Zwaan 1968, p. 53; Strengholt 1976, p. 129; Smit 1980, p. 83-84; Van Tricht 1980, p. 106; Strengholt 1986, p. 268; Leerintveld 1989, p. 30-31; Smits-Veldt 1994, p. 39-41; Schenkeveld-Van der Dussen 1999, p. 25-26.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1620, fol. 7r. Een enkel blad van 308 × 195 mm. In twee kolommen beschreven. De regels 1 t/m 48 staan in de linkerkolom, de regels 49 t/m 72 in de rechterkolom. De titel is geschreven onder de dagtekening en ondertekening.
H-Ot Dit blad heeft als kopij gediend voor de druk van de Otia. Strepen tussen de regels en signaturen duiden daarop. In deze fase zijn ook wijzigingen en correcties aangebracht.

[pagina 205]
[p. 205]

Ot Otia 1625. ‘Lib. vi Van Als’ M2r-M3r, p. 93-95.
K1 Koren-bloemen 1658. ‘iiii. Boeck’, Van Als, ([2B4]-2Cr), p. 199-201 [onjuist gepagineerd 211-213].
K2 Koren-bloemen 1672. ‘viii. Boeck’, Mengelingh, (3L-3L2), p. 449-451.

Datering

H is gedateerd: vio. Kal. Jan. 1620 (= 27 december 1620).

Varianten



illustratie

  [titel]
  H Aen | De Heere P.C. Hooft | ende | Jonckv.wen Anna ende Tessel-schade | Visscher | op haerlieden onderlinghe | drij-hoeckighe vriendtschap.
  H-Ot Aenden Heere Drossart hooft, | ende de Ioff.wen anna ende tessel | schade visscher, op't overlijden | van haer' Vader.
  K1 [Aen den Heere] Drost [etc. idem als H-Ot]

1 H De Visscher diemen roemt dat nemmer niet   en miste,  
  K1 [ ] schier [ ]

[pagina 206]
[p. 206]


illustratie

2 H Die uijt   der Poppen-sinn de Sinne-poppen viste,  
  H-Ot [ ] den [ ]

3 H De Roemer daer Natuer haer schatten in verschonck,
  H-Ot [ ] haer' [ ]

4 H Daer al dat mondigh was siel-wateren uijt dronck,
  H-Ot [ ] all [ ]

5 H Was   eijntelijck gevelt, en die   Oraclen sweghen,  
  H-Ot [ ] eindelick [   ]
  K1 [   ] orak'len [ ]

7 H Wijse Anna sagh   rontom, schoon' Tessel   stont   verbaest,  
  H-Ot [   ] bedroeft, [ ] stond [ ]
  Ot Wijs' [   ]
  K1 [   ] verbaest;  

8 H Ach! seijde d'een dus vroegh! en d'ander,   ach! dus haest!  
  H-Ot Ah! [ ] ah! [ ]

11 H Waer is 'tbegheerigh oogh dat uwer voeten   pas
  H-Ot [ ] pass

12 H En   altijdt vierich   volchde, en   altijdt gierich las?  
  H-Ot [ ] altijd [ ] volchd', [ ] altijd [ ]

13 H En   Ghij gepresen Stift, en ghij   bekende Naelden,  
  H-Ot [   ] vernaemde [ ]
  K1 [ ] Ghy, [   ]

14 H En ghij beroemde   Pen die mijn' gedachten maelden
  H-Ot [ ] Penn [ ]
  K1 [ ] Pen, [ ]

15 Ha Bij tijden op den Doeck, bij   tijden op 'tgelas,  
  b [ ] {tijden} [ ]
  b [ ] {buijden} [ ]
  H-Ot [ ] buijen [ ]

16 H Bij   tijden op 'tpapier als't ernst en ijver   was,  
  H-Ot [ ] beurten [   ]
  K1 [   ] was;  

17 H Waer is <*x*>>de blijde   handt die lievers niet en   raekte
  H-Ot [ ] hand [ ] raeckte

18 H Dan daer van uwer drij ijet bleeck, ijet blonck, ijet   blaecte?
  H-Ot [ ] blaeckte?
  Ot [ ] blaeckte:
  K2 [ ] blaeckte?

[pagina 207]
[p. 207]


illustratie

19 H Troostloose   Suster-paer, waer is de wijse   mondt
  H-Ot [ ] Weesen-hert, [ ] mond
  Ot Troost'loose [   ]

20 H Die   t'onser onderwijs noijt toe, noijt   stil en   stondt?
  H-Ot [ ] t'uwer [ ] still [ ] stond?

21 H Waer is. De voorder   clacht wierdt schielick   wedersproken,  
  H-Ot [   ] klacht wierd [   ]
  Ot [ ] is. De voorder'   klacht wierd schielick   wedersproken,  
  K1 [   ] wedersproken;  
  K2 [   is.] [ De   ]  

22 H Den diep-geschapen sucht in sijnen traen gebroken
  H-Ot De   diepst-geschapen [ ]
  Ot [ ] diepst geschapen [ ]

23 H Door   een bekende   stem, het   droeffelijcxte woordt
  H-Ot [   ] stemm, [ ] droeffelicxte woord  
  K1 [ ] een' [ ] stemm; [   ]

24 H Soo   tijdelijck gestopt als   minnelijck gesmoort.  
  H-Ot [ ] tijdelick [ ] minnelick [ ]

25 H Der Princen taelman Hooft ( die 't Nederlant ter eeren  
  H-Ot [   ] Nederland[   ]
  Ot [ ] (die, [   ] eeren,

26 H Den koninghen sijn' spraeck, den   Keijseren doet leeren,  
  H-Ot [ ] Keiseren [ ]

27 H Roept eewen achterwaerts, brenght landen in sijn   landt,
  H-Ot [ ] land,

28 H Sleept steden in sijn' Stadt, dwinght scepters in sijn'   handt)
  H-Ot [ ] hand)

29 H Beweeghde dit   gekerm. Stelpt die verloren   tranen  
  Ot [ ] gekerm: [   ]
  K1 [   ] traenen,

30 H O een' en   ander'   Maeght (begon hij te vermanen)  
  H-Ot [   ] Maeghd [ ]
  K1 [ ] ander   [   ]

32 Ha Zoo   langhe 'tschip   in storm noch op een ander rijdt?  
  b [   ] {in storm} [ ]
  b [   ] {ter zee} [ ]
  H-Ot [   ] ter zee [ ]
  K1 [ ] lang het schip   [   ]

33 H De Vader die ghij mist   belet ick U te derven,  
  H-Ot [ ] belett [ ]

[pagina 208]
[p. 208]


illustratie

34 H Mijn leven   schenck ick U in plaetse van sijn sterven,  
  H-Ot [ ] zij voor [ ]

35 H In   'swerelts drooghe diep, en ongebaeckte   sandt
  H-Ot [ ] 'swerelds [ ] sand

36 H Belov' ick U mijn' hulp, mijn' herssenen, mijn'   handt.
  H-Ot [ ] hand.

37 H De daghen mijner   jeught en   ombevleckte nachten,  
  H-Ot [ ] jeughd [   ]
  Ot [   ] onbevleckte [ ]

38 H In deughden toe gebroght,   in ernstighe gedachten,  
  H-Ot [ ] en [ ]

39 H In   weten-giericheijt sorchvuldichlijck besweet,  
  H-Ot [ ] weten-giericheit sorchvuldichlick [ ]
  K2 [ ] wetens-gierigheit [   ]

40 H In tael en wetenschap   geluckelijck   besteedt  
  H-Ot [ ] geluckelick   [ ]
  Ot [   ] besteedt,  

41 H Bested' ick weer   tot   U, de langh verleden jaren  
  H-Ot [ ] voor [   ]
  K1 [   ] u; [ ]

42 H Van   'swerelts maecksel aff, en zoo   veel holle baren  
  H-Ot [ ] 'sWerelds [   ]
  K1 [   ] veel' [ ]

43 H Als zedert tot op nu   daerover sijn   gejaeght,
  Ot [ ] daer over [ ] gejaeght
  K1 [   ] gejaeght,

44 H En   sijn mij niet ontkent, ick   hebb' het al doorknaeght,  
  H-Ot [ ] zijn [   ]
  K1 [   ] heb [ ]

45 H En all tot uwer   baet, zoo verr' u lust te maeijen,  
  K1 [ ] baet; soo verr [ ]

46 H Mij lust soo goeden   grondt van 'tmijne te   besaeijen.  
  H-Ot [ ] grond [   ]
  Ot [   ] besaeyen:  

47 H Op 'tsluijten van   een   Sin in rijmende gedicht  
  H-Ot [   ] Sinn [ ]
  Ot [   ] Sinn' [ ]
  K1 [ ] een' Sin [ ]

[pagina 209]
[p. 209]


illustratie

48 Ha (Hoewel   u handt   daerin voor   niemant niet en swicht)  
  b [ ] daerin u   handt [   ]
  H-Ot [   ] hand [ ] niemand [ ]
  Ot [ ] daer in [   ]

49 Ha Verstaen ick   oick mijn deel, en   mogelijck wat vonden  
  b [   ] ruijm [   ]
  H-Ot [   ] mogelick [ ]
  Ot Verstae [   ]

50 H Wt mijnen koker u bij wijlen <m>>sullen   monden,
  K1 Uijt [ ] monden;

51 Ha Wij   connen't al niet   all, de groote   Schepper   geeft,  
  b [ ] konnen't [   ] Ghever   [   ]
  Ot [   ] geeft  
  K1 [   ] al; [   ]  

52 H En menichmael, aen een dat ijeder niet en heeft.  
  H-Ot Aen eenen menighmael [ ]

53 H 'Twas te gewilden waer om langer aen te   prijsen
  Ot [ ] prijsen,
  K1 [ ] prijsen;

54 H Der   maechden blij gelaet begonde te verrijsen,  
  H-Ot [ ] maeghden [ ]

55 H De droeve wolck verdween, de Sonne scheen ver<*s*>>heucht,

57 H O meer als   echten knoop   geluckelijck gebonden!  
  H-Ot [ ] echte [ ] geluckelick [ ]

58 H O drijhoeck vande   deught van boven aff gesonden!  
  H-Ot [ ] Deughd [ ]

59 H Volmaeckste   Sielen-bandt van   all die   Phoebus   siet,  
  H-Ot [ ] Sielen-band [   ]
  Ot [   ] all' [   ]
  K1 [ ] Zielen band [   ] Holland   siet  
  K2 [ ] Zielen-band [   ] siet,  

61 H Gheluckich Hooft-Poeet van   all die   Hollandt baerde  
  H-Ot [   ] Holland [ ]
  Ot [ ] all' [   ]

66 Ha Dat swanghere vernuft zoo nuttelijck t'ondaden?  
  b [ ] {nuttelijck} [ ]
  b [ ] {mildelick} [ ]
  H-Ot [ ] mildelick [ ]

[pagina 210]
[p. 210]


illustratie

67 H   Geseghent Suster-paer,   der Amstel-nymphen eer  
  H-Ot   Geseghend[   ]
  K2   [ ] den [ ]

69 H   Neen hij ont-oudert u, maer wil u niet   ontrieven,  
  K1   [   ] ontrieven;  
  K2   Neen, [   ]

70 Ha α Hij doet u t'eener tijdt verliesen en verlieven,  
  b   {Hij doet u} [t'eener ]
  b   {Dus moet ghij} [t'eener ]
  H-Ot β Dus moet ghij [ ]

71 Ha α Hij gheeft   u (is het niet genadelijck gerooft?)
  b β Dus [ ] hij nemende (dats verre van gerooft)  
  c   [   ] {verre van} [ ]
  c   [   ] {hemellijck} [ ]
  d   [   ] hemellijck [ ]

72 Ha   Voor zoo   beminden   cop   zoo minne waerden Hooft.
  b   Hier [ ] verwaerden   [ ]   daer [zoo] vermaerden [Hooft.]  
  H-Ot   [   ] Kopp [ ]
 
  [onderschrift]  
  H   Constanter. vio. Kal. Ian. 1620.  
  Ot   mdcxx.  
  K1   [geen onderschrift]  

eindnoot1
Unger 1885, p. 10. Roemer Visscher werd op 11 februari 1620 begraven (zie Worp 1976, p. xix, n. 1). De vermelding bij Unger onder 1619 verstoort de daar gegeven chronologische volgorde, maar komt wel overeen met de tekst in het handschrift waarop Unger zich baseert, thans in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (134 C 27). De datum, 11 februari, en de vooropplaatsing van Anna's naam geven mij echter voldoende grond voor de veronderstelling dat Huygens toch pas een jaar later, op de begrafenis van Roemer Visscher, persoonlijk met haar kennisgemaakt heeft. Dat hij bij diezelfde gelegenheid ook ‘Hooft en de anderen’ heeft ontmoet, ligt dan voor de hand.
Deze hypothese wint aan waarschijnlijkheid door wat de vermoedelijke bron laat zien, die Constantijn Huygens iv heeft gebruikt bij het samenstellen van het dagboek van zijn grootvader. Voor deze jaren is namelijk een blad met autobiografische aantekeningen van Huygens bewaard gebleven (Koninklijke Bibliotheek, ka xxxixa, uitgegeven in Boot 1873). Bij 1619 heeft dit blad enkele doorhalingen. Na de vermelding van zijn bezoek aan de Dordtse synode schreef Huygens: ‘11 febr. Annae Roemer innotui’. Op deze aantekening volgt er een met de datum ‘19 April’ die later werd gewijzigd in ‘21 Mart’. De daaropvolgende notitie betreft 1620: ‘25 Aprilis Venetias’. Nu blijkt de vermelding van de kennismaking met Anna Roemers door Huygens zoals hierboven is aangegeven, te zijn doorgehaald en vooraan 1619 opnieuw te zijn geschreven, nog voor ‘7 Jan.’. Met een andere pen heeft Huygens daar later aan toegevoegd ‘et Hoofdio ceterisque’. Mijns inziens verplaatste Huygens deze mededeling per ongeluk in de verkeerde richting. Als hij werkelijk 1619 had bedoeld, dan zou hij door middel van een verwijsteken de verstoring in de chronologie hebben voorkomen. Bij 1620 zou zo'n fout niet zijn opgetreden.
eindnoot2
Zie Leendertz-Stoett 1, p. 166; Tuynman en Van der Stroom. nummer 156.
eindnoot3
Leendertz 1931, no. 221; Schenkeveld-Van der Dussen 1979-1980, p. 14, n. 11.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken